Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Inzicht en uitzicht (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Inzicht en uitzicht
Afbeelding van Inzicht en uitzichtToon afbeelding van titelpagina van Inzicht en uitzicht

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.45 MB)

XML (0.69 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Inzicht en uitzicht

(1978)–Joop den Uyl–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Opstellen over economie en politiek


Vorige Volgende
[pagina 79]
[p. 79]

Fundamentele democratisering

Vernieuwing van het denken

De vijftiger jaren worden gekenmerkt door een behoefte aan new thinking onder socialisten, aldus een recente constatering van een Engelse criticus. Zo bezien heeft de pvda haar voorlijkheid onder haar zusterpartijen opnieuw bewezen, toen ze reeds in 1949 opdracht gaf tot opstelling van een uitgewerkt toekomstprogram. De Weg naar Vrijheid, produkt van deze opdracht, verscheen in 1951. Sindsdien zijn er in verschillende socialistische partijen in West-Europa aanlopen tot soortgelijke publikaties genomen. De Labourparty is bezig met de publikatie van een tiental programmatische geschriften. De spd organiseerde een aantal congressen, waar nieuwe formuleringen werden aangeboden. Ze nam nadrukkelijk afstand van een algemene toepassing van het socialisatiebeginsel en beklemtoonde de betekenis van de werking van de concurrentie en het prijsmechanisme naast de planmatige ordening. De Socialistische Internationale organiseerde enkele deskundigenconferenties, waar, bij alle spraakverwarring aan internationale conferenties eigen, tenminste de behoefte aan re-thinking duidelijk kwam vast te staan. Deze behoefte valt tot de volgende oorzaken te herleiden.

 

1 De totstandkoming na de oorlog van de welfarestate, de sociale verzorgingsstaat, betekende in belangrijke mate de inlossing van socialistische programs uit de interbellaire periode. Met de emancipatie van het proletariaat dreigt het socialisme, voor zover het de belichaming van deze emancipatiestrijd is geweest, zijn bestaansrecht, althans zijn stuwkracht te verliezen. Vandaar de vraag, wat moet er gebeuren als volledige werkgelegenheid en sociale zekerheid gewaarborgd zijn?

 

2 De periode van uitbreidende welvaart en voortdurende voorspoed, die na de bedwinging van de Korea-crisis aanbrak en tot op vandaag voortduurt (ondanks bestedingsbeperking in de Europese provincie: Nederland) wordt gekenmerkt door een aantal, deels geheel nieuwe, sociale verschijnselen, waar in socialistische programs tot dusver onvoldoende rekening mee kon worden gehouden. Deze verschijnselen hangen ten dele trouwens niet zozeer samen met de economische voorspoed als wel met de kenmerken van de welvaartsstaat als zodanig: toegenomen invloed van de overheid, opkomst van nieuwe heersende groepen, verdwijnen van de vrees voor ontslag en gebrek, verdringing van het individu door de maatschappelijke organisaties.

[pagina 80]
[p. 80]

3 De technische ontwikkeling - automatie, kernenergie - gaat gepaard met sociale en economische veranderingen (concentratie, integratie, vergroting dienstensector), die tot nieuwe toetsing van oude beginselen dwingen. Overziet men dit complex van oorzaken, dat tot heroriëntering uitnodigt, dan wordt het duidelijk dat de voorlijkheid van de pvda ook haar bezwaren heeft. Toen De Weg naar Vrijheid werd geschreven leefden we op de kentering van schaarste naar overvloed. De eerste vijf, zes na-oorlogse jaren, die toen konden worden overzien, lieten nog nauwelijks iets vermoeden van de specifieke welvaartsproblemen, die het tweede lustrum na ′45 zo′n totaal ander gezicht gegeven hebben als het eerste. De automatie stond nog in de kinderschoenen (een recente literatuurlijst vermeldt meer dan duizend boeken en tijdschriften - leve de schrijfhonger) en de vreedzame toepassing van atoomenergie leek nog veraf. Oppervlakkig bezien bestaat er dus alle reden het werk nog eens dunnetjes over te doen. Op grond van de beproefde wijsheid over de oude en de nieuwe schoenen, bestaat er echter reden om eerst eens na te gaan in hoever de grondgedachten van De Weg naar Vrijheid zijn verwerkelijkt, dan wel bestand gebleken tegen het slijtageproces van de snelle maatschappelijke veranderingen.

Vrijheid en gelijkwaardigheid als socialistische normen

De Weg naar Vrijheid was een eerste poging om de inhoud af te tasten van socialistische grondbeginselen in een maatschappij, die de scherpte van haar kapitalistische trekken had verloren. Daartoe werd uitgegaan van de vrije ontplooiing van de mens als norm voor socialistische politiek. Het nadrukkelijk voorop stellen van de vrijheid als norm hield natuurlijk een bewuste keuze in. Na alle afschuwelijkheden in naam van het socialisme bedreven in de totalitaire staten wilde daarmee gezegd zijn, dat het democratisch socialisme de menselijke vrijheid vooropstelt, zij het ook een gekwalificeerde vrijheid, een vrijheid voor allen en een vrijheid in gemeenschap en verantwoordelijkheid. Hoewel met deze keuze werd aangehaakt bij een oude socialistische traditie is er op deze vooropstelling van de vrijheid behalve van buitenstaanders, die de handschoen wat wantrouwend opraapten, ook wel kritiek geweest uit eigen kring (‘een vvd voor armelui’). De sociale gerechtigheid, nauw verbonden met de idee der gelijkwaardigheid van alle mensen, werd dan als hoogste norm voor het socialisme en tegelijk als tegenhanger van een verabsolutering der vrijheidsgedachte gezien.

Deze tegenoverstelling is onjuist. Beide ideeën hangen niet alleen historisch samen, maar ontplooiing in vrijheid veronderstelt de notie van de gelijkwaardigheid in die zin, dat de minstbegaafde een gelijke mogelijkheid heeft tot ontplooiing naar zijn aard als de meestbegaafde. Naar de woorden gesproken in Cromwells legerkamp ‘Really I believe that the poorest he in England hath a life to live as the greatest he’. Omgekeerd verliest de idee van de fundamentele gelijkwaardigheid van alle mensen, gebaseerd op de

[pagina 81]
[p. 81]

‘oneindige waarde’ van de enkele mens elke zin als men deze gelijkwaardigheid door dwang en met verlies van wezenlijke vrijheid tot uitdrukking zou proberen te brengen. Dan blijft de gelijkheid, doch de waardigheid is verloren.

Niettemin meen ik dat als Leitmotiv van het planboek terecht de vrijheid is gekozen, omdat een duidelijke positiebepaling ten opzichte van hen, die in naam van de sociale rechtvaardigheid de vrijheid om hals brengen nog steeds geboden is én omdat in het vrijheidsbegrip de gelijkwaardigheid besloten ligt. Sterker, de vrijheid krijgt pas inhoud als zij de humaniteit van de oneindige waarde van elke mens gestalte geeft. Ik heb deze ietwat plechtige beschouwing nodig omdat de structurele kritiek, die zich op onze huidige maatschappijfase richt, eerst mogelijk wordt, wanneer vrijheid en gelijkwaardigheid in onderling verband worden gezien.

Vervulde en onvervulde wensen

Het procédé, dat in De Weg naar Vrijheid wordt gevolgd, is vrij eenvoudig. Uitgaande van de vrijheidsnorm wordt nagegaan, welke belemmeringen er in onze huidige maatschappelijke orde - na alle hervormingen en verbeteringen van de laatste decennia - gelegen zijn voor de mensen om zich veilig en vrij te voelen, zich van hun verantwoordelijkheden te kwijten en zoveel mogelijk deel te hebben aan dat geheel van waarden, dat we cultuur noemen.

Geconstateerd wordt dat de historische taak van de emancipatie der arbeiders voor een belangrijk deel ten uitvoering is gebracht. De armoede is grotendeels verdwenen, de grondtrekken van een rechtsorde van de arbeid zijn ontstaan, het instrumentarium van de overheid is zodanig voorzien, dat zekere waarborgen tegen werkloosheid en calamiteiten zijn geschapen. De sociale tegenstellingen zijn verzacht, er is een begin van medezeggenschap aan de voet en gelijkwaardigheid aan de top (de Sociaal-Economische Raad), de arbeidsverhoudingen binnen het bedrijf zijn gehumaniseerd en er is een nieuw ondernemersethos ontstaan. In het kader van lands- en gemeentepolitiek is veel gedaan om het menselijk lot van de sociaal kwetsbaren te verbeteren: gezondheidszorg en maatschappelijk werk, de volkswoningbouw. De poorten der cultuur zijn voor de grote massa op een kier gegaan: bibliotheekwezen, volksopvoeding, kunstsubsidiëring. De verhoudingen zijn inderdaad grondig veranderd. Het revolutionaire sentiment wordt in de welvaartsstaat sterker gevonden bij hen, die door de nieuwe ontwikkeling hun oude machtsposities bedreigd zien dan bij de grote massa voor wie een nieuwe wereld open gaat, al is het maar op de bromfiets.

De Weg naar Vrijheid laat dit alles niet onvermeld, waardeert het en trekt allerlei ontwikkelingslijnen door. Het plan is daarbij bedacht op een zo groot mogelijke verscheidenheid van geledingen en functies ter vermijding van centralisme en ter stimulering van het dragen van eigen verantwoordelijkheid.

[pagina 82]
[p. 82]

Op enkele kardinale punten wordt echter een structureel ingrijpen bepleit. Daar wordt als men wil ‘architectonische kritiek’ geleverd. Dat geldt gebreken in onze maatschappelijke orde, die bij alle vooruitgang een gevaar voor het voortbestaan van die orde opleveren en dus van vitale betekenis zijn. Deze gebreken betreffen de ongelijkheid in de bezitsverhoudingen, die doorwerkt in de inkomensverhoudingen en een permanente bron van gevoel van ontrechting en conflicten betekent. Daarmee hangt nauw samen de geringe verticale mobiliteit en de ongelijkheid van ontwikkelingskansen, die ten dele het gevolg zijn van de ongelijkheid in bezits- en inkomensverhoudingen, ten dele voortvloeien uit de verstarring van de grenzen tussen de sociale groepen in ons land. Ongelijkheid van kansen is slechts een alternatieve uitdrukking voor een schrikbarende achterstand in opleiding en ontwikkeling van de massa van ons volk, die weer op zijn beurt een latente bedreiging vormt voor het behoorlijk functioneren van de democratie. Ongelijke bezitsverhoudingen, ongelijke ontwikkelingsplannen, achterstand in opleiding en ontwikkeling, ze zijn tegelijk een gevolg van een voorwaarde voor het voortduren van een ongelijke machtsverdeling in onze maatschappij.

 

Terwijl in De Weg naar Vrijheid een samenstel van maatregelen wordt ontwikkeld om in deze verhoudingen verbetering te brengen, moet worden geconstateerd, dat in de afgelopen jaren al bijzonder weinig is gebeurd, dat in deze richting gaat. Het meest heeft tot dusver de ongelijkheid van kansen aan een bredere groep geappelleerd en men krijgt de indruk, dat langzaamaan onze onderwijskaravaan in beweging komt. De cbs publikatie De Nederlandse jeugd en haar onderwijs geeft onderstaande cijfers:

Deelneming aan het voortgezet onderwijs van de 15-17 en de 18-20 jarigen in % van de bevolking in de desbetreffende leeftijdsgroepen.

  Jaren 15-17 jarigen 18-20 jarigen
Full-time 1930 15,4 5,2
onderwijs 1940 22,1 6,8
  1951 27,9 9,0
  1954 30,2 9,0
Part-time 1930 14,4 6,3
onderwijs 1940 10,4 6,0
  1951 16,0 11,4
  1954 18,6 12,4

Tegenover dergelijke moedgevende verschijnselen staan echter feiten, die in de omgekeerde richting wijzen zoals de te sterk toegenomen denivellering sinds daar in 1953 mee begonnen werd, de afbrokkeling van de publieke sector (klm-aandelen), die onder de bestaande verhoudingen de ongelijkheid

[pagina 83]
[p. 83]

in de vermogensverdeling zal versterken, de ondermijning van de geleide loonpolitiek en verschillende restauratieve tendensen in het sociale vlak.

De genoemde gebreken zou men in hun onderlinge samenhang wellicht het best kunnen aanduiden als het zich handhaven van sterke oligarchische structuren in onze samenleving. De term is helaas zwaar belast, maar ze lijkt me bruikbaar omdat tal van nieuwe verschijnselen in de economische welvaartsperiode deze structuur in de hand werken. De Engelse theoreticus Crossman spreekt in dit verband van the age of oligopolyGa naar eind1.

Bezit en macht

In de discussie rondom het vraagstuk van de bezitsvorming is van de hand van de confessionele partijen sterk de nadruk gelegd op de noodzaak via de persoonlijke bezitsvorming het emancipatieproces van de niet-bezittenden te voltooien. Socialisten hebben dat altijd anders gezien. Voor hen was en is de deproletarisatie een zaak van het verschaffen van gelijkberechtiging aan de arbeider op grond van zijn functie in het produktieproces. Meer ook dan het protest tegen het prestatieloos inkomen is het verzet tegen de machtspositie van de bezitter een element van socialistische strijd geweest. Die strijd is in de ogen van velen beslist door de bevoegdheden, die de staat ten aanzien van de beschikking over het bezit heeft verworven. De scheiding tussen bezit en beheer, zoals deze in de naamloze vennootschap formeel haar beslag kreeg, leek een argument temeer om de bezitsverhoudingen uit een oogpunt van machtsverhoudingen binnen de staat als van te verwaarlozen betekenis te beschouwen. Vooralsnog dienen hier echter enige vraagtekens te worden gezet.

In de eerste plaats is de scheiding tussen bezit en beheer in de nv door de veelvuldige toepassing van oligarchische clausules in feite opgeheven, waar de essentiële beheerswetten door de bezitter van slechts enkele aandelen kunnen worden uitgeoefend.

In de tweede plaats zou eerst nader onderzoek kunnen aantonen of niet de kleine groep van directeuren en commissarissen van de grote ondernemingen voor een belangrijk deel samenvalt met de plm. 2 pct. van de gezinshoofden, die bezitters zijn van bijna de helft van het totale belaste vermogen in ons land.

In de derde plaats heeft een uitvoerig onderzoek van Vinke aangetoond, dat het milieu, waaruit de directeuren en commissarissen van nv′s worden gerecruteerd nog vrijwel een gesloten milieu is. Vinke heeft bij 298 van de 300 nv′s waarvan de aandelen ter beurze genoteerd zijn en bij een steekproef van 309 van de 944 besloten nv′s met een kapitaal van f 500.000,- en meer nagegaan wat het beroep van vaders en grootvaders van directeuren en commissarissen was.Ga naar eind2 Hij vond, dat meer dan de helft van de directeuren afkomstig was uit de sociale toplaag en nog geen 5 pct. uit de lagere sociale groepen, die 70 pct. van de Nederlandse beroepsbevolking vormen. Hij meent

[pagina 84]
[p. 84]

dat de gevonden cijfers ‘een waarschuwing bevatten tegen opvattingen, gebaseerd op een paar spectaculaire gevallen, dat in de grote Nederlandse concerns iedereen de kans zou hebben directeur te worden. De keuze van een directeur heeft stellig iets te maken met sociale standing’. Opvallender nog is dat afkomst van de directeuren van de open nv′s meer aan het hogere milieu gebonden bleek dan de afkomst van directeuren van besloten nv′s. De openbaarheid van nv′s is dus bepaald geen remedie tegen nepotisme.

Moet op grond hiervan nu de conclusie volgen dat de ondernemers een gesloten klasse vormen? Dit zou bepaald teveel gezegd zijn. Het ondernemersmotief in onze tijd is te gevarieerd om de ondernemers onder het begrip klasse in de zin van Marx en Weber, dus gebonden aan de verdediging van de economische belangen van een groep, onder te brengen. De opvatting overheerst thans dat het klassebegrip in deze zin een ondergeschikte rol speelt en verdrongen is door het statusbesef, dat op de uitoefening van een bepaalde maatschappelijke functie berust. Het statusbesef is bij de managers van het bedrijfsleven inderdaad zeer levendig en het kan te gelegener tijd zeer wel met rudimenten van economisch klassebewustzijn hand in hand gaan. De bedrijfsmanagers vormen met de topambtenaren, een gedeelte van de beoefenaren van de vrije beroepen en de financiële aristocratie een duidelijk herkenbare toplaag in onze maatschappij. Weliswaar is volgens Raymond Aron het kenmerk van de elite in het Westen, dat ze in tegenstelling tot de elite in de monolithische staten een verdeelde elite is, waar bovendien in ons land de confessionele scheidslijnen doorheen spelen, het neemt niet weg dat deze toplaag nog altijd van een vervaarlijke geslotenheid is.

Opleiding en macht

De uitermate geringe sociale mobiliteit geldt niet alleen voor de managers in het bedrijfsleven. Kuiper onderzocht in een representatieve steekproef de afkomst van beoefenaars van vrije beroepen. Hij vond dat van 2714 artsen, specialisten, tandartsen, dierenartsen en advocaten slechts 0,7% een vader had, die arbeider was. Zijn conclusie is, dat mobiliteit naar deze beroepen zeldzaam is. Opvallend is dat deze mobiliteit bij artsen groter is dan bij advocaten, ofschoon de artsenstudie duur is en een jong arts enig kapitaal nodig heeft om een praktijk te beginnen. Van Heek knoopt daar de opmerking aan vast: ‘Hoewel de kosten van het kopen van een praktijk hoog mogen zijn, het schijnt gemakkelijker te zijn om geld te lenen dan om maatschappelijke relaties op te bouwen.’(2)

Hoewel Van Tulder in een onderzoek heeft gevonden dat de opstijgingscapaciteit van de geschoolde en ongeschoolde arbeiders sinds 1919 voortdurend groter is geworden, is het wel overbodig nogmaals de cijfers te geven, die de feitelijke onmogelijkheden van opstijging in één generatie van arbeiderskinderen naar een academisch beroep onder de bestaande verhoudingen illustreren. Dat is niet alleen een kwestie van geld. De opbloei van statusge-

[pagina 85]
[p. 85]

voelens in de welvaartsstaat vervangt de klasse-barrière door een drempel tussen de sociale lagen, waar de man, die omhoog wil, gemakkelijk over struikelt. Engeland heeft als symbool daarvan de figuur gecreëerd van Lucky Jim, de jongen van eenvoudige komaf, die met een beurs studeert, vlot zijn examens doet, snel een baantje krijgt en dan bemerkt dat hij toch overal buiten staat, bij alles waar de Engelse maatschappij in haar leidende lagen van leeft - tot hij verbitterd en rancuneus z′n geluk beproeft bij de hard-boiled zakenlui van de Conservatieve Partij.

De verwerkelijking van gelijke kansen is een langdurig proces. Het enig werkelijk effectieve middel is verlenging van de leerplicht en uitbreiding van het algemeen vormend onderwijs, dat de minimumbasis verbreedt. Beurzen en schoolpsychologische diensten zullen lapmiddelen blijven. Precies als bij de inkomensverdeling de verhoging van de loonvloer, dus het optrekken van de laagstbetaalden, het meest effectieve middel is tot verkleining van inkomensverschillen. Als die gemeenschappelijke basis eenmaal breder is, zal daardoor ook het karakter van het maatschappelijk verkeer, de verhoudingen tussen de sociale groepen zelf, veranderen. Daar is na 1945 nog bijzonder weinig aan gebeurd. De wijkgedachte is doodgebloed na nauwelijks tot leven te zijn gekomen. We bouwen weer net als vroeger een buurt voor de a-socialen, één voor de ongeschoolde arbeiders, één voor de betere arbeiders, één voor de kantoorheren-middengroepers en de toplaag bouwt voor zichzelf.

De werkelijkheid van de machtsvorming in onze maatschappij is, dat van de thans aan bod zijnde generatie 85 pct. niet meer dan lagere school heeft gehad. Afgezien van een kleine minderheid van begaafden en energieken onder hen, doet deze 85 pct. niet mee, behalve bij de stembus. Zij komen (nog niet 1 pct. van deze groep) soms op een politieke vergadering, maar hun krant ritselt van de vreemde woorden en de spreker ritselt mee, al doet hij nog zo zijn best. Van de resterende 15 pct. heeft 4 à 5 pct. een middelbare opleiding en 1 pct. een universitaire. Van die laatste groep is driekwart afkomstig uit de hogere milieus. Daar ligt de sleutel van de machtsverdeling en - niet het framework, maar wat het vlees en bloed van onze democratie moet zijn.

Er wordt terecht geklaagd over het halve falen van een instituut als de ondernemingsraden en de schuld ligt stellig in hoofdzaak bij de onmacht van de vakbeweging, die er geen mensen voor heeft en er de mensen niet warm voor krijgen kan. Als men bedenkt, dat het werk in de ondernemingsraden voor 80 à 90 pct. moet worden verricht door mensen (veelal oudere arbeiders), die uitsluitend een lagere schoolopleiding achter de rug hebben is het wonderbaarlijk dat er nog zoveel van terecht komt. Maar de medezeggenschap krijgt eerst inhoud en de machtsvorming een nieuw perspectief als de formidabele kloof, die nu nog de smalle leidende laag van de grote massa van het volk scheidt, ten slotte is overbrugd. De vraag rijst wellicht of het geschetste beeld wel klopt met de belangrijke positie, die de socialisten in de regering, in de provinciale en stedelijke besturen, in de vakbeweging, in pers, radio, maatschappelijk en cultureel werk innemen. Die positie is inderdaad belangrijk, maar ze is nog overwegend tot het politieke en bestuurlijke terrein

[pagina 86]
[p. 86]

beperkt, al is na 1945 ongetwijfeld van een sterke doordringing van socialistische invloed in sectoren, waar de socialisten er nooit aan te pas kwamen, sprake. Er zijn echter nog verschillende sectoren, waar de socialisten vrijwel geheel buiten spel staan (het particuliere bedrijfsleven) en verschillende andere, waar hun invloed ver blijft beneden hun aandeel in de bevolking. Voor de verklaring, zie bovenstaande. Eerst als dat veranderd is, zal het emancipatieproces voltooid zijn.

Vergroting van verticale sociale mobiliteit

Het program dat uit de voorafgaande beschouwingen resulteert houdt in dat de marsroute in De Weg naar Vrijheid gegeven nog steeds als juist moet worden beschouwd. Het doel is een grotere verticale mobiliteit, een snellere doorstroming, die een rem kan vormen tegen te scherp gemarkeerde status-gevoelens. Een rem, geen garantie. De Verenigde Staten zijn er ten voorbeeld, dat in een snel doorstromingsproces statusverschillen ook kunnen worden toegespitst. Maar als men meent, dat socialisme in deze periode een sterk moreel appèl mist, dan ligt hier een wijd veld braak.

De grotere verticale mobiliteit moet van twee kanten worden aangepakt: door verbetering van onderwijs en door hervorming der bezitsverhoudingen. Tezamen kunnen deze een verschuiving in de machtsverhoudingen bewerkstelligen, die op haar beurt weer een voorwaarde is tot een grotere sociale mobiliteit en fundamentele democratisering. Hervorming der bezitsverhoudingen moet worden verkregen door verhoging van successierechten, een begrotings- (en belasting)politiek, die op schuldaflossing is gericht en door persoonlijke bezitsvorming. Dit laatste is uit een oogpunt van verbetering der machtsverhoudingen vrijwel zonder betekenis. Daar het ons evenwel in het bijzonder om een spreiding van macht begonnen is, zal het zwaartepunt komen te liggen bij een hervorming van de structuur der (grote) ondernemingen, die overheid en werknemers bezitsaanspraken verschaffen. Verbetering van het onderwijs moet worden verkregen door een groter deel van het nationale inkomen ter beschikking te stellen voor beter geoutilleerde en langere opleidingen. In de gegeven verhoudingen kan dit alleen via de overheid d.w.z. via de belastingheffing. Daar ligt één van de grootste moeilijkheden van socialistische politiek. Hoge directe belastingen betekenen een druk op prestatie en spaarzaamheid. Hoge indirecte belastingen missen dit bezwaar, maar ze zijn technisch moeilijk en maar ten dele te differentiëren naar de draagkracht van degenen op wie ze afgewenteld worden. Bij een betere inkomensverdeling vormen hoge indirecte belastingen geen bezwaar. Thans betaalt de consument ze via de prijzen aan de particuliere ondernemer, die er zijn expansie mee financiert, bij een betere inkomensverdeling kan de consument ze via de prijzen aan de overheid betalen, die er de expansie van de gemeenschapsvoorzieningen (onderwijs) mee financiert. Alleen, om die betere inkomensverdeling te bereiken kunnen we nu hoge directe belastingen

[pagina 87]
[p. 87]

niet missen en dat wordt door de conservatieven, de verdedigers van hiërarchische en oligarchische structuren, meedogenloos uitgebuit. Overziet men de periode sinds de bevrijding dan is het onmiskenbaar, dat de collectieve bestedingen achter zijn gelopen bij de particuliere en in de private sfeer veel is verspild van wat de collectieve sector te kort kwam. De meest sprekende voorbeelden van deze tekorten in de collectieve voorzieningen zijn de woningbouw en het onderwijs. Ook wanneer men rekening houdt met de wenselijkheid van een sterke inkomensprikkel en een hoge winstvoet terwille van de industrialisatie, blijft het een blamage dat er tallozen zijn die zes- of tienduizend gulden kunnen neertellen voor een auto, maar geen behoorlijk huis kunnen krijgen. Dat de ontwikkeling van het motorrijtuigenverkeer praktisch ongemoeid is gelaten is trouwens evenzeer een anomalie van de welvaartsstaat. Men vergete niet dat terwijl het aantal personenauto′s in de Verenigde Staten per 1000 gezinnen nog 6 à 7 maal zo groot is als in ons land, het aantal auto′s per vierkante kilometer in ons land reeds rond twee maal zo groot is als in de Verenigde Staten.

Dit houdt geen pleidooi in voor meer overheidscontrole op zichzelf. De formulering van de Duitse socialist Karl Schiller, ‘markteconomie voor zover mogelijk, planning voor zover nodig’, vind ik ook voor onze verhoudingen juist. Het betekent wel ernst maken met vrijheid en gelijkwaardigheid in onderlinge samenhang.

Socialisme in een periode van overvloed

In het voorafgaande is vrijwel geen aandacht gegeven aan de in het begin genoemde tweede en derde oorzaak van de behoefte aan nieuwe programs onder socialisten. Het was in dit bestek niet bedoeld en niet mogelijk. Slechts voor één punt dient een uitzondering gemaakt. Verschillende auteurs, die op zichzelf niet onsympathiek staan tegenover een fundamentele democratisering, menen dat ingrijpende maatregelen als hiervoor geschetst overbodig zijn. Zij zien een grotere verticale mobiliteit ‘vanzelf’ ontstaan bij het voortduren van de economy of abundance in de welvaartsstaat. Met de groei van de welvaart worden de inkomensverschillen kleiner, de statusverschillen minder scherp, de sociale beweeglijkheid groter, de machtsgroepen bereiken een evenwicht. Dikwijls wordt dan verwezen naar de Verenigde Staten, waar het onderwijs weliswaar een veel grotere plaats inneemt, maar de staat toch evenmin rigoreus ingrijpt in de bezitsverhoudingen.

Afgezien nu van het feit, dat bij voorbeeld de successierechten in de Verenigde Staten aanzienlijk groter zijn dan in Nederland, wordt daarbij vergeten dat de Verenigde Staten geboren zijn uit een vrijheidsrevolutie, die sterk egalitair gestempeld was. Heel West-Europa heeft een volmaakt hiërarchische samenlevingsstructuur als historisch achterland en het denken in rangen en standen zit ons allen nog in het bloed. Frankrijk, West-Duitsland en Nederland zijn recordhouders wat het kaste-karakter van hun universiteitsbevolking betreft.

[pagina 88]
[p. 88]

Los daarvan geldt echter dat de voorgestelde hervormingen hard nodig zijn om tal van begeleidingsverschijnselen van de welvaartseconomie op te vangen. De oligarchische tendensen zijn niet tot het bedrijfsleven beperkt. Doorstroming en democratische wisselwerking zijn een dringende noodzaak voor de steeds groter wordende organisaties in onze geïnstitutionaliseerde maatschappij.

Het individu, verdrongen door de organisatie, eist groter speelruimte; hij revolteert tegen de sociale zekerheidsstaat, die hem gemakkelijk gaat vervelen, hij stort zich in ‘the age of participation’ op alles wat de welvaart binnen zijn bereik brengt, hij stoot zich aan allerlei vormen van collectivisme, die wezenlijk slechts noodverbanden zijn. Alleen als we hem de kans geven verantwoordelijkheid te dragen, zal hij niet revolteren.

eind1
Socialism and the New Despotism, 1956.

eind2
Transactions of the Third World Congress of Sociology; Vertical Social Mobility in the Netherlands, 1956.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken