Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Inzicht en uitzicht (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Inzicht en uitzicht
Afbeelding van Inzicht en uitzichtToon afbeelding van titelpagina van Inzicht en uitzicht

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.45 MB)

XML (0.69 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Inzicht en uitzicht

(1978)–Joop den Uyl–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Opstellen over economie en politiek


Vorige Volgende
[pagina 176]
[p. 176]

Van welvaart naar welzijn in Europa

De uitbreiding van de Europese Gemeenschap voltrekt zich onder omstandigheden, die de politieke en in het bijzonder de socialistische problematiek rondom Europa scherp belichten. Noorwegen doet niet mee op grond van een mengsel van vrees voor nationale belangen en hier en daar socialistische achterdocht tegen een kapitalistisch Europa. Europese ambtenaren staken, en demonstreren daarmee dat tegen het bewustzijn van groepsbelangen geen communautaire geest gewassen is. De Labour Party houdt haar parlementariërs weg uit Straatsburg en geeft daarmee te kennen dat voor haar de gemeenschap van het Europese socialisme vooralsnog minder betekent dan het uitvechten van de nationale strijd tegen de Conservatieven.

 

Als men deze begeleidingsverschijnselen overziet, is de vraag gemotiveerd of er wel ooit van een specifieke socialistische conceptie voor Europa sprake is geweest. Zeker socialisten, Henri Spaak voorop, hebben in de totstandkoming van de eeg een belangrijke rol gespeeld. In het parlement van de egks en later van de eeg zijn socialisten consequent opgekomen voor volledige werkgelegenheid en sociale zekerheid. In de strijd om de uitbreiding van de bevoegdheden van het parlement, in de afwijzing van de nauwe verbindingen met niet-democratische regimes als Spanje hebben socialisten voorop gelopen. Mansholt heeft op het omvangrijkste en meest ingrijpende onderdeel van de eeg-ontwikkeling, het gemeenschappelijk landbouwbeleid, zijn onuitwisbare stempel gedrukt.

Toch is, als men vraagt naar de grondslagen van het te voeren economisch en sociaal beleid, de vraag gemotiveerd naar de eigen socialistische inbreng in de ontwikkeling van de Gemeenschap.

In de jaren vijftig is het Europese eenheidsstreven bepaald geworden door de wens van de Frans-Duitse verzoening, die leidde tot de oprichting van de egks, een verworvenheid van overigens niet te onderschatten betekenis. In het midden van de vijftiger jaren is het vooral het verlangen naar verdere economische expansie geweest, dat het verdrag van Rome mogelijk heeft gemaakt. Aan de totstandkoming van de eeg lag de overweging ten grondslag, dat alleen een vergrote markt Europa ervoor zou kunnen vrijwaren verpulverd te worden tussen de supermachten. Niet een maatschappij-ideaal, maar een economisch en politiek zelfbehoud heeft het verdrag van Rome gekarakteriseerd. In die periode was in Europa de discussie gaande tussen planning en neo-liberalisme. De planninggedachte was op de terugtocht. In het Amerika van Eisenhower werd geliberaliseerd. Europa volgde. Een grote

[pagina 177]
[p. 177]

Europese markt met vrij verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal naar Amerikaans voorbeeld was het grote ideaal. Een min of meer dirigerend of oriënterend beleid werd slechts voorzien voor landbouw, vervoer en energie. Het concurrentiebeleid werd als verbodswetgeving op Amerikaanse leest geschoeid.

Ik behoef hier niet te herhalen, dat de verwerkelijking van het vrije verkeer van goederen, de afschaffing van de contingentering eerst (1962), van de interne tarieven later, gepaard is gegaan met een uitzonderlijk hoge groeivoet in de zes landen en een welhaast weergaloze toeneming van de interne handel. Gezien vanuit de idealen en verwachtingen van de jaren vijftig is de eeg een doorslaand succes geworden. Het gemiddelde levenspeil van de bevolking is meer dan verdubbeld. Volkshuisvesting is verbeterd, het bezit van huishoudelijke apparatuur, auto, televisie en telefoon is enorm gespreid. De Gemeenschap is het belangrijkste handelsblok van de wereld geworden.

In allerlei opzichten is de Amerikaanse uitdaging met succes beantwoord. De uitbreiding, de verdieping en de voltooiing van de Gemeenschap - thema van de Haagse Topconferentie (dec. 1969) - behoefden naar het leek op de Parijse Topconferentie van okt. 1972 slechts bevestigd te worden op weg naar de economische en monetaire unie.

 

Toch heeft het Parijse Topoverleg slechts weinig enthousiasme gewekt. Er zijn vele crisisverschijnselen rond de Gemeenschap tot de enige ingetrokken eerste motie van afkeuring tegen de Europese Commissie toe. Er is vooral in socialistische kring diepe twijfel of we met de Gemeenschap op de goede weg zijn. Daarmee doel ik niet in de eerste plaats op de vage taakstelling voor een ‘Europese Unie’, het woord dat nodig was toen het niet mogelijk bleek voor de politieke eenwording van Europa een enigszins gemeenschappelijke oplossing aan te geven. Los van de verschillen in permanentie over de uiteindelijk na te streven structuur van Europa zie ik een vijftal ontwikkelingen waarop de kritiek van socialisten zich moet richten.

 

1 De liberale conceptie van de éne markt heeft weliswaar geleid tot een sterke welvaartsgroei, maar evenals in de Verenigde Staten is een sterke discrepantie opgetreden tussen private overvloed en publieke armoede. Niet alleen voor de verschillende lid-staten, maar voor de eeg als geheel geldt, dat de collectieve voorzieningen ernstig tekortschieten ten opzichte van de vergrote particuliere bestedingsmogelijkheden. De verstikking van de steden, de ongeremde uitgroei van industriële centra, de verkeersonveiligheid, de milieuvervuiling, zijn evenzovele uitingen van dit verstoorde evenwicht.

 

2 Hoewel weinig transnationale fusies hebben plaatsgevonden, heeft de overheersing van de grote onderneming zozeer het produktie- en consumptiepatroon bepaald dat van een democratische besluitvorming over wat en voor wie geproduceerd wordt amper sprake is.

[pagina 178]
[p. 178]

3 De verschillen in levensomstandigheden en levenspeil, zowel geografisch als functioneel, zijn zeer groot gebleven. Van een vermindering van inkomensverschillen binnen de Gemeenschap is nauwelijks sprake. Ondanks aanzetten tot vermogensspreiding in enkele landen is de beschikkingsmacht over vermogen en over het inkomen daaruit in handen van weinigen gebleven. Het beeld van voorrang voor het rendabel maken van beschikbaar kapitaal wordt versterkt door de tewerkstelling van 10 miljoen arbeiders van buiten de Gemeenschap met beperkte rechten. Werknemers die in een positie van volstrekte afhankelijkheid en vaak willekeur verkeren.

 

4 Het verbruik van energie, grondstoffen en hoogwaardige voedingsmiddelen is meer dan gemiddeld gestegen. Hoewel het te vroeg lijkt om al te stellige uitspraken over de uitputting van natuurlijke hulpbronnen te doen, is het op zijn minst waarschijnlijk dat de eeg niet op deze weg kan voortgaan zonder zich schuldig te maken aan een beslissende bijdrage tot een onoplosbare ecologische crisis. De briefwisseling Mansholt-Barre is de uitdrukking van een fundamenteel vraagstuk, waar het Parijse Topoverleg op kousevoeten overheen gegleden is.

 

5 Ondanks het feit, dat de eeg de uitvoeren uit derde-wereldlanden sterker heeft vergroot dan de Verenigde Staten of de Oostblokstaten (mede dank zij grotere economische groei), is de eeg in gebreke gebleven een substantiële bijdrage te leveren aan de bevrijding van de arme landen uit hun positie van onmacht. In de Kennedyronde kwamen de produkten uit de ontwikkelingslanden er bekaaid af. De zelfvoorzieningsgraad voor de meeste landbouwprodukten werd te hoog gesteld (suiker!), op de Parijse Top weigerden de staatshoofden en ministers-presidenten de simpele aanbeveling van de president van de Wereldbank te volgen en de invoer van industriële produkten uit de ontwikkelingslanden jaarlijks met 15% op te voeren.

 

Nu zou het onjuist zijn de indruk te wekken alsof de Gemeenschap zich ten opzichte van deze ontwikkelingen geheel passief zou hebben gedragen. In de tweede helft van de jaren zestig is er terdege sprake van een heroriëntering van het Gemeenschapsbeleid op elk van deze gebieden. De grotere markt wordt dan minder doel op zichzelf. De Gemeenschap verliest aan glans en zoekt terecht naar een verdieping van haar beleid. Men kan echter nauwelijks zeggen dat daar een ernstig pogen aan ten grondslag ligt om zich rekenschap te geven van het soort van samenleving dat men gestalte wil geven.

Typerend is dat de meeste nadruk valt op de technisch-economische sectoren waar Europa duidelijk bij de Verenigde Staten ten achter is gebleven: kernenergie, ruimtevaart, computers, telecommunicatie, vliegtuigbouw. Nu zal ik de laatste zijn om te ontkennen, dat technologische innovatie in het technotronisch tijdperk voor de vitaliteit en zelfhandhaving van Europa een levensbelang is. Wat verontrust, is, dat nauwelijks gezocht is naar doeleinden en methoden, waarbij in aansluiting op wat in de Verenigde Staten werd

[pagina 179]
[p. 179]

bereikt voor Europa een eigen ontwikkeling werd gezocht. Het memorandum van de Commissie van maart 1976 inzake het industriële beleid van de Gemeenschappen stond sterk in het teken van het opconcurreren in deze sectoren tegen de Verenigde Staten. Gegeven de belangrijke Amerikaanse vestigingen en invloeden in al deze sectoren zou er alle aanleiding zijn geweest om de ontwikkeling van geavanceerde technologieën in Europa te toetsen aan en te kanaliseren binnen eigen sociale doelstellingen.

 

Op het achtste Congres van de Socialistische Partijen in de Gemeenschap is het te voeren economisch en sociaal beleid geplaatst binnen het raam van een herziening van de maatschappelijke orde. Die herziening moet allereerst gericht worden op een bewust en doorzichtig maken van de economische beslissingen. Het marktmechanisme faalt waar het geldt het veilig stellen van de collectieve voorzieningen. De inflatiegraad vertoont binnen Europa een structurele tendens tot toeneming. Die stijgende inflatie is de afspiegeling van massale afwentelingsprocessen. Van de overheid wordt verlangd dat ze meer en betere diensten levert, in het bijzonder onderwijs en gezondheidszorg, maar we weigeren ervoor te betalen met een beperking van de toeneming van de particuliere consumptie.

Die massale afwenteling leidt tot overbesteding, betalingsbalanstekorten, muntverzwakking en werkloosheid. Een evenwichtige economische ontwikkeling is alleen mogelijk als de georganiseerde werknemers in staat worden gesteld medeverantwoordelijkheid te dragen voor produktie en verdeling. Dat betekent uitbreiding van medezeggenschap, vermogensspreiding en verkleining van inkomensverschillen.

Een inkomenspolitiek, die alle soorten van inkomens omvat is niet op nationale schaal tot een sluitend systeem te maken. Inflatiebestrijding zal daarom alleen lukken als in Brussel overeenstemming wordt bereikt over de richtlijnen voor een Europese inkomenspolitiek met alle implicaties daarvan.

Een inkomenspolitiek wordt opgeblazen als ze niet berust op een beheersing van de investeringen. Investeringsbeheersing vergt tenminste een indicatieve planning van de grote investeringen in de belangrijkste bedrijfstakken. Het sectorbeleid zoals de Commissie dat in een basisconcept heeft neergelegd is gericht op steunmaatregelen en herstructurering. Het gaat evenwel om coördinatie van industriële expansie, getoetst aan de gevolgen van die expansie voor werkgelegenheid, ruimtelijke ordening, gelijkmatige inkomensverdeling, leefmilieu en de behoeften tot afzet op de Europese markt van de ontwikkelingslanden.

 

Ik moet in een schetsmatige aanduiding afzien van het aangeven van instrumenten, die gehanteerd moeten worden om een blinde welvaartsgroei om te buigen naar een doelbewuste welzijnsontwikkeling. Ik spreek daarom ook geen oordeel uit of en hoeveel industrieën aan particuliere eigendom onttrokken en gecommunaliseerd zouden dienen te worden. Wel pleit ik ervoor dat gebroken wordt met het bijgeloof dat vrijmaking van het verkeer van

[pagina 180]
[p. 180]

goederen, personen en kapitaal op zichzelf en zonder meer tot meer optimale verhoudingen zal leiden. Na de jaren van liberalisatie binnen de Gemeenschap heeft nu het uur geslagen voor de doelbewuste beleidsintegratie, dit wil zeggen de toetsing van investeringen en winstbestemming aan de bevordering van ontplooiing, verbetering van het leefmilieu en verkleining van inkomensverschillen.

 

Dat betekent, om een aantal voorbeelden te noemen, de noodzaak van

•afremmen en wellicht geheel stoppen met het supersonisch luchtverkeer;
•beperken van de tonnenmaat van tankers en carriers, die de Europese havens opschepen met onoverzienbare kosten van infrastructuur;
•overschakeling van energie-intensieve naar energiebesparende produktie en transportmethoden;
•consequente voorrang in het internationale verkeer aan ruimte- en energiebesparende vormen van openbaar vervoer;
•selectieve toepassing van de computerisatie, met name in de dienstverlening, met het oog op schadelijke uitwerking op werkgelegenheid, en arbeidsvreugde;
•stelselmatige pogingen om na een eeuw van steeds verdergaande arbeidssplitsing via taakverbreding een nieuwe betrokkenheid van mensen bij hun dagelijks werk tot stand te brengen;
•uitbreiding van de activiteiten van het Sociaal Fonds, gericht op herscholing en bevordering van de mobiliteit voor de werknemers;
•een zodanige afstemming van industrie- en arbeidsmarktbeleid, dat de inschakeling van arbeiders van buiten de Gemeenschap geleidelijk kan worden teruggebracht, onder voorwaarde dat in de landen van herkomst voldoende investerings- en scholingsbijdragen worden geleverd, zodat de mindere werkgelegenheid in de Gemeenschap meer dan gecompenseerd wordt;
•afstemming van het landbouw- en industriebeleid op een jaarlijks scherp te programmeren toeneming van de invoer van verwerkte landbouw- en industriële produkten uit de ontwikkelingslanden.

Te lang is het scheppen van een Europese markt als een ideaal in zichzelf gezien. De Europese markt is goeddeels een feit. Ze heeft produktiviteit en welvaart vergroot. Ze heeft de ongelijkheid in inkomen en vermogen, in macht en kennis scherper reliëf gegeven. De jeugd van Europa loopt niet meer warm voor groter en groter alleen. Zoals de Olympische Spelen als een pure jacht op records hun glans hebben verloren, zo biedt de immense schaalvergroting die de Euromarkt bracht geen inspiratie meer. Toen Rotterdam jaren geleden de grootste haven van de wereld werd, was dat in Nederland een nationale gebeurtenis. Vandaag zegt men: ‘de grootste haven van de wereld. So what?’ Hoe leven de mensen in Rotterdam en het Rijnmondgebied. Hetzelfde is gebeurd met de eeg. De produktiecijfers imponeren niet meer. Vandaag kan de Europese integratie alleen nog haar zin bewijzen door een verbetering van de kwaliteit van het bestaan van de mensen in de negen landen van de eeg.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken