Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De parel van koning Réputal (1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van De parel van koning Réputal
Afbeelding van De parel van koning RéputalToon afbeelding van titelpagina van De parel van koning Réputal

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.27 MB)

XML (0.03 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
jeugdliteratuur

Subgenre

plaatwerk / prentenboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De parel van koning Réputal

(1938)–J. Vadeen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 1]
[p. 1]

De parel van koning Réputal

 
Heel ver, tussen hoge bergen,
 
In een mooi gelegen dal,
 
Woonde eens een dwergenvolkje,
 
Onder Koning ‘Réputal’.
 
 
 
't Volkje woonde niet in huizen,
 
Zoals men bij ons dat ziet,
 
Neen, een huis van hout of stenen,
 
Kenden daar de dwergen niet.
 
 
 
Maar, heel netjes uitgehouwen,
 
In de harde bergenwand,
 
Had een ieder toch een huisje,
 
Groot of klein; naar rang of stand.
 


illustratie

[pagina 2]
[p. 2]
 
Boven al die dwergenhuisjes
 
Met het uitzicht naar het dal,
 
Stond het prachtige paleis, van
 
Dwergenkoning ‘Réputal’.
 
 
 
De ministers van den Koning
 
Woonden vlak nabij 't paleis,
 
Zeven langgebaarde dwergen,
 
En ze keken heel erg wijs.
 


illustratie

[pagina 3]
[p. 3]
 
Koning Réputal, of ‘Répu’
 
Meestal door zijn volk genoemd,
 
Was geliefd bij alle dwergen
 
En zijn goedheid werd geroemd.
 
 
 
Alle dwergen werkten vlijtig
 
In de bergen of in 't dal,
 
Luiaards werden niet gedoogd hoor!
 
In het land van Réputal.
 
 
 
Velen waren schapenhoeder,
 
Jager, visser enzovoort,
 
Ook de landbouw gaf veel arbeid
 
In dat mooigelegen oord.
 
 
 
Sport en spel werd véél beoefend,
 
Tennis, schaken, wat niet al.
 
Voetbal gaf hun ook veel vreugde,
 
Kunst'naars waren 't met de bal.
[pagina 4]
[p. 4]
 
En bij rennen op hun dieren,
 
Reebok, gems of de gazel,
 
Toonden zij zich flinke ruiters
 
Reden als de wind, zo snel.
 
 
 
Zó nu leefden onze dwergen
 
Vrolijk - blij - en rustig voort,
 
Nimmer werd door twist of tweedracht
 
Er de vrede ooit verstoord.
 
 
 
Was dat niet een heerlijk landje?
 
Ja, men zeide weleens, dat
 
Réputal, de Dwergenkoning,
 
Een soort ‘Tovermacht’ bezat.
 
 
 
Tovermacht? Kon dat wel waar zijn?
 
Had hij dan een toverstaf?
 
Neen! Maar toch was er een wonder,
 
Dat die blijde stemming gaf.
 


illustratie

[pagina 5]
[p. 5]
 
't Was een Parel, die de Koning
 
Kreeg van wijsgeer Bibliot,
 
Die als kluizenaar daar leefde,
 
Hoog in 't bergland, in een grot.
 
 
 
Honderd jaren was die wijsgeer
 
En hij was héél, héél geleerd.
 
Om zijn wijsheid door de dwergen
 
En hun Koning zéér geëerd.
 
 
 
Eens, het was op de verjaardag
 
Van zijn Koning Réputal,
 
Kwam, om hem geluk te wensen,
 
Bibliot eens naar het dal.
 
 
 
Evenals nog vele dwergen
 
Was hij naar 't paleis gegaan
 
En hij bood toen aan den Koning
 
Deze Wonderparel aan.
[pagina 6]
[p. 6]
 
‘'t Is’, zei hij, ‘Een Wonderparel
 
Die een blijde stemming geeft.
 
En ook troost en vreugd' zal schenken
 
Aan dengene, die ze heeft.
 
 
 
Als U deze Wonderparel
 
In 't paleis een plaatsje geeft,
 
Zult U zien, dat heel ons volkje
 
Steeds tevreé en blijde leeft.’
 
 
 
Zeer verrast door zulk een gave,
 
Sprak de Koning toen spontaan:
 
‘Voor ons volk en voor mijzelve,
 
Neem ik graag die parel aan.
 
 
 
Trouw zul ik ze doen bewaken,
 
Dat beloof ik U gewis,
 
Daar 't geluk van heel ons volkje
 
Nauw verbonden ermee is.’
[pagina 7]
[p. 7]
 
En hij borg de Parel, denkt ge
 
In een kast of kluit misschien?
 
Neen! 't Is beter, dacht de Koning.
 
Dat ze aldoor wordt gezien.
 
 
 
Daarom had hij uitgekozen -
 
In 't paleis - een grote zaal;
 
In het midden stond een tafel
 
En daarop, Een Gouden Schaal.
 
 
 
Op die open, gouden schaal nu,
 
Werd de parel neergelegd
 
En al lijkt dal niet zo veilig,
 
Toch was het idee niet slecht.
 
 
 
Want wel zestien keursoldaten,
 
Van des Konings eigen wacht,
 
Waakten, - telkens met z'n vieren -
 
In die zaal toen dag en nacht.
 


illustratie

[pagina 8]
[p. 8]
 
‘Zo, dáár is de parel veilig,’
 
Sprak de Koning, ‘'k ben gerust,
 
Daar nu iedere seconde
 
Er een wakend oog op rust.’
 
 
 
Het geheim, waardoor de dwergen
 
Met hun Koning Réputal
 
Altijd maar zo prettig leefden,
 
Kent ge nu, geheel en al.
 
 
 
Maar.... wie had ooit kunnen denken,
 
- In het dwergenland niet één -
 
Dat op onverwachte wijze,
 
Tòch de parel nog verdween?
 
 
 
Op een warme zomermorgen
 
Stond de wacht weer op haar post,
 
Zeer verlangend naar het uur, dat
 
Zij zou worden afgelost.
 
Snikheet was het, en zo'n wachtje
 
Werd dus niet zo graag gedaan.
 
Voor de grote warmte had men
 
Ramen heel wijd openstaan.
 


illustratie

[pagina 9]
[p. 9]
 
Door het venster viel het zonlicht
 
Op de blinkend gouden schaal,
 
Die de stralen mooi weerkaatste
 
Honderd, ja wel duizend maal.
 
 
 
En.... ge weet, wat blinkt en schittert
 
Trekt een ekster altijd aan.
 
Ongemerkt streek daar zo'n vogel
 
Neer, voor 't open vensterraam.
 
 
 
Toen, vóór iemand het besefte,
 
Schoot de ekster af op buit,
 
Pikte vlug de parel weg, en....
 
Vloog er toen het raam mee uit.
 
 
 
Hevig schrokken de soldaten,
 
Maar toen was het reeds te laat.
 
Wel klonk daad'lijk de alarmfluit,
 
Zodat ieder kwam op straat.
 


illustratie

 
Ook de Koning en Ministers
 
Waren dra reeds bij de hand
 
En het nieuws verbreidde snel zich,
 
Door 't gehele dwergenland.
[pagina 10]
[p. 10]
 
Iedereen ging aan het zoeken
 
In de bergen, in het dal,
 
In de nesten van de vogels,
 
Bos en weide.... overal!
 
 
 
Weken lang wel bleef men speuren,
 
Doch, zoals dat méér geschiedt,
 
Wèl zag iedereen toen eksters,
 
Maar de parel zag men niet.
 
 
 
Het verlies der wonderparel
 
Deed den Koning héél veel leed,
 
Maar hij was zó edelmoedig,
 
Dat hij niemand iets verweet.
 
 
 
‘Neen! De wacht heeft er geen schuld aan,’
 
Zei hij, ‘want ik weet wel, dat
 
Op zo'n diefstal door een vogel,
 
Niemand ooit gerekend had.
 


illustratie

[pagina 11]
[p. 11]
 
Laat ons allen moedig blijven,
 
Hier helpt ons geen ergernis,
 
Werkt dus, dwergen, rustig verder,
 
Net of 't kleinood er nog is.’
 
 
 
En de dwergen zaten dan ook
 
Heus niet bij de pakken neer;
 
Moedig ging men aan de arbeid,
 
Even vrolijk als weleer.
 
 
 
Vrolijk?.... ja, maar gauw al leek het;
 
Of ontbrak de ware lust,
 
Of het werk niet meer zo vlot ging
 
En, toen werd men ongerust.
 
 
 
Zelfs hun spelen en hun rennen
 
Trokken hen niet meer zo aan;
 
't Was, of 't met het heerlijk leven
 
In het dwergland was gedaan.
[pagina 12]
[p. 12]
 
Koning Réputal was zelve
 
Lang zo opgewekt ook niet,
 
Maar, dat heel zijn volkje treurde,
 
Deed hem wel het méést verdriet.
 
 
 
Uren zat hij vaak te peinzen
 
Daar hij op een middel zon,
 
Dat de blijde, goede stemming
 
Weer in dwergland brengen kon.
 
 
 
Eens kwam hij op de gedachte:
 
- Ik ga zelf eens naar de grot,
 
Om de wijze raad te vragen
 
Van den wijsgeer Bibliot. -
 
 
 
Nu had ook de oude wijsgeer
 
In zijn afgelegen oord,
 
Door de herders, die daar kwamen,
 
Van de diefstal reeds gehoord.
[pagina 13]
[p. 13]
 
Hij keek dan ook niet verwonderd,
 
Toen hij op een goede dag,
 
Drie ministers en den Koning
 
In zijn grot verschijnen zag.
 


illustratie

 
‘Ik begrijp wel, grote Koning’,
 
Zei hij, ‘Wat ons volkje mist.
 
In de macht der wonderparel
 
Heb ik heus mij niet vergist.
 
 
 
Want zo'n wonder als die parel,
 
Die zo plotseling verdween,
 
Vinden wij, dat weet ik zeker,
 
In ons landje nooit weer een.
 
 
 
Maar ik heb in al mijn boeken
 
Vele dagen lang gezocht,
 
In de hoop, dat ik soms daarin
 
Nog iets voor U vinden mocht.
 
 
 
Daarbij las ik van een wonder,
 
Iets dat zeker en gewis
 
Ook een soort gelukaanbrenger
 
Als de wonderparel is!’
[pagina 14]
[p. 14]
 
En de wijsgeer gaf den Koning
 
Een stuk oud vergeeld papier,
 
Hier en daar geheel onleesbaar,
 
Wat erin stond ziet ge hier:
 


illustratie

 
Zeer verheugd sprak Koning Répu:
 
‘Ja, hierin staat ook beslist
 
Zulk een wonder wel beschreven,
 
Als ons volk helaas thans mist.
[pagina 15]
[p. 15]
 
Als wij dat eens konden vinden
 
Weet ik zeker en gewis,
 
Dat de vreugde en de blijdschap
 
Voor ons wéérgevonden is.
 
 
 
Jammer, dat het in een land is
 
Ver van hier, vlak aan de zee,
 
Want om daar te kunnen komen,
 
Kijk.... dáár zitten we nu mee.
 
 
 
Want ons rijk ligt ingestolen
 
Door een hoge bergenrand,
 
Dik besneeuwd en onbegaanbaar,
 
Dus kan niemand uit ons land.’
 
 
 
‘Daaraan heb ik’, zei de wijsgeer,
 
‘Ook natuurlijk reeds gedacht,
 
En gelukkig heb ik daarvoor
 
Al een prachtig plan bedacht.
[pagina 16]
[p. 16]
 
Nodig zijn; Een drietal mannen,
 
Kerels, flink en bijdehand,
 
Die desnoods hun leven wagen
 
Voor hun lieve Vaderland.
 
 
 
Ik zal hun mijn plan ontvouwen
 
En U kunt ervan op aan,
 
Dat dit hen in staat zal stellen
 
Naar dat verre land te gaan.’
 
 
 
Even werd er niet gesproken,
 
Toen.... het leek haast wel om strijd;
 
Toonden zich de drie ministers
 
Gaarne tot die taak bereid.
 
 
 
Koning Répu nam natuurlijk
 
Hun spontane aanbod aan.
 
Na een kort beraad besloot men
 
Daad'lijk aan de slag te gaan.
[pagina 17]
[p. 17]
 


illustratie

 
Druk, héél druk werd het die dagen;
 
Ieder hielp zoveel hij kon.
 
Volgens 't plan van onzen wijsgeer
 
Werd gemaakt ‘een luchtballon’.
 
 
 
Dat gaf feest in 't dwergenlandje.
 
Een ballon of vliegmachien,
 
Zeppelin, een trein of auto,
 
Had men er nog nooit gezein.
 
 
 
En het werd niet zo'n gewone,
 
Want er was daar ook geen gas;
 
Dus kan ieder wel begrijpen,
 
Dat het ‘iets bijzonders’ was.
 
 
 
Van de fijnste gouden draden
 
Weefden ze nu de ballon,
 
Met een opening van onder,
 
Waardoor men hem vullen kon.
 
 
 
Over 't vraagstuk van het vullen
 
Had de wijsgeer niet gezucht.
 
Daarvoor nam hij, raad het zelf een..
 
Heel gewone warme lucht.
[pagina 18]
[p. 18]
 
En de warme-luchtmachine,
 
Was een kachel, licht en rond,
 
Waarop - om de bol te vullen -
 
'n Lange warme-luchtpijp stond.
 
 
 
Toen nu ook de mand gereed was,
 
Vierkant, groot, maar licht en sterk,
 
Als verblijfplaats der bemanning,
 
Was voltooid het hele werk.
 
 
 
Bij 't vertrok kwam ieder kijken
 
Zo het ook maar even kon;
 
Vol bewond'ring staarden allen
 
Naar de grote luchtballon.
 
 
 
Wieg'lend heen en weer bewegend,
 
Als was het van ongeduld,
 
Stond daar al de grote luchtbol
 
Vol met warme lucht gevuld.
[pagina 19]
[p. 19]
 
Aan een zestal sterke kabels
 
Stond eronder reeds de mand,
 
Waarin brandstof werd geladen,
 
En ook.... geld en proviand.
 
 
 
Midden tussen bal en mand in
 
Hing - als een metalen ton -
 
Daar de warme-luchtmachine,
 
Met de pijp in de ballon.
 
 
 
Daar verscheen reeds de bemanning,
 
Thans de helden van het land,
 
Keken alles nog eens na, en....
 
Stapten moedig in de mand.
 
 
 
Even afscheid van den Koning,
 
Muisstil zag een elk het aan.
 
Toen.... opeens een luid hoera!!! en....
 
't Drietal was omhoog gegaan.
 


illustratie

[pagina 20]
[p. 20]
 
Statig zweefde daar de luchtbal
 
Door het wijde luchtruim heen,
 
Werd een voetbal, toen een stipje,
 
Tot hij uit het oog verdween.
 
 
 
Hoger ging het, tot hij eind'lijk
 
Boven alle bergen was;
 
Dat de wind hem toen kwam pakken,
 
Kwam de dwergen juist van pas.
 
 
 
Want na vier en twintig uren,
 
Dus een dag juist en een nacht,
 
Had de wind de dapp're dwergen
 
Over 't bergland heengebracht.
 
 
 
Heel lang bleven ze nog boven
 
Al viel daar de kou niet mee.
 
Plots'ling echter, in de verte,
 
Zagen zij de grote zee.
 


illustratie

[pagina 21]
[p. 21]
 


illustratie

 
Daad'lijk werd toen om te dalen
 
De machine afgesteld.
 
En gelukkig, vèr voor zee nog
 
Daalden z'in een korenveld.
 
 
 
Vóór ze nog de grond bereikten
 
Waren helpers bij de hand.
 
Wel bijzonder goed en vriend'lijk
 
Was de boer van 't korenland.
 
 
 
Om een beetje korenschande
 
Gaf die brave boer geen zier,
 
Neen, hij hielp de kleine dwergen
 
Onbaatzuchtig - met pleizier.
 
 
 
Eerst werd bal, mand en machine,
 
Veilig in een schuur gebracht.
 
Toen bood hij de dwergjes gastvrij
 
Onderdak aan voor de nacht.
[pagina 22]
[p. 22]
 
Op de grote boerenhoeve
 
Had de gastvrouw vlug en net,
 
Al een geurig kopje koffie
 
Voor de dwergen klaargezet.
 
 
 
‘Daar zo'n luchtreis, zou ik denken,
 
Wel vermoeiend wezen moet,
 
Doet een kopje koffie’, zei ze,
 
‘Zonder twijfel U toch goed,’
 
 
 
Fijn genietend van de koffie.
 
Zei toen een der dwergen, dat
 
In hun eigen landje niemand
 
Koffie ooit gedronken had.
 
 
 
Dat ze daardoor wel veel misten,
 
Gaf het drietal gaarne toe;
 
't Scheen, dat hen de koffie maakte
 
Opgewekter, minder moe.
[pagina 23]
[p. 23]
 


illustratie

 
Ook vertelden onze dwergen,
 
Wat het doel was van hun tocht,
 
Wat hun volkje had verloren
 
En waarnaar nu werd gezocht.
 
 
 
Zij vernamen: in dat dorpje
 
Waren zorgen noch verdriet,
 
Doch zo'n wonderlijke parel,
 
Die bezat men er toch niet.
[pagina 24]
[p. 24]
 
's And'ren daags ving toen het zoeken
 
Door de kleine dwergen aan. -
 
Op drie ponies, die de boer hun
 
Daarvoor graag had afgestaan,
 
 
 
Gingen ze langs alle wegen,
 
Trokken voort door dorp en stad,
 
Overal maar steeds weer vragend,
 
Of men daar zo'n parel had.
 
 
 
Wel werden hun vele paarlen
 
Kostbaar, groot en klein getoond.
 
Echter, met een wonderparel
 
Werd hun zoeken niet beloond.
 
 
 
Ook bracht men hun speelgoedwond'ren
 
Diertjes meestal, groot en klein;
 
't Zouden volgens de bezitters
 
Oók gelukaanbrengers zijn.
 


illustratie

[pagina 25]
[p. 25]
 


illustratie

 
Hier eens was het een klein aapje
 
Dat vóór op de auto zat.
 
Sinds dat aapje daar was had men
 
Nooit meer autopech gehad.
 
 
 
Dáár weer was het een bruin beertje
 
Op het stuur soms van een fiets.
 
De berijder was steeds veilig,
 
Nimmer overkwam hem iets.
 
 
 
'n Derde weer had een konijntje,
 
Was daarover zeer content,
 
Daardoor had de voetbalclub al
 
Jaren geen verlies gekend.
 
 
 
Om die zogenaamde wond'ren
 
Lachten zij, dat was maar schijn,
 
Dát was niet waarnaar ze zochten,
 
Neen, dát moest wat anders zijn.
[pagina 26]
[p. 26]
 
Wat het wèl was, beste vriendjes,
 
Werden ze pas zelf gewaar
 
Toen ze haast de moed verloren,
 
Lees nog even verder maar.
 
 
 
Beu van het vergeefse zoeken,
 
Koud en van de regen nat,
 
Dronken zij op zeek'reen dag weer
 
Samen koffie in de stad.
 
 
 
Ja, hun daag'lijks kopje koffie
 
Gaf hun steeds weer nieuwe moed.
 
Waren zij soms héél vermoeid eens,
 
Na ‘de koffie’ ging 't weer goed.
 
 
 
‘Zonder koffie’, zei de oudste,
 
‘Weet ik heus wel zeker, dat
 
Ik het zoeken naar die parel
 
Lang reeds opgegeven had.’
 


illustratie

[pagina 27]
[p. 27]
 
En hun gastvrouw, die dat hoorde,
 
Zei: ‘Ik weet er alles van,
 
't Is of door een goed kop koffie
 
Wond'ren men verrichten kan.
 
 
 
Daarom koop ik nimmer koffie
 
Los, gewogen, in een zak.
 
Neen, ik wil de beste hebben,
 
Kijk, dit is ze, in een pak.
 
 
 
Daarop sprak ze nog de woorden,
 
Voluit vindt ge ze nu hier,
 
Die de wijsgeer had gevonden
 
Op dat oud vergeeld papier.
 
‘'t Is Van Nelle's pakjes koffie,
 
Die genot en vreugde schenkt,
 
Door haar smaak en haar aroma
 
d'Aangenaamste stemming brengt.
 
 
 
Beet're is er niet te vinden,
 
Overal wordt ze geroemd,
 
Daarom wordt zo vaak die koffie
 
“Paarl der koffies” ook genoemd.’
[pagina 28]
[p. 28]
 
Heel verbaasd keken de dwergen,
 
Want daar werd zo onverwacht
 
- 't Leek het ei wel van Columbus -
 
Hun de oplossing gebracht.
 
 
 
Zeer verheugd, dat kunt ge denken,
 
Zette men 't gesprek nog voort.
 
Uit was het nu met het zoeken,
 
't Wonder was nu opgespoord.
 
 
 
En, dit wisten zij wel zeker:
 
- Twijfel was geen sprake van -
 
't Is alléén Van Nelle's koffie,
 
Die de paarl vervangen kan.
 
 
 
Ja, thans wilden onze dwergen
 
Liefst heel gauw naar huis weer gaan,
 
Doch per luchtballon te reizen,
 
Neen, daar dachten ze niet aan.
 


illustratie

[pagina 29]
[p. 29]
 
Neen, ze reisden snel en veilig,
 
Dat lag immers voor de hand,
 
Met een grote vliegmachine
 
Weer terug naar dwergenland.
 
 
 
Veel Van Nelle's pakjes koffie
 
Namen ze natuurlijk mee,
 
Dat was voor hun volk en Koning,
 
't Wonder uit het Land aan Zee.
 
 
 
Vreugde heerste bij de dwergen
 
En hun Koning Réputal,
 
Toen zij met zo'n grote vogel
 
Weer verschenen in het dal.
 
 
 
Toen zij van hun vondst vertelden
 
Bleek het de luchtvaarders gauw,
 
Dat de Koning liefst maar daad'lijk
 
Ook een proefje nemen wou.
[pagina 30]
[p. 30]
 
Nadat men een geurig kopje
 
Voor hem ingeschonken had
 
Proefde hij, en.... riep toen: ‘Heerlijk!!
 
Wat een gouden drank is dat!’
 
 
 
Ja, de Koning was begrijp'lijk
 
Met die koffie heel tevreê,
 
't Werd een feest, want elk der dwergen
 
Kreeg van hem een pakje mee.
 
 
 
't Oude, prettig, vrolijk leven,
 
Brak weer voor de dwergen aan.
 
Met Van Nelle's pakjes koffie
 
Waren allen zeer voldaan.
 
 
 
En als er eens iets mislukte,
 
Men niet vrolijk was een keer,
 
Bracht een kop Van Nelle's koffie
 
Gauw de goede stemming weer.
 


illustratie

[pagina 31]
[p. 31]
 
In de hulde van het volkje
 
Kreeg de wijsgeer ook zijn deel,
 
Naast de koene luchtvaarthelden
 
Dankten ze aan hem ook veel.
 
 
 
Maar de wijsgeer zei bescheiden,
 
Breng alleen die mannen dank,
 
Die ons met Van Nelle's koffie
 
Brachten zulk ‘EEN GOUDEN DRANK’
 


illustratie


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken