Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van die beroerlicke tijden in die Nederlanden en voornamelick in Ghendt 1566-1568 (1872-1881)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van die beroerlicke tijden in die Nederlanden en voornamelick in Ghendt 1566-1568
Afbeelding van Van die beroerlicke tijden in die Nederlanden en voornamelick in Ghendt 1566-1568Toon afbeelding van titelpagina van Van die beroerlicke tijden in die Nederlanden en voornamelick in Ghendt 1566-1568

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.21 MB)

ebook (4.45 MB)

XML (2.88 MB)

tekstbestand






Editeur

Ferdinand Vanderhaeghen



Genre

proza
non-fictie

Subgenre

kroniek
non-fictie/dagboek
non-fictie/geschiedenis/Opstand


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van die beroerlicke tijden in die Nederlanden en voornamelick in Ghendt 1566-1568

(1872-1881)–Marcus van Vaernewyck–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 292]
[p. 292]

Cap. VI.

Up den xvijen novembris, woonsdach wesende, zeijde men openbaerlic, hoe de vijanden vertreckende van ontrent Ludick die stadt up den ven van novembris verbrant hadden ontrent der stadt dabdie ende tclooster van Sente Laureins, vertreckende van daer met lettel heerenGa naar voetnoot1, ende ghecommen zijnde in Heneghauwe, zoo hebben zij bij Bijns verbrant dabdije van Bon Esperance ende meer ander cloosters, te voren die beroovende ende de monicken ende religiuesen uutjaghende, stekende dan tvier ten v of vj steden daer inne, zoo die wreede Hunen plochten, zoo dat men die vlamme zach schijnen tot up die mueren ende vesten van Camerijcke. Dat uutnemende costelick casteel van Bossu, gheleghen bij Beerghen, was in grooter avontueren; want zij sommighe ander casteelen ende fortressen verbranden, alzoo te voren den duuck Dalve in dlandt vanden Beerghe ende elder ghedaen hadde.

Up den xviijen der maent voornoemd ghijnck de mare, dat de vijanden bij KeijnooGa naar voetnoot2 ghecommen waren, om te passeren over de riviere ghenaemt de ChambreGa naar voetnoot3, ende datse den Duuk metter macht vervolchde, om hemlien aldaer int passeren over de riviere te besprijnghen; dat ooc den broeder vanden Coninc van Vrancrijck ende den duuck de Ghuijse, daer jeghen de vijanden, van dander zijde met eenen grooten hoop crijschvolcx ghecommen waren. Ooc was daer ghezeijt, hoe datter onlancx eenen slach zoude ghebuert zijn

[pagina 293]
[p. 293]

in onsen legher, Walen jeghen Spaengiaerden uut questie vanden broode, dat die Spaengiaerden in haren legher deden voeren ende niet in den Walschen legher, ende want men daer dwitte broot ende de beste ende delicaetste fictailgie invoerde ende niet in die ander leghers, waeromme die ander ende bijsonder de Walen zeer toornich waren, zegghende, dat ment hemlien beter behoorde te doene dan ijemant el, oft emmer ten minsten ghelijck als die Spaengiaerden, mits dat zij alzoo wel, ja, ende veel meer haer lijven avontuerden jeghen de vijanden als zijlieden: dat bleeck an de diveersche victorien, die zij up de vijanden ghevochten hadden, en want men haer bezichde in de meeste ende principaelste perijckelen des strijts. Zoo dat hier uute een questie tusschen de voornoemde twee nacien ende legheren zoude gheschiet zijn, ja, tot vechtens toe, in zulcker wijs, datter veel Spaengiaerden doot zouden ghebleven zijn, ende onder andere den meester del campo, den uppercapiteijn van die xix veendelen, die te Ghendt gheleghen hadde; want des princen van Oraingien volck zoude de Walen in den veltslach bijghevallen zijn, te weten een deel daer af, ende hadden die vijanden aldaer bij een gheweest, daer hadde moghen die verdeerffenesse ende uuterste verlies van onsen legher af ghecommen zijn. Ditte nochtans en gheeft gheen ghoede apparencie der waerheijt, dat de vijanden haer daermede zouden ghemijncht hebben, ende daer zoo bij zouden gheweest zijn, nochtans zoo wast aldus gherapporteert van eenen messagier an den voorschepen vander Kuere, te Ghendt, mer Nicolaus Triest, heere van Hauweghem.

voetnoot1
Met weinige eer.
voetnoot2
Le Quesnoy.
voetnoot3
Sambre.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

plaatsen

  • Antwerpen

  • Brussel

  • Gent

  • Doornik (Tournai)


landen

  • België (Wallonië)

  • Frankrijk


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 5 november 1568

  • 17 november 1568

  • 18 november 1568