Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Journalist in de rechtszaal (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Journalist in de rechtszaal
Afbeelding van Journalist in de rechtszaalToon afbeelding van titelpagina van Journalist in de rechtszaal

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.90 MB)

Scans (6.57 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
non-fictie/rechtswetenschap


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Journalist in de rechtszaal

(1988)–Jac. van Veen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]

Inleiding

De strafrechtspleging in ons land is de laatste jaren steeds sneller en soms pijnlijk zichtbaar aan kwaliteit gaan verliezen. In de paleizen van justitie gebeuren tegenwoordig dingen, die vroeger ook wel voorkwamen, maar toen nog tot de uitzonderingen behoorden. Fouten op de administratie waardoor dossiers op de verkeerde plaatsen terechtkomen of helemaal zoekraken; getuigen, die niet voor de zitting blijken te zijn opgeroepen en verdachten, die vanuit het huis van bewaring niet op tijd voor de zitting zijn aangevoerd dan wel op transport zijn gesteld naar een plaats, waar zij niet moeten terechtstaan. Maar ook de rechterlijke ambtenaren zelf geven steeds minder blijk van zorgvuldige voorbereiding; een officier van justitie, die een zaak van een collega overneemt zonder precies te weten wat daarvan de strekking is en rechters, die het dossier niet of nauwelijks kennen. Bij de advocaten komt het op de zogenaamde snelrechtzitting meer en meer voor, dat ze het dossier zelfs niet eens in handen hebben gehad en de dagvaarding slechts vluchtig hebben bekeken. Hoe omvangrijker het arrondissement des te groter de chaos achter de schermen en des te meer kans op falende rechters, officieren en advocaten op de openbare zitting. Door het groeiend aantal zaken raakt het personeel van de zittingsadministratie overbelast. Eenzelfde werkdruk is er uiteraard voor de mensen in bef en toga; door de onzorgvuldigheid bij de administratieve voorbereiding wordt op hen nog eens een beroep gedaan op hun improvisatievermogen en dat blijkt vaak teveel gevergd. Er ontstaan dan bij de behandeling van strafzaken misverstanden, die - omdat zij zich publiekelijk afspelen - nogal schadelijk zijn voor het aanzien van het recht.

Het gaat daarbij lang niet altijd om jonge rechterlijke ambtenaren in opleiding, die door gebrek aan mankracht worden belast met voor hen (nog) te zware taken. Een doorgewinterd officier van justitie hoorde ik een straf eisen boven het bij de politierechter mogelijke maximum van zes maanden; in bijna dertig jaar rechtszaalverslaggeving was ik zoiets nog nooit tegengekomen. De verbazing aan de perstafel ging over in verbijstering toen de politierechter geen aanstalten maakte de blunder te corrigeren en de advocaat evenmin blijk gaf van enige intentie de wettelijke onmogelijkheid van deze eis te signaleren.

[pagina 8]
[p. 8]

Pas toen een naast mij zittende vrouwelijke collega de verdediger aan zijn toga trok en toesiste: ‘Zeg dan toch, dat dit helemaal niet kan!’ werd de fout van de officier op het nippertje in het pleidooi onthuld.

Zeer gênant is het gestuntel van het openbaar ministerie wanneer de zitting niet goed is voorbereid. Dan kan het gebeuren, dat een advocaat blijkens de door hem ontvangen dagvaarding zijn cliënt moet bijstaan in drie zaken en de officier - kennelijk met onvoldoende gegevens in de hand - verbaasd zegt: ‘Meneer de raadsman, ik weet maar van één zaak.’ Slordigheid van de officier, die de zaken oorspronkelijk zou behandelen? Zijn collega, die op de zitting met de brokken wordt opgezadeld probeert het gezicht van het openbaar ministerie te redden door te spreken van een ‘wonderbaarlijke speling van het lot’. Vroeger gebeurde het wel, dat advocaten niet beschikten over essentiële informatie, die de officier wel had; dat is hier en daar nog zo, maar tegenwoordig zie je dus ook het omgekeerde. De verdediger weet soms meer dan zijn tegenspeler en ook meer dan de rechter. Bij de voortzetting van een eerder begonnen zaak zei de Amsterdamse politierechter mr. C. van Meyenfeldt - na samen met de officier vruchteloos in het dossier te hebben gezocht - met een diepe zucht: ‘Bijzonderheden over deze verdachte zijn hier niet te vinden!’ Waarop de advocate mr. L. Jonker verwonderd reageerde door te zeggen: ‘Maar op de vorige zitting heb ik u die wel gegeven!’ Zonder enige schaamte over dat zoekraken van die inlichtingen sprak de politierechter: ‘Mooi zo, wilt u dat nu weer doen?’

Een rechtstreeks gevolg van personeelsgebrek op de griffie is dat vonnissen niet meer worden uitgetikt. Weliswaar zijn er strafkamerpresidenten, die bij de uitspraak een mondelinge motivering van het vonnis geven, maar dat gebeurt lang niet altijd en overal. Niet alleen heeft de veroordeelde burger er recht op om de rechter te kunnen ‘narekenen’, ook voor officier en verdediger is het noodzakelijk om aan de hand van de letterlijke tekst te kunnen vaststellen wat hun kansen zijn voor een eventueel hoger beroep. Het verschijnsel openbaart zich heus niet alleen in simpel lijkende zaakjes. Als fungerend procureur-generaal zei mr. T. Schalken bij het Amsterdamse gerechtshof in een zaak wegens doodslag waarin de rechtbank in eerste aanleg acht jaar gevangenisstraf had opgelegd: ‘Ik kon niet vaststellen op grond waarvan de rechtbank het bewijs geleverd achtte en tot deze straf is gekomen; het vonnis is niet uitgewerkt.’

De luchthartigheid waarmee op de zittingen soms over nalatigheden wordt heengestapt is verontrustend. De politie verhoort buitenlandse

[pagina 9]
[p. 9]

verdachten als er geen tolk beschikbaar is vaak door middel van gebarentaal. Voor het opmaken van een betrouwbaar proces-verbaal niet zo'n daverend geslaagde gang van zaken, maar het wordt wat al te dol wanneer ook op de terechtzitting geen tolk aanwezig is en de officier zegt tot de politierechter: ‘Och, misschien kan het ook wel zonder; op het politiebureau hebben ze hem ook in het Nederlands verhoord.’ Dat kan best waar zijn, maar waar het om gaat is of de verdachte (in dit geval een Turk, die nog maar kort in ons land woonde), dat Nederlands ook had verstaan.

Door het gebrek aan cellen en de daaruit voortvloeiende achterstand bij de ten uitvoerlegging van vrijheidsstraffen doet het zich herhaaldelijk voor, dat iemand opnieuw voor een delict in de rechtszaal verschijnt terwijl hij de straf voor zijn vorige overtreding nog niet heeft uitgezeten. Er zijn zelfs verdachten, die dan nog twee of drie vonnissen moeten ondergaan; soms weten zij zelf niet meer - dat blijkt uit hun antwoorden op betreffende vragen van de rechter - hoeveel gevangenisstraf zij nog ‘te goed hebben’. Een al vele malen wegens drugsbezit veroordeelde jongeman werd in de gevangenis opgesloten om een straf te ondergaan, welke hij naar later bleek al had uitgezeten. De administratie was dit ontgaan en hijzelf dacht, dat het om een later gepleegde diefstal ging. Zijn advocaat die het ontdekte had geen eis tot schadeloosstelling ingediend. Op mijn vraag waarom niet antwoordde hij: ‘Dan had hij zesduizend gulden gekregen... zoveel geld in handen van een junk... is dat in het belang van mijn cliënt? Nee, laat dan de Staat der Nederlanden dat geld maar houden!’ Tja, zo kun je het ook bekijken. Aan de andere kant... een burger, die tweemaal voor hetzelfde feit achter de tralies verdwijnt zonder dat iemand binnen het justitiële apparaat van de Staat der Nederlanden dit merkt blijft toch een verdomd kwalijke zaak.

Maar zulke incidenten vormen toch niet de enige oorzaak waardoor het in de rechtsgang op geen stukken na gaat zoals het eigenlijk zou moeten. Het in deze bundel geschetste falen van rechters, officieren van justitie en advocaten wordt als vanouds in sterke mate mede bepaald door eigengereidheid, onbegrip, geestelijke luiheid en arrogantie. Nee, het zit niet alleen in de geringe efficiency van het justitiële apparaat; je kunt ook niet alle ellende toeschrijven aan de bezuinigingen in het kader van het no-nonsense beleid van de huidige regering. In een uitzending van het televisieprogramma ‘Het Capitool’ heeft de Haagse advocaat Gerard Spong de minister van justitie Korthals Altes een ‘ramp voor de rechtspleging’ genoemd. Een kwalificatie

[pagina 10]
[p. 10]

die mij uit het hart is gegrepen, maar ik zou daaraan wel willen toevoegen, dat ook een aantal figuren in de rechterlijke macht, het openbaar ministerie en de advocatuur zeer zeker in aanmerking komen om als zodanig te worden aangeduid.

 

Amsterdam, zomer 1988


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken