Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lotje (1926)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lotje
Afbeelding van LotjeToon afbeelding van titelpagina van Lotje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.79 MB)

Scans (6.41 MB)

ebook (3.36 MB)

XML (0.07 MB)

tekstbestand






Illustrator

Alfred Ost



Genre

drama

Subgenre

toneeltekst (modern)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lotje

(1926)–Anton Van de Velde–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 27]
[p. 27]

Tweede deel
De zolder.

Schier 'n eiland, zoo groot. In den avond die nu alom z'n blauwe nevelen weeft, is de zolder geheimzinnig geworden. Door 'n venster in den achterwand gooit de verre heengaande zon 'n klets hevig-rood licht naar binnen, vlak op de plaats waar Bellefleur troont.
De zolder is muizenland, en Bellefleur (van de familie der edele appelen) is er prinses.
Vóóraan heeft Grispik, de hofdame ('n spinnekobbe), 'n groot web gesponnen. Ze noemt het ‘heur kantwerk’. In 'n hoek zit Lotje en leest voor uit 'n dik oud boek.
LOTJE
geeuwt:

...En toen hebben ze'm opgesloten in 'n kerker voor acht-en-veertig jaren... Toen dan die acht-enveertig jaren voorbij waren, kwamen daar gevaren groote scharen barbaren met lange nare haren... en de baren waren niet te bedaren omdat die barbaren over die baren gevaren waren...

(ze geeuwt weer)
Nee, daar zou je waarachtig...
(ze geeuwt opnieuw)
Ekskuus, prinses, ekskuus, Bellefleur...

[pagina 28]
[p. 28]
BELLEFLEUR:
schrikt wakker:

He?... Waar was je ook weer?...

GRISPIK:

Barbaren die op nare baren aan 't varen waren.

LOTJE
tot Grispik:

Ben jij werkelijk wakker, Grispik?

GRISPIK:

Ik werk.

LOTJE:

Vliegen vangen.

GRISPIK:

En waarom niet?

BELLEFLEUR:

Lotje vangt liever 'n uil...

LOTJE:

Arme heerlijke vrijheid! Afschuwelijk gevang, die zolder.

BELLEFLEUR:

Ga je nu al klagen? Hoelang ben je hier al?

LOTJE:

'n Eeuwigheid!

GRISPIK:

Je raast, musch.

LOTJE:

Wat zeg je?

BELLEFLEUR:

Kalm, Lotje. Lees voort.

LOTJE:

Geen kwestie van. 'k Ga vluchten.

BELLEFLEUR,
ongeloovig:

Nee?

GRISPIK:

Kàn niet. Je zit op-ge-slo-ten. Stil! Daar is 'n vlieg...

LOTJE:

Tjillip... tjillip!

GRISPIK:

Ga je zwijgen?!

LOTJE:

Tjillip... 'k Wil geen doode vlieg meer zien.

BELLEFLEUR:

Vrede asjeblief. Ieder z'n werk.

LOTJE:

Maar dat...

[pagina 29]
[p. 29]
GRISPIK:

Nou is ze weg (de vlieg)...

LOTJE
tot Bellefleur:

Kan jij 't hier wennen?

BELLEFLEUR
met 'n zucht:

Moet wel.

GRISPIK:

Ik ken geen verveling.

LOTJE:

Ja, jij kan weg als je wilt. 'n Spleetje tusschen twee planken en je bent er door... Prinses Bellefleur is te dik.

GRISPIK:

Musch, je bent galant!

BELLEFLEUR
met 'n beetje weemoed:

Voor mij is ie te laat gekomen...

LOTJE:

Wie?

BELLEFLEUR:

Prins Herfst...

LOTJE:

Moest die...

BELLEFLEUR:

Me meevoeren in 'n dwarrelwind... in 't najaar. Dat is voorbij, al zoolang. Ik werd geplokken. Nu is 't uit. Zolder en stilte. Donker en stof.

GRISPIK:

Stil. Weer 'n vlieg!

LOTJE
tot Bellefleur:

Wat ben je triestig, prinses...

BELLEFLEUR:

Nu dààr, buiten in de zon, m'n zusters, wiegewagend op 'n tak, turend naar de verte, verwachtend den roep van den prins... En die hoop: met hém mee, het onbekende tegemoet...

LOTJE
voelt ook dien weemoed:

Ja... ja... de verte... de vrijheid...

BELLEFLEUR:

Ik hier in de sel... Dat noemen de menschen ‘provizie maken voor den winter’... Ik ril ervan.

[pagina 30]
[p. 30]
GRISPIK:

Ssst! Ssst!

LOTJE:

Wirjitjie! 'k Kan geen vlieg in je net zien, Grispik! Je bent 'n kannibalenspin!

GRISPIK:

Weer weg! Musch, als je nou nog ééns...

LOTJE:

Weet je wat 'n musch gewoonlijk doet met 'n spin?... Kom, kom, 'k wil genadig zijn, want je bent 'n zéér handige juffrouw. 'k Heb 'n gedacht.

GRISPIK:

't Zal wat wezen!

BELLEFLEUR:

Wat bedoel je, Lotje?

LOTJE:

De poppenkast, dààr, op 't hof. 't Spel is afgeloopen... Als jij nou, Grispik, de poppen 's verzoeken ging, vriendelijk verzoeken ging...

GRISPIK en BELLEFLEUR:

Wàt?

LOTJE:

Hier te komen spelen voor ons. Ons gezelschap houden... Hoorde je niet van Neus en Turk en Jasmien... en de heele familie?

GRISPIK:

Nee, jij bent makkelijk. Hoe zou ik?...

LOTJE:

Spin 'n draad, daal naar 't hof en kruip in den poppenwagen.

BELLEFLEUR:

En dan?

LOTJE:

Dan? Wel dan is 't in orde. De spelers volgen juffrouw Grispik, en...

GRISPIK:

'k Doe 't niet.

LOTJE:

As-je-blief!

BELLEFLEUR:

Grispik, 'k verzoek je...

[pagina 31]
[p. 31]
GRISPIK:

Niet.

BELLEFLEUR:

'k Geef m'n bevel.

LOTJE:

Zoover moest 't komen.

GRISPIK:

Die musch is gek.

LOTJE:

Prinses Bellefleur, doe ze zwijgen, of...

BELLEFLEUR:

Grispik, spin je draad.

Grispik spint 'r draad naar 't venster en verdwijnt er door.
BELLEFLEUR
tot Lotje:

Je bent 'n schat van 'n musch.

LOTJE:

Jij 'n musschenschat.

Tjillip... tjilp... tjilp... pie-iep... klinkt het schril buiten tegen 't venster.
LOTJE:

Wa's dat? Wel allemachtig! Daar heb je ze alle negen.

(tot Bellefleur)
M'n zusjes, prinses! m'n zusjes.

En negen musschenkoppen verschijnen achter 't glas.
LOTJE
tot 'r zusjes:

Goeie genade! Hebben jullie honger? 'k Kan niet helpen. Ben gevangen! Willen jullie hierin? Blijft gerust buiten. Ik trek m'n plan wel... Ei, 'n gedacht! Beneden staat er 'n wagen. Kruipt er in. Dat is 'n goeie slaapstee voor dezen nacht.

De negen zusjes:

Tjil... tjil...

[pagina 32]
[p. 32]
LOTJE:

Maar opgepast voor de musschenklem! En niet aan de roomtaart!

De negen zusjes vlerken weg.
LOTJE:

Ziezoo. Dat is in orde. Als de poppen weg zijn, heeft de baas musschen in de plaats. Eerlijk is eerlijk.

BELLEFLEUR:

Zou je denken dat die poppen?...

LOTJE:

Stellig, prinses. Die komen hier voor jou... en voor mij.

BELLEFLEUR:

Dan moet ik 'n beetje toilette maken.

LOTJE:

Naar 't je lust.

BELLEFLEUR:

Wil je m'n sleep even dragen?...

LOTJE:

Je nederige meid, prinses...

Bellefleur gaat heen, gevolgd door Lotje die haar sleep draagt.
't Blijft 'n poosje stil op den zolder. En dan treedt Pierewie binnen, zich voorlichtend met 'n stallantaarn.
PIEREWIE:

Hebben me gezeid: Meneer Pierewie, ga op den zolder slapen. Voor mij goed genoeg... Hm. 't Ruikt hier naar appelen. Zullen 't venster open zetten, he?

(hij opent vierkant het zolderraam).

Nu de rust. O.L. Heer, heb dank voor den

[pagina 33]
[p. 33]

voorbijen dag, en maak asjeblief dien van morgen nóg mooier... als 't kan. Pierewie, slaap nu op je twee ooren... De lantaarn hier aan den nagel... Hm... Daar is hooi genoeg voor zes Pierewies...

(Hij legt zich neer)
. Slaap wel, Pierewie... Slaap wel, ouwe jongen... Goeien nacht, Pierewie... Goeien...na...nacht ... Pierewie... wie... wie...

Ergens begint 'n kontrabas te snorken: Roeng... roeng... roeng... roeng... En wanneer Pierewie fijn en fraai ingeslapen is, verschijnt terug voor 't venster: Grispik, gevolgd door Pierewie's automatische artiesten.
GRISPIK
tot de poppen:

Nou, dames en heeren, zachtjes wat. 't Spel is gevaarlijk, want jullie baas kon merken dat z'n poppen op wandel zijn... En dan?

De poppen komen stram, elkaar vasthoudend, met houten voetgeklop op den zolder aan.
GODFRIED VAN BOELJON:

Dan? In Jeruzalem heb ik alleen tegen honderdduzend Turken gevochten. Zou 'k bang zijn voor één baas?

(Hij zwaait hoekig z'n zwaardje links en rechts)
.

De kontrabas snorkt: Roeng... roeng...
[pagina 34]
[p. 34]
GODFRIED VAN BOELJON:

Selderment! Daar ligt ie!

Allen schrikken geweldig en blijven verstard staan, besluiteloos.
Lotje en Bellefleur treden terug den zolder op. Bellefleur bloost nog meer dan tevoren.
LOTJE:

Plaats! Tjillip! Plaats voor prinses Bellefleurrrr!

De poppen blijven roerloos.
GRISPIK:

Ze zijn verloren!

LOTJE:

Wat is er?

BELLEFLEUR:

Wat is er?

GRISPIK
wijst Pierewie aan:

Dààr... kijk...

LOTJE:

De baas! Grispik, dat moet jij redden. Let op! Als ik 'n teeken doe, weef je 'n net rond 'm. Dan zit ie vast.

De poppen:

Dan zit ie vast!

Krik-krak doen ze. Er komt terug beweging in.
GRISPIK:

'k Hou m'n draad gereed!

Ondertusschen heeft Flik Kato kwijtgespeeld en is, om wat uit te rusten, op 't kozijn van 't zoldervenster komen zitten. Zwijgend heeft ie Lotje's doening en 't zonderlinge volkje nagekeken. In hem rijst 'n wraakplan.
[pagina 35]
[p. 35]
LOTJE:

Heeren en dames! Artiesten van de poppenkast! Ik stel u voor: Bellefleur, prinses van dezen zolder. Ze verveelde zich en verlangde u te zien. Weest dan zoo vriendelijk voor haar te dansen of te spelen...

De poppen:

Krak!

(en ze buigen allen te saam vóór Bellefleur.)

DE NEUS:

Zal 't hare majesteit de hoogheid mammezel de prinses believen ons te zeggen...

GODFRIED VAN BOELJON:

't Gevecht met den Turk doe 'k het liefst!

DE NEUS:

Is 't zóó dat ge spreekt tegen hare majesteit mammezel de prinses? Nee, dan heb ik beter manieren, ridder Godfried van Boeljon!

JASMIENTJE en MAAIKE:

Wij spelen met Stekkebeen...

STEKKEBEEN
buigt en stottert:

Met Stek.ke.been. Dat.ben.ik.

DE TURK:

Ik wil vechten!!

BELLEFLEUR:

Lieve hemel! Nee!!

LOTJE:

Hier wordt niet gevochten.

GRISPIK:

Denk aan Pierewie.

STEKKEBEEN:

Jas.mien.tje.kan.pol.ka.dan.sen.

LOTJE:

Laat ze dansen dan!

BELLEFLEUR:

Allen te saam!

DE NEUS:

Wàt gaan we dansen? Van ‘sa, pater’? Nee: ‘Van de reuskens’!

STEKKEBEEN:

Denkt.aan.den.baas.

[pagina 36]
[p. 36]
 
De poppen dansen:
 
En zoo rijen de reuskens van Borgerhout,
 
en ze draaien 's om want hun voetjes zijn koud.
 
.....................
 
En de boeren die maken de pap zoo dik,
 
en elke lepel dat is 'ne slik...
FLIK VAN FLOOI
roept opeens zoo luid ie kan:

Pa-ouw! Pa-ouw!

De poppen vallen stil. Pierewie wordt wakker.
PIEREWIE:

Roeng! Sakkerloot! Wat beteekent dat lawaai? Zijn er muizen?

(hij wrijft z'n oogen uit)
He? He? Droom ik? Pierewie!
(hij nijpt zich in den arm)
'k Ben toch wakker...!

Nog vakerig kijkt Pierewie vóór zich uit, niet begrijpend wat er gebeurt.
 
FLIK VAN FLOOI:
 
Hou op met dat vervaarlijk snorken!
 
Pa-ouw! m'n kreet heeft je doen horken
 
naar wat er in je slaap geschiedt!
 
Waak, dwaze ronker! Zie je niet
 
hoe al je poppen,
 
op de proppen,
 
je foppen?
 
Ik, Flik van Flooi,
 
lig nooit in 't hooi...
 
maar 'k kan 't niet kroppen
 
hoe dat schoppen
 
en kloppen
 
je kop en
[pagina 37]
[p. 37]
 
je ooren niet kan ontstoppen!
 
Slapen is geen groote kunst,
 
maar waken! Dank me om de gunst:
 
'k Heb je gered voor onheil, man.
 
Trek je plan,
 
als je kan!
 
En hak die musch in de pan!
 
Zij is 't geweest
 
- 't leelijk beest -
 
die den geest
 
van je poppen beleest.
 
Eens heeft die musch me bespot.
 
Die musch heet Lot.
 
Ze is bot
 
en zot;
 
heeft de mot
 
in 'r kleed, en krot
 
in 'r kot!
 
Groote bek, leege pot!
 
Doe geen bod
 
voor 'r lot,
 
of je bent bedod!
 
Al heeft ze den schijn
 
van fijn
 
te zijn,
 
'r dieren-
 
manieren
 
ontsieren
 
de naam
 
en faam
[pagina 38]
[p. 38]
 
van gansch 'r geslacht!
 
Wie 't laatste lacht...
 
Je bent in m'n macht,
 
musch, leelijke musch! Ik ben gewroken!
 
Nu zal jij in de soep gaan koken
 
met prei en selder en savooi!
 
Zoo triomfeer ik, Flik van Flooi!
Heel eventjes blijft 't stil op den zolder. Dan spreekt:
 
LOTJE:
 
Mooi,
 
van Flooi!
 
Maak je niet dik,
 
Flik!
 
Meen je zo gauw
 
'n musch vervaard van 'n pauw?
 
Weet je, sinjeur van Flooike-Flik,
 
wie van de twee 't zal winnen? Ik!
FLIK,
woedend tot Pierewie:

Nu is het genoeg! Geef 't beest 'n kneep!

LOTJE:

Goênacht, sinjeur. Pas op je sleep...

FLIK:

Bah! Kan 'k je niet doen zwijgen dus?

LOTJE:

't Laatste woord heeft Lotje, de musch!

Na 'n vernietigenden blik trekt Flik zich terug.
De poppen:

Krrrak!

PIEREWIE:

Pierewie, ben je nuchter? Denken ze dat ik...?

[pagina 39]
[p. 39]

(tot z'n poppen)
. Wat komen jullie hier doen?
(tot Lotje)
En jij, musscheverdriet? 'k Zal je kràken!

Hij wil recht. Lotje geeft 'n teeken aan Grispik; op 'n ommezien is 'n net over Pierewie gegooid.
PIEREWIE:

Ha... sippersapperelementen toch! Wat nu? Wat, selderment, wat nu?

De baas zit gevangen! De poppen beginnen 'n tragen wiegenden dans... Hun stramme ledematen komen in beweging met 'n licht geluid. ‘Krak’ doen ze, op de maat van hun dans.
BELLEFLEUR:

Mooi! Mooi!

GRISPIK:

Ze verjagen al m'n vliegen!

LOTJE:

Zwijg, Grispik. Je weet niet wat mooi is.

PIEREWIE:

Helaas! helaas! 'k Heb de nachtmerrie. Hulp! hulp!

LOTJE:

Nu wordt ie gevaarlijk!

PIEREWIE:

'k Gooi met m'n muts!

GRISPIK:

Kan je niet. Probeer 't maar.

Opeens maakt ‘De Neus’ 'n groot gebaar. 't Gedans vertraagt, houdt op.
[pagina 40]
[p. 40]
DE NEUS:

Kameraden, hoort! Genoeg gedanst! Pierewie zit gevangen. Profijtige gelegenheid.

Wie heeft me zoo dikwijls in 'n hoek gegooid?

Klak! Hij geeft Pierewie 'n oorveeg. Dat is 'n plezierig voorbeeld, geweest voor de andere poppen. Beurtelings gaan ze nu Pierewie begroeten...
GODFRIED VAN BOELJON:

Hij heeft me voor ‘halfhout’ gescholden!

Godfried klakt met z'n zwaardje op Pierewie's rug.
PIEREWIE:

Aie mij...

DE TURK:

Hij maakte me leelijk met 'n bult!

Klak! op Pierewie's buik...
PIEREWIE:

Erbarmen...

MAAIKE:

Eens heeft ie me in de kachel gestoken!

Klak! op Pierewie's armen...
PIEREWIE:

O wee, o wee!

JASMIENTJE:

Hij brak m'n beenen...

PIEREWIE:

'k Heb zo toch weer gelijmd!

JASMIENTJE
kletst op Pierewie's kuiten:

Ja, maar 't achterste voren!

[pagina 41]
[p. 41]
MAAIKE:

'k Heb ik ze nog recht gezet, anders liep ze altijd verkeerd...

STEKKEBEEN:

H..hij..hee..heeft..me..sla.sla.sla...

Stekkebeen troeft er duchtig op los. Nu beginnen ze allemaal te roffelen zoodat het stof uit Pierewie's kleeren stuift.
PIEREWIE:

Aie... wee... erbarm... aie... sappersipper... 'k zal... oei... och... ach... ik ben dood... 'k ben stiekem-stokkedood......

BELLEFLEUR:

Genoeg! Zoo'n vreeselijk lawaai...

LOTJE:

Ssst! 'k Hoor den trap kraken... Bezoek! Weg! Rap!

De zolderdeur vliegt open. 'n Tiende van 'n sekonde blijven allen beweegloos. Dan opeens rennen al de poppen recht naar 't venster. Ze duiken allen achtereen naar buiten. Jan en An verschijnen in 't deurgat.
PIEREWIE:

Hul... hulp!!... Ik word begraven... M'n poppen!

JAN en AN:

Wat is er, Pierewie?

PIEREWIE:

M'n poppen...

JAN en AN:

Je poppen?

[pagina 42]
[p. 42]
PIEREWIE:

...hebben me afgeranseld...

JAN en AN:

We zien niets.

JAN:

Je hebt gedroomd.

AN:

Maar dat gerucht op den zolder?

PIEREWIE:

Presies. De poppen...

JAN:

Je hebt 't zelf gedaan, Pierewie.

PIEREWIE:

Ik? Zou ik werkelik?... Nee, want d'r was ook 'n musch...

AN:

Musch?

JAN:

Lotje! Waar ben je?

AN:

Lotje! Lotje!

LOTJE
staat bij 't open venster:

Weet je wat mooist is, Grispik? De vrijheid! Adjuus!

(ze wipt het venster door)
.

JAN en AN
loopen naar 't venster:

Ze is weg! Wie heeft dat venster opengedaan?

PIEREWIE:

Ik... geloof 'k... 't Rook hier zoo muf naar appelen...

GRISPIK:

Hm. hm.

BELLEFLEUR:

Hm. hm.

AN:

Pierewie, 't is jouw schuld dat Lotje weg is.

JAN:

Dan kan je ook zorgen dat ze terugkomt!

PIEREWIE:

Jongelui, 'k ben suf! Blauw van 't slagen, groen van 't schrikken, wit van den vaak, en zwart van 't stof... En m'n poppen... m'n fortuin... Die liggen nu zeker allen gebroken in den tuin!

[pagina 43]
[p. 43]
JAN:

En de musch!

PIEREWIE:

Jullie musch? De pijp uit!

JAN en AN
beginnen beiden te huilen:

Lô-ô-otje...

PIEREWIE
gaat ook aan 't snikken:

En m'n poppen, helaas!

JAN en AN:

Lotje!

 
PIEREWIE:
 
M'n Turk
 
met z'n kop van kurk!
JAN en AN:

Lotje...

 
PIEREWIE:
 
Jasmien,
 
rond als 'n appelsien!
JAN en AN:

Lotje...

 
PIEREWIE:
 
De Neus,
 
kurieus!
JAN en AN:

Lotje...

 
PIEREWIE:
 
Godfried van Boeljon,
 
schoon als de zon!
JAN en AN:

Lotje...

 
PIEREWIE:
 
Stekkebeen...
 
- met z'n magere leên -
 
die viel zeker vaneen!
JAN en AN:

Lotje...

 
PIEREWIE:
 
Maaike
 
zoo zoet als 'n vlaaike!
JAN en AN:

Lotje...

PIEREWIE:

Afijn, 'k ben gerenuweerd.

[pagina 44]
[p. 44]


illustratie

[pagina 45]
[p. 45]
JAN en AN:

Helaas... helaas...

Pierewie droogt z'n tranen, zucht nog eens heel diep en begint het leven weer plezierig te vinden.
PIEREWIE:

Wat? Zitten jullie nog te huilen? Nee, weg die tranen... 'k Word er beroerd van... 'k Ga 'n deun spelen voor 't plezier. 't Is kans dat de spinnen aan 't dansen gaan.

Hij speelt op z'n harmonika.
AN
wijst Jan 't net van Grispik aan waarvan één draad als 'n lus neerhangt:

Kijk 's, Jan! Net 'n schommel!

JAN:

Leuk! Ga je d'r in, An? 'k Zal je helpen... 'k Vaar mee!

Ze helpen elkaar de lus in en beginnen te schommelen, dodeinend op den tragen gang van Pierewie's deuntje.
GRISPIK:

Bellefleur! om de narigheid van dezen zolder te verdrijven, roep ik m'n hofdames op!

Ze loopt links en rechts, wuivend hoog en laag. Spinnen en spinnetjes allerhande, van alle kleur en vorm, komen te voorschijn en dansen rond de schommelende Jan en An, terwijl Pierewie half slaperig begeleidt.
[pagina 46]
[p. 46]
Ondertusschen geniet Lotje van 'r vrijheid, en lacht ons uit, buiten, in de heerlijke zon...
Die lollige musch lokt ons weg van de dansende spinnetjes. Haar snaterbek tatert vanuit 'n hoogen populier
: He! Daar komt nog wat! Zoo je m'n verhaaltje mooi vindt, luister, want nu zal 't prettigste gebeuren!...

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken