Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 1 (1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 1
Afbeelding van Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.34 MB)

Scans (27.73 MB)

XML (1.27 MB)

tekstbestand






Editeurs

Herman vander Linden

W.L. de Vreese



Genre

poëzie
non-fictie

Subgenre

kroniek
non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 1

(1906)–Lodewijk van Velthem–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Ga naar margenoot+ Van onser Vrouwen ymagine, [ende] van darsassinen [v]anden ouden. xix.Ga naar voetnoot+

 
Van Damassene .iiij. milen biGa naar voetnoot1272-1277
 
Es ene stat heet Sardanay,
[pagina 79]
[p. 79]
 
Bi enen berge, daer diere ane gaet,
1275[regelnummer]
Daer onser Vrouwen kerke in staet,
 
Daer .viij. monke in sijn,Ga naar margenoot+
 
Ende .xij. magede nonnen fijn.
 
In dese kerke van riker haven,Ga naar voetnoot1278-1287
 
So es in ene tafel gegraven
1280[regelnummer]
Een beelde na onser soeter Vrouwen,
 
Dat te Constantinople ward met trouwenGa naar margenoot+
 
Gemaect, ende die patriarke daer na
 
Voret te Jherusalem, alsict versta,
[pagina 80]
[p. 80]
 
Ende ene[.] abdisse vander stede
1285[regelnummer]
Gaeft derre abdissen mede;
 
Ende dese abdisse settet oec daerGa naar margenoot+
 
In haer kerke. Ende daer naerGa naar voetnoot1287-1294
 
bl. 5 e. So vloyde ute derre ymagen gereet
 
Olie, diemen balseme heet;
1290[regelnummer]
Die daer goret so over soete
 
Dat si elken mach geven boete.Ga naar margenoot+
 
Ende met derre olien medeGa naar voetnoot1292-1293
 
Olijt men die zieke ter stede,
 
[Die] bat hebben te hans al daer.
1295[regelnummer]
Dese stede eren verre ende naerGa naar voetnoot1295-1296
 
Die sarrasinen met werdicheden,Ga naar margenoot+
 
Ende comen daer van verren gereden.Ga naar voetnoot1297
[pagina 81]
[p. 81]
 
Twe werf comtmen daer int jaer:Ga naar voetnoot1298
 
In assumptie es deen vor waer,Ga naar voetnoot1299
1300[regelnummer]
Ende dander es, als wijt horen,
 
Dat onse Vrouwe ward geboren.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1301
 
Die dit beelde tastet daerGa naar voetnoot1302-1304
 
Vanden borsten opward daer naer,
 
So donket hem vleesch albloet;
1305[regelnummer]
Dits .i. scone teken [ende] een groet.Ga naar voetnoot1305
 
Int inde van Anthiosen mede,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1306-1309
 
Ende int inde van Damasce der stede,
 
Inden casteel van Marassijn,
 
Daer wonen liede die heten Harsasijn,
1310[regelnummer]
Dat[s] hautesise, alsict can gomen:Ga naar voetnoot1310-1311
[pagina 82]
[p. 82]
 
Also hebbicse horen noemen.Ga naar margenoot+
 
Daer af here es Wetules,Ga naar voetnoot1312-1317
 
Die vanden berge geheten es.
 
Desen ontsie[...]n harde sere
1315[regelnummer]
Die sarrasinen, die kerstine noch mere:
 
Want hi die prinsen doden doetGa naar margenoot+
 
Met boden, beide tors ende te voet.
 
Sine houden onder hem geen wet,Ga naar voetnoot1318-1323
 
En daden hem die vresen met.
1320[regelnummer]
Moeder, suster, dochter, alle,
 
Welc dat hem best bevalle,Ga naar margenoot+
 
Die bruden si in haren palayse,
 
Ende maken hem daer met ayse.
 
Alle lerense [ ] daer,Ga naar voetnoot1324
1325[regelnummer]
Ende haren here ontsiense vorwaer,Ga naar voetnoot1325-1328
[pagina 83]
[p. 83]
1311[regelnummer]
Ga naar margenoot+Also hebbi[c]se horen nomen,
 
Daer af es here Vetiles,
 
Die vanden berghe gheheten es.
 
Desen ontsien harde sere
1315[regelnummer]
Die sarrasine, die kerstine noch mere:
 
Want hi die princen doden doet
 
Met boden, beide tors ente voet.
 
Sine houden onder hem ghene wet,
 
Hen dade hem die vresen met.
1320[regelnummer]
Moeder, sustre, dochtre, alle,
 
Welc dat hem best bevalle,
 
Die bruden si in haren palayse,
 
Ende maken hem daer met ayse.
 
Ga naar margenoot+ Alle leren si dar,
1325[regelnummer]
Ende haren here ontsien si vor waer,
[pagina 84]
[p. 84]
 
Ende dienen hem alle toter doet.Ga naar margenoot+
 
Ende hier met wanense ter bliscap groet
 
Comen ende oec ten paradise;
 
Ende die oec sterft in dere wiseGa naar voetnoot1329-1331
1330[regelnummer]
Alse in onderhoricheiden groet,
 
Men graeften over .i. ingels genoet.Ga naar margenoot+
 
Ende hier met makic des .i. inde;Ga naar voetnoot1332-1337
 
Want ics int boec nemmere en vinde
 
Dattie patriarke dede maken,
1335[regelnummer]
Di[e]t sende mede na die saken
 
Innocentius den paus saen,Ga naar margenoot+
 
Daer wijt vord af hebben verstaen.
 
Ga naar margenoot+ Nu hort vord dat gedechte
 
Van Coelne [van] broeder Aelbrechte.Ga naar voetnoot1339
[pagina 85]
[p. 85]
 
Ende dienen hem alle toter doot.
 
Ende hier met wanensi ter bliscap groot
 
Comen ende ooc ten paradyse;
 
Ende die ooc sterft in derre wise
1330[regelnummer]
Als in onderhorecheiden groot,
 
Men graeftene over eens ingels genoot.
 
Ende hier met makic des .j. ende;
 
Want ics int boec nemeer vende
 
Dattie patriarke dede maken,
1335[regelnummer]
Diet sendde mede na die saken
 
Innocentiuse den paues saen,
 
Daer wijt af hebben verstaen.
 
Nu hort vort dat ghedechte
 
Van Colne van broeder Aelbrechte.

margenoot+
[Vinc. B. xxxii, c. 66, vervolg.]
voetnoot+
Cap. 19, opschrift. Zie boven de noot bij het opschrift van cap. 18. Het beknopte de harsassinis bij Vincentius is hier dus door Velthem heel wat uitgebreid, en het is zeer opmerkenswaardig dat hij daarbij het opperhoofd, den ‘kapitein’ van de Harsassini, ‘den ouden’ noemt, een benaming die Vincentius niet noemt, maar die volgenderwijze vermeld en verklaard wordt door Jac. de Vitr., blz. 1062: In provincia autem Phoenicis, ... quidam populus scopulis et montibus undique circumclusus inhabitat ... Horum autem hominum, qui Assasini nuncupantur, quadraginta millium numerum excedere dicitur multitudo. Praeficiunt autem sibi Capitaneum non successione haereditaria, sed meritorum praerogativa, quem ipsi Veterem seu Senem appellant, non tam provecte aetatis ratione, quam prudentiae et dignitatis praeminentia. De vraag dringt zich op, of Lodewijk van Velthem soms niet nog een andere bron gekend en gebruikt heeft als het Speculum van Vincentius. - C.J.M. van Gelder-van de Water citeert in het Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 12, 238 en spreekt van de ‘barsassinis’. Dit is een leesfout: in de ed. 1494 is de h licht te verwarren met de b.
voetnoot1272-1277
Vinc.: Ad quatuor leucas a damasco est locus qui sardanai dicitur situs in monte ubi est ecclesia beate virginis marie. in qua sunt virgines moniales .xii. et octo monachi. Velthem heeft er dus daer diere anegaet bijgevoegd. - Sardanai = Saïdanâya, ten noorden van Damascus? Bij Jac. de Vitr. heet het (blz. 1126): Hic locus Sardinia appellatur.
[tekstkritische noot]1275 vrouwen: vrou- in het hs. voluit.
margenoot+
(5)
voetnoot1278-1287
Vinc.: In hac ecclesia depicta est imago in tabula beate dei genitricis opere constantinopolitano . quam patriarcha tulit hierusalem et cuidam abbatisse dedit . abbatissa vero ad locum predictum transtulit. Hier is dus geen sprake van een tweede abdis, die de tusschenpersoon zou geweest zijn tusschen den patriarch en de abdis van ‘onser vrouwenkerke’ te Sardanay. Het is intusschen de vraag, of hier in den overgeleverden tekst van Velthem geen fout schuilt. Zie de noot bij vs. 1284 hierboven. - Om op de grond van vs. 1279 aan graven de beteekenis van schilderen toe te kennen, zooals C.J.M. van Gelder-van de Water wil (zie het Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 12, 239), schijnt wel wat gewaagd. Hier als elders zal graven wel beteekenen: graveeren, insnijden, ook al spreekt Vincentius van een geschilderd beeld.
margenoot+
(10)
[tekstkritische noot]1284 ene[.] hs.: enë Of deze emendatie ons werkelijk nader brengt tot den oorspronkelijken tekst van Velthem, blijft echter twijfelachtig. Dat het woord abdisse hier in drie achtereenvolgende verzen staat, terwijl bij Vinc. van een tweede abdis geen sprake is (zie de aanteekeningen hieronder) en het hs. in dit vs. heeft enen abdisse wekt achterdocht. Men is geneigd zich af te vragen, of abdisse in vs. 1284 er niet bij vergissing is ingebracht door een afschrijver die zich miszag op een der twee volgende verzen, waar het woord twee maal onder elkaar kwam te staan. Misschien schreef Velthem: Ende enen abde vander stede Gaeft derre abdissen mede enz. 1287 naer in het hs. voluit. 1294 [Die] bat hebben: het onderwerp is natuurlijk onmisbaar. C.J.M. van Gelder-van de Water wil lezen: [Dies] bat hebben (zie het Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 12, 238), maar bij bat hebben = ‘beter worden, herstellen’, behoort niet noodzakelijk een bepaling in den tweeden naamval, zooals dat bij te bat hebben het geval is. - daer in het hs. voluit. 1295 naer in het hs. voluit. 1296 sarrasinen: sar- in het hs. voluit.
margenoot+
(15)
voetnoot1287-1294
Vinc.: De hac imagine manat oleum balsamo suavius redolens quo liniuntur infirmi et melius habent. Velthem heeft het oorspronkelijke dus niet geheel juist vertaald en het tevens nogal verwaterd, terwijl hij aan den anderen kant verwaarloost wat Vincentius nog laat volgen: Oleum istud optime christianis reservatur.
margenoot+
(20)
voetnoot1292-1293
Deze verzen worden door Verdam, Mnl. Wdb. op Oliën (dl. 5, 79) aangehaald onder de beteekenis: het laatste oliesel aan iemand toedienen, hem bedienen, berechten. Maar het is duidelijk dat oliën hier alleen beteekent: met olie bestrijken, een beteekenis die in het Middelnederlandsch Woordenboek in 't geheel niet vermeld wordt. Voor het H. Oliesel mag - en mocht - nooit anders gebruikt worden dan olijfolie, op witten donderdag door een bisschop gewijd.
voetnoot1295-1296
Vinc.: et ipse locus a saracenis in magna reverentia habetur.
margenoot+
(25)
voetnoot1297
Niet bij Vinc.
[tekstkritische noot]1298 jaer in het hs. voluit. 1303 opward: de kopiïst schreef aanvankelijk opt- maar verbeterde de vergissing op staanden voet, waarbij hij de t tot het eerste been eener w vervormde; het dwarsstreepje der t is daarbij blijven staan. - naer in het hs. voluit. 1305 [ende] niet in het hs. C.J.M. van Gelder-van de Water wil lezen ende groet (zie het Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk. 12, 238) maar de constructie ende een groet was in het oudste Dietsch de gewone, en van een paleographisch standpunt is het waarschijnlijker dat de kopiïst ende heeft overgeslagen, dan dat hij en̄ of ende als een zou gelezen hebben. 1308 Marassijn in het hs. voluit, zonder hoofdletter natuurlijk. 1309 Harsasijn hs.: sarras' voluit. Zie de noot bij het opschrift van dit hoofdstuk. 1310 Dat[s]: het werkwoord is onmisbaar; de fout is reeds verbeterd door C.J.M. van Gelder-van de Water, t.a.p.
voetnoot1298
Vinc.: Bis in anno ... locum illum incole saracenorum frequentant.
voetnoot1299
In assumptie: O.-L.-Vrouwhemelvaart, 15 Augustus.
margenoot+
(30)
voetnoot1301
Dat onse Vrouwe ward geboren: O.-L.-Vrouwgeboorte, 8 September.
voetnoot1302-1304
Vinc.: Hec imago a mamillis superius si palpetur ut carnea sentitur.
voetnoot1305
Niet bij Vinc.
margenoot+
(35)
voetnoot1306-1309
Vinc.: In confinio antiochie et damasci in castris munitissimis habitant harsassini. Van een casteel van Marassijn is geen sprake, en hoe Velthem daaraan mag gekomen zijn, is raadselachtig. Zou hij, in zijn handschrift van Vincentius' Speculum, in castris munitissimis slecht hebben gelezen? Het is met geheel ondenkbaar dat munitissimis in een eenigszins ineengedrongen schrift door iemand die niet al te ervaren is, gelezen wordt als maraffijn. In de andere bronnen is evenmin sprake van een casteel van Marassijn. Bij Jac. de Vitriaco leest men (blz. 1062): In provincia autem Phaenicis, circa fines civitatis Anteradensis, quae hodie vulgariter appellatur Tortosa, quidam populus scopulis et montibus undique circumclusus inhabitat, habens castella decem fortissima, et propter viarum angustias et rupes inaccessibiles, inexpugnabilia, cum suburbanis et vallibus omnium fructuum et frugum fertilitate foecundissimis, et amoenitate jucundis. Horum autem hominum, qui Assasini nuncupantur, quadraginta millium numerum excedere dicitur multitudo. En bij Will. Tyr. heet het (ed. cit., p. 995): In provincia Tyrensi, quae Phoenicis dicitur, circa episcopatum Antaradensem, est quidam populus, castella decem habens cum suburbanis suis; estque numerus eorum, ut saepius audivimus, quasi ad sexaginta millia, vel amplior.
voetnoot1310-1311
Niet bij Vinc.
[tekstkritische noot]1314 ontsie[...]n hs.: ontsietmen verbeterd in overeenstemming met het Budinger fragment; verg. Vinc.: multum reveritus a christianis et saracenis propinquis et remotis. 1315 sarrasinen: sar- in het hs. voluit. 1322 en 1325 haren: har- in het hs. voluit. 1324 Reeds in 1840 heeft
margenoot+
(40)
voetnoot1312-1317
Vinc.: Quorum dominus est vetulus de montanis multum reveritus a christianis et saracenis propinquis ac remotis. Quorum principes indifferenter per nunccios interficere solet. Velthem heeft dus het gewone nomen vetulus voor een eigennaam genomen. In de oudere bronnen staan synoniemen van vetulus. Jac. de Vitriaco zegt (blz. 1062): Praeficiunt autem sibi Capitaneum non successione haereditaria, sed meritorum praerogativa, quem ipsi Veterem seu Senem appellant, non tam provecte aetatis ratione, quam prudentiae et dignitatis praeminentia. Daarmede stemt Willermus Tyrensis bijna woordelijk overeen (ed. cit., p. 995 seqq.): non haereditaria successione sed meritorum praerogativa, magistrum solent sibi praeficere, et eligere praeceptorem, quem, spretis aliis dignitatum nominibus, Senem vocant. Daarvoor leest men in de Fransche vertaling van Willermus het volgende (t.a.p., blz. 996): Il n'ont mie seigneur par herité, einçois eslisent à escient le meilleur home de la terre por aus gouverner et desfendre. Ne le vuelent apeler empereor, ne roi, ne conte, sanz plus le noment le viel de la montengne. Elders, t.w. in zijn tweede boek, cap. 34 en 36, noemt Velthem den hoofdman der hautesisen telkens den ouden Vetiles.
margenoot+
(45)
voetnoot1318-1323
Vinc.: Horum nulla est lex . nisi quam timor facit . Matres . sorores . filias . et indifferenter omnes cognoscunt ut uxores. A cunabulis educantur in palaciis. Dit laatste zinnetje heeft Velthem dus onvertaald gelaten.
margenoot+
(50)
voetnoot1324
Vinc.: Omniaque addiscunt ydiomata. Zie de noten hierboven.
voetnoot1325-1328
Vinc.: et docentur dominum suum timere super omnia . eique usque ad mortem in omnibus obedire . ut sic possint ad paradisi gaudia pervenire.
[tekstkritische noot]1311 hebbi[c]se afschr.: hebbise 1312 daer in het afschr. voluit. 1314 harde in het afschr. voluit. 1315 sarrasine: in het afschr. sar- voluit. 1318 wet afschr.: voet 1319 en 1321 hem in het afschr. voluit. 1322 palayse afschr.: palayst 1323 ayse afschr. ayst - hem in het afschr. voluit. 1324 yd9mata ongewone verkorting maar ongetwijfeld = ydeomata Terecht is door De Vries opgemerkt, dat uit dit vers blijkt, dat Velthem het woord idiomata niet verstond. ‘In die onzekerheid vertaalt hij omniaque addiscunt platweg door Alle leren si, zet er daer als rijmwoord achter, maar laat eene ruimte voor het ontbrekende woord open, en schrijft idiomata op den kant, denkelijk om eens na te vragen wat dat beteekende en het dan later in te vullen. Daar is echter niets van gekomen, en vandaar de fout in het latere hs.’ (De Vries in de Nieuwe Werken van de Maatsch. d. Nederl. Letterkunde te Leiden VII2, 189 vlgg. (1856). Uit deze bizonderheid blijkt tevens afdoend, dat het handschrift waartoe het Budinger fragment behoort, ofschoon geen autograaf (zie daaromtrent de inleiding), toch een nauwkeurig afschrift is van Velthem 's eigen handschrift. Dit openlaten van eenige ruimte door vertalers, die op een gegeven oogenblik een of ander Latijnsch woord niet verstonden, of wel geen Nederlandsch aequivalent bij de hand hadden, al verstonden ze hun origineel waarschijnlijk wel, komt meer voor. Zoo b.v. in een hs. te Brussel, Kon. Bibliotheek nr 2849, waarin op bl. 10a een ruimte opengelaten is voor editam dat evenzoo in margine staat. - dar in het afschrift voluit. 1325 ontsien afschr.: ont sien
margenoot+
Fragment B, kol. a.
margenoot+
yd9mata.
[tekstkritische noot]M. de Vries aangetoond dat dit vers behoorde te luiden Alle spraken lerense daer (zie De Jager's Taalkundig Magazijn IV, blz. 13 vlgg.). Dit is echter alleen in zóó verre juist, dat dit een nauwkeurige vertaling zou zijn van Vincentius' Latijn, want door het Budinger fragment weten we, dat Velthem het vers niet zóó geschreven heeft: hij heeft ydeomata onvertaald gelaten. Er kan dus geen sprake van zijn, een woord in den tekst te brengen, dat er nooit in gestaan heeft; wat in het Leidsche handschrift ontbreekt en dient hersteld te worden, is de ruimte die Velthem open gelaten heeft tusschen si en dar. - daer in het hs. voluit. 1327 groet (hs.: goet) staat boven den regel met een aanwijzing dat het achter bliscap hoort, en met een punt er achter om het te scheiden van het op dezelfde hoogte staande vers der volgende kolom. 1328 paradise hs.: padise 1330 onderhoricheiden hs.: onder horicheiden 1331 .i. ingels genoet: uit het Budinger fragment blijkt dat .i. hier te lezen is als eens Ook de genitief van coninc wordt door dezelfde verkorting voorgesteld als de nominatief (zie een voorbeeld hierboven, vs. 628). 1335 Di[e]t hs.: Dit De voor de hand liggende verbetering (Vinc.: de illo libello patriarche ad papam) wordt door het Budinger fragment bevestigd. 1339 [van] broeder Aelbrechte Het onmisbare voorzetsel is ingevoegd in overeenstemming met de lezing van het Budinger fragment.
margenoot+
(55)
voetnoot1329-1331
Vinc.: Quisquis in obedientia moritur pro angelo colitur. De vraag is geoorloofd of Velthem het werkwoord colere verstond.
margenoot+
(60)
voetnoot1332-1337
Vincentius eindigt zijne mededeelingen over Palestina met de volgende woorden: Hec de illo libello patriarche ad papam ad presens sufficiant. Velthem neemt dus den schijn aan, als had hij dat boek van den patriarch zelf gebruikt. Verg. boven het vierde kapittel.
margenoot+
(65)
margenoot+
bl. 5 f.
voetnoot1339
Van Coelne ... broeder Aelbrechte = Albrecht de Groote, Albertus Magnus, volgens de overlevering in 1193 geboren te Lauingen in Zwaben, trad in 1223 in de predikheerenorde, verbleef en leeraarde herhaalde malen met voorliefde te Keulen, waar hij den 15den November 1280 overleed.
[tekstkritische noot]1328 paradyse afschr.: padyse 1330 onderhorecheiden afschr.: onderhorechenden 1337 daer in het afschr. voluit. - wijt in het afschr. boven de t: r? Maar wijt is natuurlijk de juiste lezing.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken