Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 1 (1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 1
Afbeelding van Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.34 MB)

Scans (27.73 MB)

XML (1.27 MB)

tekstbestand






Editeurs

Herman vander Linden

W.L. de Vreese



Genre

poëzie
non-fictie

Subgenre

kroniek
non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 1

(1906)–Lodewijk van Velthem–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 477]
[p. 477]

[Aanhangsel.]
[Boek I, vss. 1396-1534.]

Aanhangsel. Dit uittreksel uit het eerste boek komt voor in het handschrift 175 (= 72/97) uit de bibliotheek van het Bisschoppelijk Seminarie te Brugge, en werd daarnaar voor het eerst uitgegeven door Dr. K. de Gheldere, Dietsce Rime (Brugge, 1896), blzz. 82-86. Dit uittreksel behelst eene der ‘bedinghen’, die Lodewijc van Velthem toeschrijft aan Albert den Groote, maar in diens uitgegeven werken niet te vinden zijn. Onderzoekingen in verschillende handschriften, die nog onuitgegeven werken van Albertus Magnus bevatten, waren evenzeer zonder uitslag gebleven. Het blijkt thans, dat deze vss. 1396-1534 voor een deel vertaald zijn naar enkele paragraphen, voor een deel ingegeven zijn door sommige passages uit de eerste der beide orationes (of precationes), die op naam gaan van den H. Ambrosius, en wel uit de eerste: in praeparatione ad missam (bij Migne, Patrol. Latina, t. XVII, col. 751 sqq.). Wellicht heeft Velthem deze oratio aangetroffen in een handschrift waarin ze werd toegeschreven aan Albertus Magnus, of, wat misschien nog waarschijnlijker is, voorkwam samen met diens tractaten De Eucharistia en Commentaria in libr. IV Sententiarum, waarvan Velthem immers ook gedeelten heeft vertaald (zie boven I, vss. 1587-1669 en vss. 4016-4291). Bij het vertalen en bewerken van 't oorspronkelijke heeft Velthem consequent alles weggelaten, wat rechtstreeks betrekking heeft op de voorbereiding tot het officie der Mis: het gebed van den priester, die het H. Misoffer staat op te dragen, is er een geworden voor elken geloovige, die tot de H. Tafel wenscht te naderen. In de aanteekeningen hieronder is in bizonderheden aangewezen, waar Velthem minder of meer getrouw heeft vertaald en waar hij zijn eigen weg is gegaan. Niet altijd is dit laatste met volkomen zekerheid te bepalen: sommige verschillen tusschen Velthem en den uitgegeven tekst der precatio zijn zeer waarschijnlijk te wijten aan varianten in den tekst die de vertaler te zijner beschikking had, zooals mede hier en daar blijkt uit een uitvoeriger, letterlijke vertaling in proza van de precatio, die in meer dan een Middelnederlandsch gebeden- en getijdenboek voorkomt. Zie, als specimen dezer prozavertaling, die uit hs. Burn. 339 in het British Museum te Londen, bij Deflou en Gailliard, Beschrijving van Middelnederlandsche Handschriften die in Engeland bewaard worden, [Tweede] Verslag (Gent, 1896), blz. 46. Zooals reeds door Dr. K. de Gheldere is opgemerkt, Dietsce Rime, blz. 189, wordt in het opschrift dezer prozavertaling in sommige handschriften S. Ambrosius als de maker van het gebed genoemd, zoo b.v. in hs. Add. 29728 in het British Museum te Londen (zie b.v. Deflou en Gailliard, a.w. blz. 152).

[pagina 478]
[p. 478]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

1396[regelnummer]
Ga naar margenoot+ O alre hogheste Vader,Ga naar voetnoot1396
 
Die di selven offeres altenen gaderGa naar voetnoot1397
 
An den cruce om onse zonden,
 
Die in onsalicheit waren gebonden;Ga naar voetnoot1399
1400[regelnummer]
Ende du daer naer gaves mede
 
Dine lechame teere spise in waerdichede,Ga naar voetnoot1401
 
Ende dijn bloet ooc teenen drinkene,
 
Om dijns ons te ghedinckene,Ga naar voetnoot1403
 
Ga naar margenoot+ Ende maket hier mede den Heligen GeestGa naar voetnoot1404-1405
1405[regelnummer]
In ons, als ic hebbe ghevreest,
 
Ende du ooc sprakes daer ter stede:
 
‘Also dickent als du dit does ooc mede,Ga naar voetnoot1407-1408
 
So doet in miere ghedinckenesse’.
 
Met eere ghewarighe berauwenesse,Ga naar voetnoot1409
1410[regelnummer]
Here, ic bidde di, bi dezen bloedeGa naar voetnoot1410-1411
 
Dat ons allen quam te goede,
 
Ende bi diere over vloeyender maten,Ga naar voetnoot1412-1414
 
Ende bi diere over vulligher caritaten
[pagina 479]
[p. 479]
 
Die [g]hi te ons waert ghehinghet,
1415[regelnummer]
Nochtan dat wij zijn ghemingetGa naar voetnoot1415-1418b
 
Inder vulre onzalicheit
 
Ende in ons [niet] hebben die waerdicheit,
1418a[regelnummer]
Nochtan, overmids uwer groter maten,
1418b[regelnummer]
So minnet uwe onderzaten,
1419[regelnummer]
Ende dwaet ons met uwen bloedeGa naar voetnoot1419
1420[regelnummer]
Vanden zonden, dor uwe goede.Ga naar voetnoot1420
 
Mac bi dijnre gracien miGa naar voetnoot1421-1428
 
Dat ic altoos mach zijn bi di,
 
Ga naar margenoot+ Ende doch mi gheloven indi zaen,
 
Ende zalichlike ende wel verstaen,
1425[regelnummer]
Ende secghen mede ende onthouden,
 
Daer ic mede blive behouden,
 
Ende ic doe dat wel behaghet ooc di,
 
So dat mine ziele ontcommert zi.
[pagina 480]
[p. 480]
 
Sent mi dinen Helighen Geest,Ga naar voetnoot1429
1430[regelnummer]
In miere herten sentene meest,Ga naar voetnoot1430-1443
 
Ende zuvere na dinen wille dat;
 
Want niet waerdich en es dat vat,
 
Ende mine zuverheit ware te dinne
 
Daer sulc persoon soude comen inne,
1435[regelnummer]
En daet uwe grote omoedicheide.
 
Dits ons zondare grote zalichede!
 
Here, behoet mine herte voort
 
Dat si niet en werde becoort,
 
Noch dat zij en peinse ghene dinghe
1440[regelnummer]
Die jeghen u es zonderlinghe.
 
Heere, ende minre der reynicheden,
 
Ende een dau [al]der zoetheden,
 
Mac mine ziele zoete indi.
 
Ga naar margenoot+ Verdrijf die hovaerde ooc van mi,Ga naar voetnoot1444
1445[regelnummer]
Ende doet mi berauwen comen in;Ga naar voetnoot1445-1448
 
Want daer berou es in den zin,
[pagina 481]
[p. 481]
 
Ende voren ghenouch doen daer mede,
 
Dats Gode eene behaghelijchede.
 
Wie es, Here, werdich tontfaneGa naar voetnoot1449-1452
1450[regelnummer]
Dat sacrement ende daer toe te gane,
 
En zi datten God almachtich
 
Des waerdich make ende crachtich!
 
Ic kenne, ende over waer dat weet,
 
Ende uwer doghet belye ic ghereet,Ga naar voetnoot1454
1455[regelnummer]
Dat ic niet waerdich en bem te ganeGa naar voetnoot1455-1456
 
Alzulc eenen grooten here tontfane,
 
In mine menichfoudighe zondenGa naar voetnoot1457-1458
 
Ende mine grote ghebreke tallen stonden.
 
Maer ic ghelove, ende weet mede,Ga naar voetnoot1459-1466
1460[regelnummer]
Met al miere herten ghetrauwichede,
 
Ende ic begheers ooc metten monde,
 
Dattu mi muecht in corten stonde
[pagina 482]
[p. 482]
 
Suver maken ende ooc reyne;
 
Ga naar margenoot+ Want du heves macht ghemene
1465[regelnummer]
Van eenen zondare te makene dan,
 
Alstu wilt, eenen helighen man!
 
Bin dezer moghentheit, Here goet,Ga naar voetnoot1467
 
So biddic u, dattu al blootGa naar voetnoot1468-1477
 
Miere zonden ontfermes te dezer huren,
1470[regelnummer]
Ende mine herte zo zuvers ende puere,
 
Dat ic tuwen dienste mach comen
 
Daer ic bem toe ghenomen!
 
Vreese comt in mi nu zaen
 
Met puere herte, daer menich traen
1475[regelnummer]
Met bevene ute werde gesent.
 
Com in mi, mac mi bekent
 
Die bliscap vander godlijchede!
 
Ay Here, mi ghedinct nu medeGa naar voetnoot1478-1498
 
Dijnre heligher passien groot,
1480[regelnummer]
Daer du omme ontfinghes die doot.
 
Ende als ic dan dit peinse, ende verboude,
 
Ende ga als een die comen soude
[pagina 483]
[p. 483]
 
Tote dinen outare om di tontfane,
 
Ga naar margenoot+ Ende als ic dan dit peinse ane
1485[regelnummer]
Wat ic dan daer soude ontfaen,
 
So treckic weder achter zaen,
 
Ende werde versaecht uptie stonde
 
Omme mine quade vulle zonde.
 
Lieve Here! dit niet en wreect,
1490[regelnummer]
Al eist dat in mi dus steict
 
Die quaetheit; ic bevele mi di nu,
 
Ende zal, up den troost van hu,Ga naar voetnoot1492
 
Ende up uwe grote ontfaermicheden,
 
Ende up uwe grote ghenadichede,
1495[regelnummer]
Ende up uwe grote caritate
 
Daer of te secghene es geene mate;
 
Up desen troost zo comic nare,
 
Ende ga weder ten outare.
 
Here, nu zo biddic u voort,Ga naar voetnoot1499-1534
1500[regelnummer]
Dat ghi mine bede hoort!
 
Al bem ic waerdich niet van dien,
 
Dat ic di niet can ghezien,
 
Comt onverzienlike, Here, in mi,
 
Ga naar margenoot+ [Ende] maec mine ziele s[i]ende[.] di.
[pagina 484]
[p. 484]
1505[regelnummer]
Here, bi dinen sacremente grootGa naar voetnoot1505-1508
 
Dat men in dine kerke doet,
 
Ende dat die priester daer ontfaen
 
Indie messe die zij ane gaen;
 
Here, bidien virtute grootGa naar voetnoot1509-1514
1510[regelnummer]
Dat daer wijn, borne ende broot
 
Verwandelt wert in bloede, in vleessche,
 
Ende dit dan, als [.] ic verheesche,
 
Biden Helighen Gheest goet,Ga naar voetnoot1513-1514
 
Diet een persoon wezen doet:
[pagina 485]
[p. 485]
1515[regelnummer]
Alzo waerlike, Here, als dit es waer,Ga naar voetnoot1515-1518
 
So maect mi zuver ende claer,
 
Here, ghef mi in dezen stonden
 
Dat ic dit mach ghegronden!
 
Here, du sprekes selve datGa naar voetnoot1519-1520
1520[regelnummer]
Aldus in dijns persoons stat:
 
‘Die mi eet ende ontfaet,Ga naar voetnoot1521-1524
 
Hi leeft omme mi, dat verstaet,
 
Ende woent in mi, ende ic in heme,
 
Ga naar margenoot+ Up dat hijt neme als hem beteme’.
1525[regelnummer]
‘Ic bem’, sprect onse Here weder,Ga naar voetnoot1525-1528
 
‘Tlevende broot dat quam hier neder;
 
Ende wie van desen brode et[..],
 
Hi leefter ewelike met.
[pagina 486]
[p. 486]
 
Ic bem broot der zoethede,Ga naar voetnoot1529-1534
1530[regelnummer]
Ic bem broet der payselijchede,
 
Ic bem broot der minnen goet,
 
Dat alle smerte verdriven doet,
 
Ic bem broot van allen smake,
 
Dat alle ziecheit ghesont can make[n]!’
[tekstkritische noot]1400 du: door De Gheldere, Dietsce Rime 83, stilzwijgend en zonder noodzaak, veranderd in * die - daer naer 1401 waerdichede 1406 daer 1414 waert: alles in het hs. voluit.
margenoot+
bl. 72 b.
voetnoot1396
Ambros.: Summe sacerdos et vere pontifex Jesu Christe.
voetnoot1397
offeres. Ambros.: obtulisti. - altenen gader is natuurlijk een stopwoord.
voetnoot1399
is bijgevoegd door Velthem; met of in sonden (en dergelijke) gebonden sijn was een veel gebruikte uitdrukking (zie boven I, vss. 4212-4213 en verg. Verdam, Mnl. Wdb. op Binden).
voetnoot1401
in waerdichede is stopwoord.
voetnoot1403
staat niet in den tekst bij Migne, noch in enkele andere door ons geraadpleegde handschriften, maar zal toch geen louter toevoegsel zijn van Velthem, want de prozavertaling heeft: ende insetteste dit heilige sacrament tot eenre ghehoechnisse dijnre passien.
margenoot+
bl. 73 a.
voetnoot1404-1405
Ambros.: et posuisti mysterium in virtute Spiritus sancti. Eerste opzettelijke verandering van Velthem.
voetnoot1407-1408
Zie niet alleen Lukas 22, 19, maar ook 1 Cor. 11, 25.
voetnoot1409
is bijgevoegd door Velthem, en zal wel met de volgende verzen dienen verbonden te worden, niet met de voorgaande, zooals in den tekst is geschied (zie de errata).
voetnoot1410-1411
Ambros.: rogo per tuum sanguinem pretiosum, magnum salutis nostrae pretium.
voetnoot1412-1414
Ambros.: rogo per hanc miram et ineffabilem charitatem, qua nos miseros et indignos sic amare dignatus es. Velthem gebruikt dus een hendyadis. Het teksths. heeft een juistere vertaling van ineffabilem dan de bovenstaande tekst, - die daarentegen dignatus es goed weergeeft, - maar komt in vs. 1414 overeen met de prozavertaling: om die wonderlike minne daer du ons so sere mede mindeste, dattu enz.
[tekstkritische noot]1414 [g]hi: de foutieve lezing van het hs. is ook reeds verbeterd door De Gheldere, Dietsce Rime, 83 en 190. 1417 Ende in ons [niet] hebben: de onmisbare ontkenning is ingevoegd, ook reeds door De Gheldere, Dietsce Rime 83, in overeenstemming met de lezing van het teksths. - waerdicheit in het hs. voluit. 1418b ontbreekt in het Leidsche hs.; de onderstelling boven in den tekst geuit, of vs. 1418a een zinlooze herhaling van vs. 1412 zou zijn, vervalt dus. Maar moet men ook niet lezen * so minnet gi? - onderzaten hs.: onder zaten 1423-1424 Naar den Latijnschen tekst te oordeelen (zie de aanteekening hieronder), en vergeleken met bovenstaande lezing, laat die van het Leidsche hs. hier waarschijnlijk te wenschen over: de herhaling van die (= di) geloven in vs. 1424, na het geloven in di in 't voorgaande vers, lijkt verdacht. 1426 Dit vers is in het hs. aanvankelijk overgeslagen, en naderhand door den kopiïst zelf onder de afschrijving der bladzijde bijgevoegd. Om daarop de aandacht te vestigen, staat, bij wijze van verwijzing, naast vs. 1425: a en naast het onderaan bijgeschreven vs. 1426: b - Daer in het hs. voluit.
voetnoot1415-1418b
zijn ingevoegd door Velthem; verg. de noot hierboven.
voetnoot1419
Ende dwaet, in het teksths. so wastdi. Ambros. ut lavares. - met uwen bloede = Ambros.: in sanguine tuo.
voetnoot1420
dor uwe goede: stopwoord van Velthem. - Tusschen dit en 't volgende vers zijn verschillende zinnen uit Ambrosius overgeslagen.
voetnoot1421-1428
Ambros.: Fac me... per gratiam tuam semper illud de tanto mysterio credere et intelligere, sentire et firmiter retinere, dicere et cogitare, quod tibi placet, et expedit animae meae. Vss. 1422 en 1426 zijn dus maaksel van Velthem; daarentegen is vs. 1428 een voortreffelijke verdietsching van 't Latijn. De prozavertaling vertaalt placet veel beter, maar expedit nuchter weg: dattet di ontfanclic si ende mijnre sielen oerbaerlic.
margenoot+
bl. 73 b.
[tekstkritische noot]1429 Sent mi: men zou licht geneigd zijn te lezen * sent in mi zooals in het teksths.; maar ook de prozavertaling heeft sent mi voor 't Lat. intret 1430 herten in het hs. voluit. 1432 waerdich in het hs. voluit. 1434 Daer in het hs. voluit. 1435 De emendaties aangebracht in den tekst van het Leidsche hs. worden door de lezing van dit hs. opnieuw bevestigd. 1436 zondare (in het hs. voluit) is door De Gheldere, Dietsce Rime, blz. 84, veranderd in * zondaren in overeenstemming met de lezing van het teksths. Maar deze verandering is, van het standpunt dézer uitgave althans, overbodig. 1437 herte en 1438 werde in het hs. voluit. 1441 zelfde opmerking als bij vs. 1435. - Heere, hs.: Heere: dus ook met een leesteeken. 1442 dau [al]der zoetheden: aangevuld, ook reeds door De Gheldere, Dietsce Rime, blz. 84, in overeenstemming met de lezing van het teksths. en van het Budinger fragment. 1444 hovaerde en 1446 daer in het hs. voluit.
voetnoot1429
Ambros: Intret Spiritus tuus bonus in cor meum. Daarop volgt een en ander, dat bij Velthem niet voorkomt.
voetnoot1430-1443
Ambros.: Libera cor meum ab immundis et nefandis, vanis et obnoxiis cogitationibus. Velthem heeft hier dus nogal van 't zijne bij gedaan. In de uitgegeven prozavertaling ontbreekt de passus geheel.
margenoot+
bl. 74 a.
voetnoot1444
Ambros.: Repelle a me...durissimum spiritum superbiae, waarna nog allerlei andere dergelijke zonden opgenoemd worden en een passus over de zuiverheid volgt, die zoowel in de prozavertaling als bij Velthem ontbreken.
voetnoot1445-1448
is een uitwerking van een enkel woord bij Ambros.: quanta enim... cordis contritione, et lacrymarum fonte, quanta reverentia et tremore, quanta corporis castitate, et animi puritate istud divinum et caeleste sacrificium est celebrandum.
[tekstkritische noot]1447 voren: in het teksths. en in het Budinger fragment zeker beter vord - daer en 1449 werdich en 1450 daer in het hs. voluit. 1451 almachtich hs.: al machtich 1452 waerdich en 1453 waer in het hs. voluit. 1455 waerdich en hem in het hs. voluit. 1457 In mine menichfoudighe zonden: het teksths. heeft Om mine enz. wat zeker nauwkeuriger is (verg. Ambros.: propter), maar daarom hoeft deze lezing nog niet veranderd te worden: In ofschoon zeker minder goed, laat zich hier toch denken. 1459 Maer in het hs. voluit. 1460 Het teksths. heeft in getrouwichede De bovenstaande lezing lijkt beter. - herten in het hs. voluit. 1461 begheers is door De Gheldere, Dietsce Rime, blz. 84 en 190, vervangen door beghiets naar het voorbeeld van het Leidsche hs. Deze laatste lezing is zeker die van Velthem zelven (verg. Ambros.: confiteor), maar daarom behoeft begheers nog niet veranderd te worden.
voetnoot1449-1452
Ambros.: Quis digne hoc celebrare poterit, nisi tu, Deus omnipotens, offerentem feceris dignum. De prozavertaling heeft hier meer dan de tekst bij Migne.
voetnoot1454
Ambros.: et ipsum pietati tuae confiteor.
voetnoot1455-1456
Ambros.: quia non sum dignus accedere ad mysterium tantum. Hieraan merkt men duidelijk in welken zin Velthem zijn origineel veranderd heeft.
voetnoot1457-1458
Ambros.: propter nimia peccata mea, et infinitas negligentias meas. Het Leidsche hs. heeft hier een nauwkeuriger tekst (zie de noot hierboven).
voetnoot1459-1466
Ambros.: sed scio veraciter, et credo ex toto corde et ore confiteor, quia potes me facere dignum: qui solus potes...de peccatoribus facere justos et sanctos. Ook hier consequent gewilde veranderingen. Het begrip reine, dat hier ontbreekt, komt echter voor in de prozavertaling: Ende ic gelove...dattu...mi...mogheste waerdich maken ende reine van alle mine sonden. Dit duidt dus op een tekst die eenigszins afwijkt van den bekende.
[tekstkritische noot]1465 zondare in het hs. voluit. 1467 Bin dezer moghentheit: men zou licht geneigd zijn te lezen * Bi enz., in overeenstemming met het teksths. en met Ambros.: per hanc omnipotentiam Maar ook bij Hildegaersberch 223, 23 wisselt ‘Binnen’ af met ‘Bi’: ‘Waert datmen sine wercken (t.w. van den boosdoener) saghe Byden licht of binnen den daghe.’ Dat stemt tot voorzichtigheid. 1469 ontfermes en 1470 herte in het hs. voluit. 1472 Daer en bem in het hs. voluit. 1474 herte daer en 1475 werde in het hs. voluit. 1478 mi ghedinct hs.: nu ghedinct verbeterd, ook reeds door De Gheldere, Dietsce Rime, blz. 85 (stilzwijgend), in overeenstemming met het Leidsche hs. en met Ambros. (verg. de aanteekening hieronder). 1479 groot in het hs. voluit. 1480 Daer in het hs. voluit.
margenoot+
bl. 74 b.
voetnoot1467
Ambros.: Per hanc omnipotentiam tuam.
voetnoot1468-1477
Ook hier met opzet aangebrachte veranderingen. Ambros.: ut concedas mihi peceatori hoc caeleste sacrificium celebrare cum timore et tremore, cum cordis puritate, et lacrymarum fonte, cum laetitia spiritali, et caelesto gaudio. Velthem is hier nogal aan 't uitspinnen geweest, en niet zonder geluk.
voetnoot1478-1498
Deze lange passus, waarin levendigheid van voorstelling en innigheid van gevoel niet te ontkennen vallen, schijnt Velthem's eigen werk te zijn: behalve de twee eerste verzen (Ambros.: memor venerandae passionis tuae accedo ad altare tuum enz), is er niets in 't Latijnsche origineel dat aan 't bovenstaande herinnert.
[tekstkritische noot]1485 daer in het hs. voluit. 1487 werde in het hs. voluit. 1493 ontfaermicheden in het hs. voluit. 1496 Daer in het hs. voluit. 1501 bem en waerdich in het hs. voluit. 1504 [Ende] maec mine ziele s[i]ende[.] di hs.: Maer mine ziele sendic di wat een wezenlijk zinlooze tekstverknoeiing is, aangezien de zeer gewenschte tegenstelling met het voorgaande vers er door teloorgaat; verbeterd, ook reeds door De Gheldere, Dietsce Rime, blz. 85 en 191, naar het voorbeeld van het Leidsche hs. en van het Budinger fragment.
margenoot+
bl. 75 a.
voetnoot1492
Ende zal: Dr. de Gheldere, Dietsche Rime, blz. 190, meent dat ‘de lengte van de zinsnede...aan Velthem het werkwoord (heeft) doen vergeten’, en dat deze den zin in vs. 1497 hervat, maar dan ‘in den tegenwoordigen tijd (valt)’. Het is niet onmogelijk, maar er is plaats voor een andere opvatting. Zou Velthem niet veeleer bedoelen: ik beveel mij u, en zal mij u steeds bevelen?
voetnoot1499-1534
Ook deze passage is grootendeels oorspronkelijk: Velthem heeft hier en daar een greep gedaan en uitgewerkt. Zoo schijnen vss. 1499-1504 te berusten op één enkel woord van Ambros.: Peto...ut descendat super hunc panem et calicem istud plenitudo divinitatis tuae. Descendat etiam, Domine, illa sancti Spiritus tui invisibilis forma.
margenoot+
bl. 75 b.
[tekstkritische noot]1505 groot in het hs. voluit. 1506-1509 De vergelijking met Ambrosius (zie de aanteekening hieronder) bewijst ten overvloede dat deze verzen niet van den eenen of anderen kopiïst, maar wel degelijk van Velthem zelf afkomstig zijn, wat door M. de Vries en C. van de Water op al te losse gronden werd betwijfeld: zie verder de noot bij den tekst. 1506 kerke 1507 daer 1509 groot in het hs. voluit. 1510 daer in het hs. voluit. - borne, hs.: borne. dus ook met een leesteeken. 1511 Verwandelt hs.: Ver wandelt - wert in het hs. voluit. 1512 als [.] hs.: als. vermoedelijk was de punt bestemd om vóór als en ná dan te staan. 1514 Diet hs.: Die verbeterd in overeenstemming met de lezing van het Budinger fragment en met die van het teksths.: zie de noot bij den tekst. De beteekenis van vss. 1509-1514 is, met déze lezing, als volgt: ‘bij de groote kracht, waardoor daar (t.w. in de H. Mis) wijn, water en brood veranderd worden in het bloed en het vleesch van Christus, en zulks, als ik verneem, door den H. Geest, die het één persoon (d.i. één goddelijk wezen, te weten: de tweede Persoon der H. Drievuldigheid) worden doet’ (zie verder de noot bij den tekst). De Gheldere, Dietsce Rime, blz. 86 (die * Dit gelezen heeft in plaats van Dic), verklaart deze verzen aldus: ‘om de groote kracht door de welke wijn, water en brood aldaar veranderd wordt in bloed, in vleesch, en dat een mensch dit (wonder) verricht’. Maar die opvatting lijkt weinig aannemelijk; vooreerst zou wezen doen voor: tot stand brengen, ‘verwezenlijken’, zelfs voor Velthem een wel wat al te onbeholpen uitdrukking zijn; ten tweede, gaat het niet aan tot God te zeggen: ‘Heer, ik beroep er mij bij U op, dat een mensch dit wonder verricht’; want in hoeverre kan dat voor God een beweegreden zijn, om de genade, die men afsmeekt, te verleenen? Zie verder de aanteekening hieronder en die bij vs. 1520.
voetnoot1505-1508
Ambros.: per ipsum sancrosanctum mysterium corporis et sanguinis tui, quo quotidie in Ecclesia tua pascimur et potamur, abluimur et sanctificamur. Hier blijkt weer duidelijk het standpunt van Velthem.
voetnoot1509-1514
Van deze verzen is rechtstreeks niets in 't Latijn te vinden; zie echter de volgende aanteekening.
voetnoot1513-1514
Verg., voor de beteekenis dezer verzen, de noot hierboven. Volgens de kerkleer wordt door Jesus Christus, den insteller van het Sacrament, ook de verandering van brood en wijn in zijn vleesch en bloed, bewerkt; maar er staat niets aan in den weg om aan te nemen, dat de H. Geest daarbij een zekeren invloed heeft. Velthem kon dat te eer doen, daar hij in zijn origineel vond: posuisti mysterium in virtute Spiritus sancti (zie boven bij vss. 1404-1405) en verder: Descendat etiam, Domine, illa sancti Spiritus tui invisibilis forma...sicut quondam in Patrum hostias descendebat, qui et oblationes nostras corpus et sanguinem tuum efficiat.
[tekstkritische noot]1515 waerlike en waer in het hs. voluit. 1516 claer in het hs. voluit. 1517 in dezen stonden lijkt een betere lezing dan die van het teksths. en van het Budinger fragment. 1520 Zie de aanteekening hieronder. 1521 ontfaet hs.: ont faet 1525 bem in het hs. voluit. 1527 et[..] hs.: etet verbeterd, ook reeds door De Gheldere, Dietsce Rime, blz. 86 en 191, in overeenstemming met het teksths. Het is een lapsus van den (Vlaamschen) kopiïst, in wiens dialect de vorm et niet bekend was.
voetnoot1515-1518
Deze verzen zijn geinspireerd door Ambros.: des mihi virtutes tuas sanctas, quibus repletus, bona conscientia ad altare tuum accedam, ita ut haec coelestia sacramenta efficiantur mihi salus et vita.
voetnoot1519-1520
Het teksths en het Budinger fragment lezen: in dies persoons stat, wat niets anders kan beteekenen dan: in de plaats van dien Persoon (vs. 1514) die in het H. Sacrament aanwezig is, dus: in Uw eigen naam, zelf. Dit wordt bevestigd door Ambros.: Tu enim dixisti ore tuo sancto et benedicto, alsmede door de bovenstaande lezing in dijns persoons stat. In het Middelnederlandsch wordt het begrip: ‘in persoon, persoonlijk, zelf’ voor den derden persoon uitgedrukt door: in sijns, haers selfs -, in sinen persone (zie Verdam, Middelnederl. Woordenb. 6, 300); in de apostrophe, tweeden persoon enkelvoud, wordt dat natuurlijk: in dijns selfs -, in dinen persone, en daarvan is in dijns persoons stat blijkbaar nog een versterking. De verklaring van De Gheldere, Dietsce Rime, blz. 191: ‘in de plaats van Uwen priester (die de Misse doet)’, is dus minder juist, en trouwens ook hierom onaannemelijk, omdat Christus, bij het laatste avondmaal, de bewuste woorden onmogelijk kon uitspreken in de plaats van een zijner priesters: Hij deed daar immers, naar Katholieke opvatting, de allereerste Mis, en op dat oogenblik was er nog geen ander (‘Katholiek’) priester dan Hij zelf. Door dit alles wordt de verklaring, die van vs. 1514 boven in de noten gegeven is, nog nader bevestigd.
voetnoot1521-1524
Joh. 6, 56 (vs. 1524 is natuurlijk een stoplap). Bij Ambros. gaat daaraan nog vooraf: Panis quem ego dedero, caro mea est pro mundi vita (Joh. 6, 51).
margenoot+
bl. 76 a.
voetnoot1525-1528
Joh. 6, 51.
[tekstkritische noot]1529, 1530 bem in het hs. voluit. 1529 broot: verbeterd uit broott; de tweede -t is uitgekrast. 1530 Door dit hs. wordt de invoeging van het lidwoord * der in het teksths. bevestigd. 1531, 1533 bem in het hs. voluit. 1532 smerte in het hs. voluit.
voetnoot1529-1534
Velthem laat het voorkomen, alsof ook deze woorden door Christus gesproken zijn, en men zal toegeven, dat zulks lang niet misstaat. Zou het een kunstgreep (in den goeden zin van het woord) zijn, of heeft Velthem zijn origineel minder goed begrepen en is dat, door een gelukkig toeval, goed uitgevallen? Op de bijbelplaats Ego sum panis vivus enz. volgt namelijk bij Ambrosius een apostrophe van den biddenden priester, welke Velthem wellicht niet als zoodanig heeft begrepen, maar als praedicaat van ego sum heeft opgevat. Hoe 't zij, Velthem heeft er blijkbaar zijn gedachten aan ontleend: Panis dulcissime, sana palatum cordis mei, ut sentiam suavitatem amoris tui: sana ab omni languore, ut nullam praeter te amem pulchritudinem. Panis candidissime, habens in te omne delectamentum, et omnis saporis suavitatem, qui nos semper reficis; comedat te cor meum, et dulcedine saporis tui repleantur viscera animae meae.

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken