Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3 (1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3
Afbeelding van Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.98 MB)

Scans (27.26 MB)

XML (1.17 MB)

tekstbestand






Editeurs

Paul de Keyser

Herman vander Linden

A. van Loey



Genre

poëzie
non-fictie

Subgenre

kroniek
non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3

(1938)–Lodewijk van Velthem–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hier begint di[e] interpretatie vanden visione .iii.Ga naar voetnoot+

 
Dat irste dier, dat Daniel sach,
 
Secgic u, dat bedieden mach,
 
Vier principale rike fijn,
120[regelnummer]
Die getrouwe selen sijn,
[pagina 246]
[p. 246]
 
Deen na dander, oec gepijntGa naar margenoot+Ga naar voetnoot121-122
 
Vanden rike Gods, alst scijnt.
 
Ende int inde des oerdeels sekerlikeGa naar voetnoot123
 
Content selen sijn alle rike.
125[regelnummer]
Daer hi seget: ‘.iiii. winde streden’,
 
Dat sijn die ingele hier ter steden,Ga naar margenoot+
 
Als die bi gelikenessen heten winde,
 
Om haer subtijlheit, alsict vinde,
 
Om dat men den wint niet mach sien,
130[regelnummer]
So heetmen, bi geliken vandien,
 
Ingelen, die vor ons vechten.Ga naar margenoot+
 
In andren manieren mach ment berechten,
 
Alse van quaden geesten, godweet,
 
Die oec heten vechtende gereet
135[regelnummer]
Opten minsce, om hem te [b]ringenGa naar voetnoot135
 
Vander doget, te quaden dingen.Ga naar margenoot+
 
Daer hi seget: ‘in midden die zee’,
 
Dat es te verstane min no mee
 
Dese werelt, nu ongenadich,
140[regelnummer]
Die alse die zee es ongestadech.
 
Dene vloge[.] oec van desen diere,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot141
 
Es van rijcheden, in alre maniere,
 
Overvlodecheit, ende goet tijt.
 
Dandere vlogle, des seker sijt,
145[regelnummer]
Es vrese van wapen, dat si u cont,
 
Daer menich mede ward gewont.Ga naar margenoot+
 
Dit es dbedieden vanden diere
 
Dat hi sach in leuwinnen maniere.
[pagina 247]
[p. 247]
 
Dat ander dier was .i. bere,
150[regelnummer]
Daeraf willic u secgen mere:
 
Een beer es starc, ende can wel dogenGa naar margenoot+
 
Groten honger, ende slage vermogen,
 
Dies gelijct hi enen rike,
 
Dat vele dogen sal, sekerlike.Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Ende die drivoude tande, die hi sach
 
Daerane, seit hi, dat gelach,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot156
 
Ende an die prinsen mede,
 
Dat .iii. coninge gerede
 
Ga naar margenoot+ Selen werden een daerna,
160[regelnummer]
Dats Perssen, ende Meden, ende Caldea.
 
Ende daer hi seget: ‘Et vele vleesch!’Ga naar margenoot+
 
Daermet meint hi inden eesch,Ga naar voetnoot162
 
Dat sine gesellen daerna te hant
 
Selen strueren haers selfs lant.Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Dit wilt hi vanden Joden secgen,
 
Want sijs niet en conden ontlecgen.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot166
 
Daer hi sach dat dier pardus,
 
Dat ontbint men ons aldus:
 
Der Grieken lant, dat dit sal,
170[regelnummer]
Dat dit Orienten, ende Europen al,
 
Ende Asyen sal onder hebben nu.Ga naar margenoot+
 
Die vier v[l]ogle, dat secgic u,
 
Dat was die groetheit coninc lichamen,Ga naar voetnoot173
 
Daer vier saken nu af quamen,
175[regelnummer]
Dat was cracht, ende milthede,
 
Ende vroetscepe, ende grote coenhede,Ga naar margenoot+
[pagina 248]
[p. 248]
 
Ende oec bekennense salichede,
 
Datsi dapper in stride sijn mede.
 
Ende vier hoefde hadde dit dier,
180[regelnummer]
Daeraf so ontbint hi hier:
 
Alst al es worden een rike,Ga naar margenoot+
 
Dat gedeilt sal werden sekerlike
 
In vier riken, dat verstaet,
 
Ende dese viere oec na te gaet.Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
Daer hi sach dat vierde dier,
 
Daeraf seget hi aldus hier,Ga naar margenoot+
 
Vans ingelswegen van hemelrike,
 
Dat dit bediet vierde rike,
 
Dat sal trike van Rome wesen.
190[regelnummer]
x. horne hadde oec na desen,
 
Dat selen .x. conincrike sijn.Ga naar margenoot+
 
Die ene horen, die oec in scijn
 
Die minscenogen hadde binnen,
 
Daer moge wi Antkerst bi bekinnen.
195[regelnummer]
Ende die mont, die daer sprac,
 
Dat[s] Antkerst quaetheit, die uutbracGa naar margenoot+
 
Jegen dat gelove vorwaer.
 
Den hemel, dien hi doen sach daer,
 
Betekent, dat Antkerst vechten sal
200[regelnummer]
Jegen die heiligen overal.
 
Ende daer hi sach den Ouden van dagen,Ga naar margenoot+
 
Dats onse here, die sonder vragen
 
Ten ordele sitte, na dit gedaen.
 
Noch seldi vordmeer verstaen
205[regelnummer]
Van desen vierden di[e]re, godweet,
 
In dese prophecie hierna geet.Ga naar margenoot+

voetnoot+
Cap. 3, Bewerkt naar de Explanatio in Danielem van Hieronymus (vgl. de aanteek. bij opschrift van boek VII).
[tekstkritische noot]135 [b]ringen hs.: ringen; zie nota bij vs. 135 141 Dene vloge[.] hs.: Die vlogen 142 es hs. en̄; zie de nota bij vss. 141-142.
margenoot+
(5)
voetnoot121-122
= vgl. verder cap. 5 (vs. 280 vv.)
voetnoot123
int ende des oerdeels = bij het jongste gericht
margenoot+
(10)
margenoot+
(15)
voetnoot135
[b]ringen (M.W., VI, 1427); men kan echter ook verstaan: om den mensch van de deugd naar het kwade af te worstelen, waarbij ringen transitief zou gebruikt zijn?
margenoot+
(20)
margenoot+
(25)
voetnoot141
v. = de eene vleugel is overvloed en vruchtbare tijd van allerlei rijkdom; zie ook M.W., IX, 664.
margenoot+
(30)
[tekstkritische noot]149 een bere in het hs. voluit 153 Dies hs.: dit 166 ontlecgen hs.: omlecgen; zie nota bij vs. 166 172 Vóór het vs., het teeken illustratie.
margenoot+
(35)
voetnoot154
dogen = te verduren hebben
margenoot+
(40)
voetnoot156
gelag = van het werkwoord geliggen = te beteekenen hebben
margenoot+
bl. 79 f.
margenoot+
(45)
voetnoot162
eesch = vgl. vs. 70
voetnoot164
strueren = verwoesten
margenoot+
(50)
voetnoot166
ontlecgen = ontwijken (M.W., V, 152, 1142)
margenoot+
(55)
voetnoot173
het vers is blijkbaar corrupt.
margenoot+
(60)
[tekstkritische noot]193 minscenogen hs.: minscen ogen 195 Vóór het vs.: illustratie 197 gelove hs.: gelose.
margenoot+
(65)
voetnoot184
te gaet = men verwacht te gaen ‘te niet gaan’ (M.W., VIII, 150), maar dan gaat het rijm niet meer op! Vgl. een dergelijk geval vs. 775.
margenoot+
(70)
margenoot+
(75)
margenoot+
(80)
margenoot+
(85)
margenoot+
(90)

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken