Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Trouwe vrienden (1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van Trouwe vrienden
Afbeelding van Trouwe vriendenToon afbeelding van titelpagina van Trouwe vrienden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.32 MB)

Scans (35.67 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Illustrator

O. Geerling



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Trouwe vrienden

(1916)–Jan Veltman–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 48]
[p. 48]

Hoofdstuk VIII.

Rinus was wonder in zijn nopjes. Vader, die mijnheer een paar titels had laten zien, was gisteravond met de boodschap thuis gekomen, dat mijnheer ze allerkeurigst had gevonden.

Onder de schoolmakkers was het door de ‘Jachthoornclub’ breed uitgemeten, met hoeveel levensgevaar Rinus Bram uit de sloot had gered. Bram zei wel, dat hij er best alleen had uit kunnen komen, als zijn arm maar niet in dien leelijken doorn was geraakt, maar toonde toch vriendschap jegens Rinus. Al het oude was vergeten, en allen zochten weer vriend met hem te worden.

Rinus was ook best met zich zelf tevreden. Hij kon zich niet herinneren, hoe lang 't al geleden was, dat iemand hem bestraft had. En dat hij nu thuis zoo ijverig teekende, en aan geen wild spel meer meedeed, dat hij George uit den Bijbel leerde, en Bram uit het water had gered, was - meende hij - toch alles heel wat bijzonders voor een jongen als hij. 't Was waarlijk meer dan genoeg. Als hij naar andere jongens keek, nou, dan moesten de Heer in den hemel, vader en moeder thuis, meester op school, en zijn makkers ook wel, eigenlijk heel tevreden over hem zijn. - Ja, 't zat er wel in, de ongehoorzaamheid wel heel veel, maar 't kwam er toch niet uit. Hij bad wel nooit en dankte den Heere evenmin - nu ja hij zei wel zijn gebeden op, en zijn dankzegging - natuurlijk wel! - en daarin vroeg hij met den mond wel om vergeving van zonden, en om een nieuw hart, waar Gods Geest in kon wonen - maar in zijn hart voelde hij 't, wist hij 't, dat de Heer hem vreemd was.

[pagina 49]
[p. 49]

Wanneer had hij dan werkelijk, echt, oprecht gebeden? Alleen dien eenen keer, terwijl hij een aanloop nam, om over die wijde sloot te springen en Bram te redden, en opdat hij zelf niet verdrinken zou.

Overigens.... kon de Heer toch niets over hem te klagen hebben! Wat kwaad deed hij dan? En als je maar geen kwaad deed, dan was 't immers al héél wel!....

Met zulke gedachten had Rinus den tijd vóór schooltijd doorgebracht, en de vriendelijke ontvangst der schoolmakkers verzekerde hem bij vernieuwing, dat hij - zijn mond zou dat echter wel nooit zeggen - de beste van allen was.

In school trof hij het ook weer prachtig.

Bij de vormleerles nam meester den zwarten kubus, trok er witte lijnen om, en zei:

‘Zie eens, als ik nu een zaag neem, en er langs deze lijnen het bovenstuk afzaag, wie kan dan het onderstuk op 't bord teekenen?’

De zeven jongens, die op de teekenschool gingen, lachten: want zij alleen zouden dit maar kunnen doen! Of, als ze het eens niet konden, zouden zij toch door een wijs woordje kunnen toonen, dat ze op teekenschool gingen.

Maar de eerst opgestoken hand was die van Rinus.

De meester lachte zoo eigenaardig, dat de heeren van de teekenschool ook lachten, ook eigenaardig. Alsof ze allen wilden zeggen: dát zal hij toch niet kunnen, want waar zou hij 't geleerd hebben? Ze geloofden vast, dat meester er hem nu eens zou laten invliegen. Ze wreven in hun handen van pleizier, toen hij voor 't bord werd geroepen.

Ha, ze konden zien, dat hij wat beefde.

Meester hield, op zij van Rinus, den kubus in de hand. Rinus teekende....

‘Née jô!, zóó niet!’

‘Meester! hij doet verkeerd!’

[pagina 50]
[p. 50]

Rinus stoorde zich aan de jongens niet; teekende maar.

‘Klaar, meester!’

Meester vroeg vóór de klas:

‘Heeft Rinus 't goed gedaan?’

Niemand durfde ja of neen zeggen; omdat ze zich zelf niet vertrouwden. Maar meester zei:

‘Knap gedaan, hoor Rinus! - onberispelijk!’

Alleen Gerrit was het te veel eer voor Rinus, en die zei:

‘Meesier! Rinus leert teekenen van Klaas Mispel!’

Maar óf meester hem nam.

‘Dan mocht jij daar óók wel les nemen!’

Wat voelde Rinus zich! - Maar dat hij hoogmoedig was, zou niemand aan hem zien: hij dwong zichzelf met geweld, om heel gewoon, bescheiden, naar zijn plaats te gaan. Hij had té goed aan Klaas Mispel gezien, hoe leelijk en hatelijk iemand zich door zijn hoogmoed maakte. En hij wóú niet leelijk en hatelijk zijn; zich bemind maken wilde hij. Want wàt was er zoeter, dan door elk bemind, geëerd en geprezen te worden?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken