Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een zoon en zijn moeder (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een zoon en zijn moeder
Afbeelding van Een zoon en zijn moeder Toon afbeelding van titelpagina van Een zoon en zijn moeder

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.04 MB)

Scans (64.22 MB)

XML (0.37 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een zoon en zijn moeder

(1923)–Jan Veltman–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 93]
[p. 93]

XI.

De bewoners van Oud-Lindenhof hadden daar geen werk meer dan in schuur en stal, en wat daar te doen was, kon Jannes alleen gemakkelijk af. Vader stapte nu en dan eens naar de woning, die ze in 't voorjaar zouden betrekken, en plantte daar bessen- en frambozenstruiken en aardbeiplanten over van hier. Want bij dat huis was een groote tuin. Hij zou het opzicht krijgen over bosschen en landerijen van een freule daar, en daarvoor vrij wonen en een behoorlijk weekgeld ontvangen. Zwaar zou hij 't niet hebben, en moeder hoopte daar uit te rusten van de drukke bezigheden, die Oud-Lindenhof haar steeds op de sterke schouders had gelegd. Beiden gingen de toekomst tegemoet met het gevoel van klein-renteniers: tot aan hun dood zou er voor hen gezorgd worden.

Alard was al den dag, als 't weer hem niet verhinderde, op zijn eigen land, en toonde een lust en energie, als men zelden bij hem had waargenomen. Iedereen wist reeds, dat hij zijn land zelf in gebruik zou nemen. Zijn vader liet hem, naar diens stelregel, in alles ‘zijn eigen gang gaan’, maar zijn moeder bevreemdde het zeer, dat hij al maar naar zijn land trok, omdat er nu toch zooveel als niets te doen viel. Om zonder vragen toch achter de waarheid te komen, ging ze eens bij hem op 't land kijken. Hij was toen aan den slootkant bezig.

[pagina 94]
[p. 94]

‘Maar jongen, wat richt je hier toch uit?’

Uit schuchterheid voor zijn moeder keek hij van 't werk niet op, en zei:

‘Ik zal God een hooge heining om mijn land laten optrekken, moeder! - Dit is nu mijn eigen, en hier hoop ik mijn eigen leven te leven; ik wil hier vrij zijn, en niet door iedereen bekeken worden. Om 't heele land heen plant ik drie, vier rijen jonge boompjes, die snel opschieten: els en berk, vlier en lijsterbes, en hier en daar eik en wilg en esch of eschdoorn. Op Oud-Lindenhof had ik niets te zeggen; hier hoop ik heer en meester te zijn. Op eigen grond te leven, voor de wereld verborgen achter Gods lieve groen, is altijd mijn ideaal geweest.’

Zij schudde het hoofd.

‘Maar jongen, dat wordt enkel iets voor 't mooi, en daar kun je niet van leven. Ik weet niet, wat gekheid je in je hoofd haalt.’

Hij stak de spade in den grond, ging recht staan en keek zijn moeder in 't gelaat.

‘Moeder, mijn ziel heeft evenveel behoefte aan mooi, dat God maakt, als mijn lichaam aan eten en drinken. U noemt dit gekheid, en ziet zulk een boomwal aan als een schadepost. Maar dit hout zal even goed zijn waarde hebben als wat God op de akkers zal laten groeien.’

Hij reinigde de spade in de sloot, legde ze op zijn schouder en zei:

‘Kom, moeder, we gaan naar huis!’

Zij keek vreemd op.

‘Schei je er mee uit?’

‘Ja, moeder. - Het is mij onmogelijk te werken onder 't oog van iemand, die mijn werk gekheid vindt.’

‘Maar ik wil niet hebben, dat je 't om mij laat!’

Diep boog hij zijn hoofd en zuchtte.

[pagina 95]
[p. 95]

‘Moeder, 'k heb heel mijn leven gelaten alles, wat u gekheid vondt; dat weet u wel.’

‘Ja, lieve jongen; maar die gekheid was ook nergens goed voor, en ik heb altijd gehoopt, dat je wijzer zoudt worden. - Je hebt misschien ook al een plan voor een eigen woning hier?’

‘Natuurlijk, moeder! maar in uw oog zal 't van vóór tot achter en van den vloer tot in den nok niets dan gekheid zijn.’

Zij luisterde maar half, omdat ze het nu een uitgezochte gelegenheid vond, om hem nóg een vraag te doen.

‘En dan denk je dus ook aan trouwen?’

Hij was nóg blijder met deze gelegenheid dan zijn moeder.

‘Ja, moeder, als 't Gods tijd is!’

‘Met wie?’

‘Met Grada, moeder!’

Hij keek haar in 't gelaat om er de uitwerking van dit antwoord te lezen; doch daar veranderde niets.

‘Ja, jongen, dat heb ik altijd wel gedacht, en toch gehoopt, dat je eens wijzer zoudt worden. Grada - - -’

Met gespierden armslag stak hij de spade in den grond en bleef er pal bij staan. Een hooge blos gloeide over zijn gelaat en zijn oogen werden vochtig.

‘Ook dat is in uw oogen gekheid. - Moeder, ik heb altijd alles gelaten, wat u gekheid vondt, en dat kan ik nog. We staan hier op mijn eigen grond, onder Gods wijden, hoogen hemel en voor Zijn aangezicht. Hebt u er tegen, dat ik dit land naar mijn eigen idée zal bebouwen, zeg het dan maar en ik zal hier nooit een voet weer zetten. Of hebt u er tegen, dat ik hier een huisje bouw naar mijn eigen plan, zeg het maar, en geen twee steenen zullen hier op elkander gemetseld worden. En hebt u er

[pagina 96]
[p. 96]

tegen, dat ik met Grada trouw, zeg het maar, en wij zullen beiden ongehuwd blijven tot u er niet meer op tegen hebt. Want ik weet wel, dat vader goedvindt, wat u goedvindt.’

In moeders gelaat veranderde het geen zier.

‘Jij en Grada bent dus al goed met elkander klaar! En dat zonder dat je vader en ik er iets van weten!’

Hij keek haar vrij in 't gelaat.

‘Moeder, dat kon ik niet. Ik mocht Grada's naam niet noemen. En wij hebben nooit over trouwen of zoo iets gesproken en zijn nooit bij elkander geweest. De gracht was altijd tusschen ons. Alleen dien nacht vóór den dag, waarop ik vluchtte, is ze op de hoeve gekomen, stil, en heeft mij gewekt, om mij te waarschuwen voor de Maatschappij!’

De vrouw knikte met het hoofd.

‘Ah, zoo? - Nu begrijp ik alles! - Waarom heb je ons dat niet dadelijk gezegd?’

‘Omdat ik haar naam niet mocht noemen, moeder! - En over trouwen zouden we niet gesproken hebben, als het niet zoo maar door Jannes te pas was gekomen. Want Jannes, omdat hij anders nu een nieuwen dienst moest zoeken, dacht er over, met haar te trouwen, en hij vroeg mij om raad - - - -’

De vrouw begon te lachen.

‘Aan 't rechte kantoor!’

‘Zéker aan 't rechte kantoor, moeder! - Want ik zei hem dadelijk, dat zij hem toch niet zou willen hebben, en dat geloofde hij niet. Ik zei: Jannes, kom mee, dan zullen we 't haar zelf vragen. En samen gingen we schuin over 't land naar de sloot, waar Grada aan den overkant was; en ik vroeg haar: Grada, wil je met Jannes trouwen? En dadelijk zei ze: Wel neen, nooit! - Toen vroeg ik -

[pagina 97]
[p. 97]

om Jannes niet te blameeren: Grada, wil je met een koning trouwen? - En weer zei ze dadelijk: Wel neen, nooit! - - - - - -’

De vrouw begon luid te lachen.

‘Wat 'n komedie! - Daar had ik bij willen zijn! Drie schapen bij elkaar!’

Alard ging onverstoord, ernstig verder.

‘'t Is nog niet uit, moeder! - In een goede sprook dienen er drie vragen gedaan te worden. En ik vroeg: Grada, wil je met mij trouwen? - En weer zei ze dadelijk: Alard! met jou of met niemand! -

Dat is de eenige keer, dat we over samen te trouwen hebben gesproken, en meer ook geen woord, dan alleen dat ik uw naam heb genoemd, dat u en vader 't moesten goedvinden.’

‘En wat heeft zij daarop gezegd?’

‘Dat dat wel terecht zou komen!’

De vrouw knikte.

‘Nogal wijs van haar! - 't Zál ook wel terecht komen!’

Hij geloofde bijkans zijn eigen ooren niet, hoe duidelijk 't ook was gezegd, en onwillekeurig greep hij haar hand.

‘Ja, mijn jongen! ik heb 't altijd anders gewenscht, maar ik heb het niet kunnen keeren. Jij hebt je kranig gehouden, en Grada ook. Nu, zij is een goeie man waard. En dit kan wel van God zijn. Maar, Alard, jongen! dan wordt het nu tijd, dat we daar samen eens over spreken, eerst met vader alleen, en dan met Grada er bij. - Ga jij nu hier maar weer aan je eigen werk, precies zooals jij 't zelf het best vindt, en dan ga ik vader al vast het nieuws vertellen. Want zie je, je zult dan geld moeten hebben voor hier een huisje te bouwen, natuurlijk, heel naar je eigen idee; daar moeten jij en Grada maar samen over

[pagina 98]
[p. 98]

spreken en laat je ons maar geheel buiten. En met Grada kan je ook best overleggen over den bouw van je land. Dat zij niet min is, heb ik allang gezien. En weet je, Alard! van dat villaatje maak je een mooie huur; je zult het best samen hier schipperen, als de Heere er een beetje zegen over geeft. - Nou, ga jij nu maar stil weer aan je werk!’

‘Eerst u tot aan de deur brengen, moeder!’

Daar gingen ze: een gelukkige zoon naast een gelukkige moeder, hand in hand.

En niemand zag het dan God in den hemel, en - - Grada, die daar ginder achter de heg alles had afgegluurd, en van aandoening beefde, omdat haar hart haar zei, dat het nu misschien ‘met moeder terecht was gekomen.’ Even ging ze in huis, doch keerde spoedig naar haar schuilhoek terug, want - Alards spade stond daar nog in den grond, en die moest hij toch terug halen. En eer hij bij de spade was, zou hij haar wel zien, en haar toeseinen!

Een uur later wist ze, dat haar hart niet had gelogen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken