Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
VVoudt van vvonderlicke sinne-fabulen der dieren (2001)

Informatie terzijde

Titelpagina van VVoudt van vvonderlicke sinne-fabulen der dieren
Afbeelding van VVoudt van vvonderlicke sinne-fabulen der dierenToon afbeelding van titelpagina van VVoudt van vvonderlicke sinne-fabulen der dieren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.41 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Editeur

Lucie Roobrouck



Genre

poëzie

Subgenre

emblematiek
proefschrift
gedichten / dichtbundel
fabel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

VVoudt van vvonderlicke sinne-fabulen der dieren

(2001)–Adriaen van de Venne–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 4]
[p. 4]

I. Van ’t Paerdt, en de Zeughe.

 
VVaerdigher ist, met Eere vroom te sterven,
 
Dan t'leven quaet, en oneer te verwerven.
 
Een overmoedich Paerdt, dat tot den dienst sijns heeren,
 
VVas rijckelick verciert, met gulden Krijchs ghewaedt,
 
Hem op den trotsen Kop, een rijcke Pluyme staet,
 
Soo luchtich onvertsaecht ten Oorloch tradt vol eeren,
5[regelnummer]
Een vuyle Zeughe siend', dit schoone Paerdt braveeren,
 
Hovaerdich en soo trots, sey laci arme beest,
 
Ghy keert niet soo verheucht, van dees bebloede feest
 
VVant, die den Oorloch volcht, kan ’t ongheval niet weeren.
 
Dit hoord' het Paerdt, en sloech op 't vuyle beest sijn ooghen,
10[regelnummer]
Twelck groote vreuchden schiep, te went'len in de mis,
 
Hem seyd, om d'eeren-krans, my al veel waerder is
 
Arbeyt vol moeyt' en smert, vroom-moedelick te dooghen,
 
Als t'leven soo als ghy, die nerghens na gaet pooghen,
 
Dan u te maken vet door vuyle lusten snoot,
15[regelnummer]
Verbeydend' al verdwaest, een achteloose doot:
 
VVie luy de weeld' bemint, en soeckt gheen eers verhooghen.
Verklaring.
 
Alsoo het snoot ghemoedt, van veel verachte menschen,
 
In weelden geyl verslenst, in boosheyt al verkeert,
 
Die leven steets alsoo ’t wellustich vleesch begheert,
 
Bespottend' ongherijmt der vromer vrome wenschen,
5[regelnummer]
Verwondert niemant sich, want haer ghemoet boos-aerdich
 
Paert metten vromen niet, die steets manhaftich soeckt
 
D'onsterffelickheyt, en hem soo in de deucht verkloeckt,
 
Dat hy grootmoedich is den naem van Leeuwe waerdich.
Galat. VI.
 
VVel wijs een yeder sal sijn eyghen werck beproeven,
 
Dan ware roem in sich, en niet in ’t ander heeft,
 
En grontvest niet te vast op yemandt die daer leeft,
 
Want gaet de ziel ontdeckt, en boosheyt sal bedroeven.
[pagina 5]
[p. 5]
 
Een vroom Ghemoedt, krijcht Eer, en Goedt.

Plvtarchvs.

1THemistocles, ende Adimanthus, hebben malkander 2 alsoo gheantwoort, op ghelijcke maniere, als het 3 Paerdt het Swijn, ende het Swijn ghedaen heeft 4 teghen het Paerdt. Want, als Darius, met sijn 5 dappere gheweldighe Heyrkracht, den Griecken 6 overquam, ende Adimanthus Themistoclem met 7 grooter blyschap willich na den slach sach haesten, 8 soo riep hy: Het jammert my, dat ghy soo moedich 9 ten stryde rennet, in perijckel des doodts! Daer op 10 antwoordt hem Themistocles: Ick wil liever met eeren 11 Ridderlick, en Heldt-roemich in den Krijch sterven, 12 dan sonder eer te leven, ghelijck als ghy armen 13 ‘blooden Maffaert doet. Alsoodanighe ledighe Eer-14verachters, slachten de Bijl; als die rust, soo roest 15 de selve.’

 
Versoek, maeckt Kloeck.
[pagina 6]
[p. 6]

Paerdt, en Zeughe.

 
HEt kloeck, en moedich Paerdt verciert,
 
Daer 't rijck ghewaet rontomme swiert;
 
Treedt na den Krijch met heeten moedt,
 
Tot voordeel van sijns Heeren bloedt.
5[regelnummer]
Een loome Zeugh, en vuyl bedreckt,
 
Heeft leppich, schits, den Hengst begheckt,
 
En riep : Ghy dwaes en deftich Peert,
 
Veel sorch, en angst volcht dynen steert;
 
’t Is al moy-weer, soo lang de noot
10[regelnummer]
Dijn kracht, en pracht niet heel ontbloot!
 
Swijcht, roept de Ros, tfy traghe Swijn:
 
Deucht wil by dom, noch luyheyt zijn.
 
‘Een wacker hooft, en rappe voet,
 
‘Krijcht Hemels eer, en ’t Aerdtsche goet.
15[regelnummer]
‘VVel hem, die weckt de goede Faem,
 
‘Daer 't Vaderlant van houdt een naem.
 
Het is een dapper Heldt, die traecheyt van hem weert,
 
En neerstich (om veel lof) de ondeucht van sich keert.
 
Goedt maeckt Moedt.
[pagina 7]
[p. 7]


illustratie
Een vroom Ghemoedt, krijcht Eer en Goedt.
Een wijs, en wacker Hooft baert Roem.


[pagina 8]
[p. 8]

Fabel I bij Vondel
97. 't Peerd en't Zwijn.

[prent]

 

Alsoo hebben malkander gheantwoort Themistocles ende Adimanthus. Want als Darius met zijn gheweldigh heyrcracht de Griecken overquam, ende Adimanthus Themistoclem met grooter blijschap na de Slach sagh haesten, soo sprack hij: Het jammert mij dijner, dat ghij soo moedigh ten strijde ende ter doodt rennet. Daerop antwoord hem Themistocles: Ick wil liever met eeren als een Ridderlijcke heldt inden krijgh sterven, dan sonder eer als een arm blood catijf, ghelijck ghij zijt, leven. PLVTARCHVS.

XCVII
 
Het Kuysche Truytgen Zoch zagh 'tRos verciert met pluymen,
 
Ghezadelt en ghetoomt doen zijnen breydel schuymen,
 
Ten oorloogh toegherust, om draghen zijnen heer
 
In't midden van't ghevecht, met zweert, pistool en speer.
5[regelnummer]
O riep zij, armen Guyl! waer wildij u begheven?
 
Wat dolheyd gaet u aen, dat ghij van zelfs u leven
 
In 'sdoods perijkel stelt, en allerley ellend?
 
Doen heeft zich tot de Zeughe het Ros aldus ghewent:
 
Ghij vuyle Morsebel, wat wildij al veel zegghen?
10[regelnummer]
Die altijd inden dreck en vuylen stanck blijft legghen?
 
En eyndlijck blijft vervreemt van alle onsterflijckheyd,
 
Die in't bestoven veld den Hengst word bij gheleyd;
 
Als hij den Ridder voert tot dooden en tot moorden,
 
En breeckt door't vierkant van der vijanden slag-oorden:
15[regelnummer]
Behaelt veel wapen-roofs, en eenen heldren glans,
 
Als hij verwinner blijft en erft der eeren krans.
 
‘Die door zijn traegheyd blijft van't ware lof versteken,
 
‘Veel tijds op andren wil veel snorcken en veel spreecken.
 
‘Door ondeughds oeffeningh wert niemand oyt vermaert.
20[regelnummer]
‘Wel hem die door zijn deughd zijn naem van't graf bewaert.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken