Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Langs groene hagen (1899)

Informatie terzijde

Titelpagina van Langs groene hagen
Afbeelding van Langs groene hagenToon afbeelding van titelpagina van Langs groene hagen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.76 MB)

Scans (7.82 MB)

ebook (3.93 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Langs groene hagen

(1899)–Raf Verhulst–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 333]
[p. 333]

Bruiloftsklokken.

[pagina 335]
[p. 335]

Bruiloftsklokken.
dramatisch zangspelGa naar voetnoot(*)

Speelt aan zee bij zonsondergang.
 
Verhaal.
 
Hoog straalt een gouden waaier uit aan Westertrans;
 
Een zonnespoor van glinstring, gloed en glans
 
Komt aangerimpeld
 
Op de effenheid der zee.
 
De kimmen zijn bevlagd, bekranst, bewimpeld
 
Met lichtbanieren, als een ree
 
Of haven op een kermisdag. Zacht jollend brandt
 
Het fijngekarteld zeevlak op het strand.
 
De visschersmaagd.
(Zij staat op het strand. Een bootje ligt gemeerd nabij haar).
 
Een koeltje doorlabbert mijn lokken
 
En schongelt mijn bootje zoo zacht;
 
De golfjes scholpend schokken
 
En klotsen klabotsend hun vracht.
 
De golfjes kruien
 
Hupplend achtereen,
[pagina 336]
[p. 336]
 
En zoetjes zuien
 
Ze een lied tevreên.
 
Dit luwe lijze zeegewemel
 
Onder rein-azurenhemel:
 
Het zingt, het zingt als mijn gemoed:
 
O Liefde! Wat is liefde zoet.
 
Koor.
 
De blijde morgenbode,
 
De zonne, gaat te gode.
 
Gegroet! Gegroet!
 
o Kalme zee in d'avondgloed.
 
Uw schoot is diep maar uw schoot ons voedt
 
Verhaal.
 
De visschersloep doorploegt de baren;
 
Doch op dat groenig deinend veld
 
Gedijen geene korenaren,
 
Maar doodsgevaren.
 
Koor
(vrouwen).
 
Ginds komen zeilen aangesneld
 
Hoezee! Hoezee!
 
Ons mannen zijn 't!
 
Hoezee!
 
Verhaal.
 
De zon verdwijnt
 
De visschersmaagd.
 
Gegroet! Gegroet!
[pagina 337]
[p. 337]
 
o Kalme kroezelende zee!
 
Mijn hartje klopt, zoet lief, mijn hart u wacht.
 
Ik zie u weder vóór den nacht.
 
Verhaal.
 
Het donkert!... 't Laatste licht der zon valt vaal
 
Op 't water neer met grillen glans als waar' 't op staal.
 
Ziet!... ginds aan de kim
 
Die zwarte rijzende schim;
 
Dat is de schaduw van d'orkaan,
 
Sombre wacht die stapt vooraan.
 
Koor
(vrouwen)
 
Het hart versaagt,
 
Wen die schimme daagt.
 
Verhaal.
 
Een roering bruist reeds door de wateren,
 
De golvenbarmen rijzen, en de stranden klateren.
 
Het onweer naakt.
 
Koor.
 
o God! uw hemeltente kraakt!
 
Uw stemme spreekt.
 
De visschersmaagd.
 
Hoe driest de baarslag breekt!
 
Mijn hart is weifelend en doet
 
Gelijk de zee die ebt en vloedt.
 
Verhaal.
 
Wolken rijzen als torens van kerken,
 
Wolken spreiden zich uit als vlerken;
[pagina 338]
[p. 338]
 
De storm steekt op!
 
De baarslag breekt
 
En beukt met heienden kop.
 
De horizonnen, wild en ongestuim,
 
Spatten omhoog het vlokkige schuim.
 
Golven als paarden, geschimmeld en wit,
 
Rennen naar 't strand in een steigrenden rit,
 
Over de groenige deinende weiden,
 
Over de grenslooze valuwe heiden;
 
Golven als paarden, die hinniken, brullen,
 
't Luchtruim met wee en met doodsangst vervullen.
 
Koor
(vrouwen biddend)
 
De zee is bleek van woede
 
Haar bruis staat op het bevend strand.
 
O God! ons toeverlaat! Uw macht behoede
 
Ons mannen!.. Reik hun uwe hand.
 
De visschersmaagd.
 
De zee is bleek van woede,
 
Steeds feller huilt de wind;
 
Mijn oog zijn boot zoekt t'allen kante...
 
Mijn oog haar niet en vindt.
 
Verhaal.
 
Daveren doet de zee,
 
Daveren doen de stranden.
 
Rond de kimmen spookt de dood.
 
Verhaal.
 
Een sloep in nood.
[pagina 339]
[p. 339]
 
Koor.
 
Ter ree! ter ree! ter ree!
 
Handen! Handen! Handen!
 
Verhaal.
 
De sloep vergaat...
 
Zij klapwiekt met haar bruine vlerk.
 
De visschersmaagd.
 
Die boot!... Dat bruine zeil!... Hij is 't,
 
Mijn hart het vóór mijn oog reeds wist.
 
Zijn boot vergaat!... O! Is er
 
Dan niemand die u redt,
 
Mijn lieve zongebruinde visscher!
 
Al werd de zee ons bruiloftsbed,
 
Ik snel tot u!... mijn lief! mijn lief!
Zij springt in het bootje en roeit naar het wrak.
 
Verhaal.
 
Met angstig oog het volk blijft staren.
 
Het wrak keilt over hooge baren.
 
De zee huilt en gilt,
 
Schuimt en lilt!
 
Boven, onder,
 
Davert, dreunt de donder.
 
De hemel gloeit
 
De ruimte loeit.
 
De witte zeeorkaan spookt op de hooge golven
 
Die huilend jakkren voort als hongerige wolven.
[pagina 340]
[p. 340]
 
Verhaal.
 
Ziet! Ziet!
 
Tusschen zee en wolken,
 
Uit de kokende kolken,
 
Uit den opgesperden schoot,
 
Verrijst en grimt de Dood.
 
Verhaal.
 
Recht in zijn boot
 
Daar staat de jonge visscher!
 
o Wie is er
 
Koel voor den dood?
 
De stampsels beuken wild... een zee rijst op,
 
Ploft neder slag en mast, en zeil en treil,
 
En kuist en gruizelt
 
Den helmstok, smakt hem in het kokend sop.
 
De geest des jongelings, verbijsterd en beduizeld,
 
Die wappert wild als over 't vlak het losse zeil.
 
De jonge visscher.
 
Vaarwel, o lief! Vaarwel, o liefdesheil!
 
Vaarwel! Vaarwel! Vaarwel!
 
Verhaal.
 
Nu holt de boot als speelbal van de zee,
 
En elke ruk van wind of baarslag neemt haar mee.
 
Zoo neemt het schichtig paard
 
De bitstang op de tanden,
 
Dan kent het toom noch mennershanden
 
Noch mees ers stem, maar holt
[pagina 341]
[p. 341]
 
Tot dat het in den afgrond rolt.
 
De jonge visscher.
 
Vaarwel, mijn lief! Vaarwel mijn lief!
 
Vaarwel!
 
De visschersmaagd.
 
Ik kom, ik snel
 
Tot u! Hier ben ik, o mijn leven!
 
Met ugered of met u sneven.
 
Verhaal.
 
Een baarslag beurt haar bootje naar omhoog;
 
De jongling vangt haar in zijn armen op; zijn oog
 
Rust in haar oog. Ze staan te zaam nu op de plecht
 
Van 't wrak, omstrengeld, aan elkaar gehecht.
 
De geliefden te zamen.
 
Mijn lief! mijn liefde! mijn leven gansch.
 
Verhaal.
 
Wat zou hun deren thans!
 
De golven duiken hoog als waterbergen;
 
De golven rijzen, de golven
 
Ze slaan als duizend kolven
 
Om 't broze wrak.
 
Koor
(op het strand.)
 
O Wee! o wee! o wee!
 
Verhaal.
 
De stranden roepen ach en wee;
 
Zij hooren 't niet, zij hooren 't niet!
[pagina 342]
[p. 342]
 
De Dood die rijst op uit de zee;
 
Zij zien hem niet, zij zien hem niet!
 
Koor
(op 't strand).
 
Ach! Ach! Ach!
 
Verhaal.
 
De stranden klagen wee en ach!
 
Voor hen is 't feest, is 't bruiloftsdag!
 
Koor.
 
IJslijk, ijslijk is hun nood.
 
o Wee! o wee!
 
Verhaal.
 
Liefde is sterker dan de zee,
 
Liefde is sterker dan de dood,
 
De lippen kleven op lippen saam,
 
Vereend is hun ziel, vereend is hun aàm.
 
Wie kan ze scheiden?
 
Wie kan ze scheiden?
 
Een baar rijst op en klinkt de boot
 
En smakt ze beiden
 
In killen zilten golvenschoot.
 
Liefde is sterker dan de dood!
 
Liefde is sterker dan de zee!
 
De stranden klagen ach en wee
 
En vloeken de wreede woeste zee.
 
Verhaal.
 
De jongling rust bij zijn alreine,
[pagina 343]
[p. 343]
 
Hun kerkhof wiegt, hun terpen deinen;
 
Hun liefde bloeit in brakken golvenschoot.
 
De golven luien als klokken...
 
Koor.
 
De golven luien als klokken,
 
Als klokken luien over dood.
 
De golven kreunen droet en nokken,
 
De golven luien zwaar als klokken,
 
Als klokken over dood.
 
Verhaal.
 
De klokken luien niet over dood.
 
Ze luien, ze luien met plechtig geklang,
 
Ze luien, ze luien den bruiloftszang.
 
Want wie zegt er hun liefde, wie zegt er hun heil?
 
't Zij levend, 't zij dood; hunne liefde is veil.


illustratie

voetnoot(*)
Bekroond in den prijskamp van zangdichten (1899) en door de mededingers naar den prijskamp van Rome getoonzet. Deze werd behaald door den heer Frans Rasse, van Brussel.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken