Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Twee weken Holland (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Twee weken Holland
Afbeelding van Twee weken HollandToon afbeelding van titelpagina van Twee weken Holland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.43 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Vertaler

Karel Jonckheere



Genre

non-fictie

Subgenre

reisbeschrijving
non-fictie/reportage
vertaling: Frans / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Twee weken Holland

(1978)–Paul Verlaine–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

Een

Amice,

 

Gij liet me uw verlangen kennen een geschreven relaas van mijn Hollandse reis te lezen. Hier dan, in enkele bladzijden, die ik zo gevuld mogelijk wil maken.

Uitgenodigd door een groep artiesten en letterkundigen ginds bij hen een reeks lezingen te houden, ben ik gaarne op hun wens ingegaan, daar ik sinds lang nieuwsgierig was naar dit land, door een ondankbare Voltaire, die er lichamelijk en geestelijk te gast was, aangeklaagd als overlopend van ‘kanalen, eenden en canaille’, - land, dat ik op mijn beurt vanzelfsprekend overal verklaar met kanalen en eenden, maar met nog meer erfelijk talent en aanwezige overgeleverde geschiedenis.

 

Op 2 november 1892, precies op Allerzielen, goed voorteken, vertrok ik uit de Gare du Nord, dank zij fondsen, die bij mirakel uit Nederland waren overgewaaid, in een speciale eerste-klassewagen, zij het niet als soeverein, dan toch als nog uiterst toonbare prins: paneelspiegels, mahoniehouten tabletten om op te klappen bij noenmaal, avondeten, enz. Onnodig, vermoed ik, u het trieste landschap van de Parijse omgeving te beschrijven, behalve voor Saint-Denis met zijn eertijds koninklijke, nog altijd goddelijke kloosterkerk, en zijn 's zomers vrij mooie eilandjes, maar in deze kwijnende herfst, vervelend zonder end. En dan maar fabrieken van ik weet niet wat, lood-

[pagina 6]
[p. 6]

sen, hokken, krotten, afbraak, tot wat dient het allemaal? Opgevolgd door wat landelijke rust na twintig kilometer eerder matige vaart. Maar ginds reeds draaien echt bewerkte velden voor, autentieke bomen schuiven voorbij, zwenken weg om plaats te maken, ongeveer na een uur, voor het station van Creil, helemaal omringd door nieuwsoortige fabrieken op deze lijn, plateelbakkerijen, ketelmakerijen, zuiver- en ontsmettingsmachines, denk ik, te midden van een bijna aanvaardbare buiten.

Zodra hij Creil heeft verlaten, bolt de trein met volle wielen door tot in Saint-Quentin: de opeenvolgende landschappen, door de nevels van deze tijd van 't jaar verwaasd, trekken onverschillig voorbij, als in een droom die goed is noch slecht, terwijl de telegraafdraden afwisselend op- en neergaan en de palen met hun isoleerpotjes, als bij pelgrimsstaven, magere door kinderen opgezette speelkaarten schijnen, gereed om te worden omvergeblazen. De witte pluim uit de lokomotief, de enige zo te zeggen, maar dan een mooie, uit onze effen geschaafde maatschappij, ontplooit zich lief en zwierig boven en over de wentelende streek.

Afwisselend, als ge wilt, mag het trajekt van de sneltrein heten tussen Creil en Saint-Quentin: ruime, aaneengesloten landouwen zonder verveling tenzij voor het vleselijk oog, alleszins niet voor het geestelijke of, zeg ik liever, het sociale? Want ze spreken deze velden, als één grote en forse kultuur, die op dit moment nagenoeg bestaat uit lange voren, wachtend op de uittocht van de winter om te groenen, en op die van de lente, als groen, om op te rijzen tot halm en aar. Langzamerhand wordt het

[pagina 7]
[p. 7]

land zwarter, zeldzame bomen staan zich te wringen en verschrompelen tot verminkte geraamten. Rokende fabrieken, zwart, en daar hebben we de baksteen! De baksteen van het Noorden, zich ophopend, bloedrood, tot geweldige of belachelijke bouwsels voor industrieel nut. In de verten, hoge sombere, bijna onheilspellende schouwen met het trage stijgen van ontrolde vlokken, - om dan als roeten slangen recht te staan, de nakende geboorte voorspellend van de mijnstreken... - ‘Saint-Quentin! Twintig minuten stilstand!’

Dit wordt geroepen door een bediende in donkergroene geribde jas, die de Engelsen corduroy heten, met blinkende zwartleren pet en de koperomrande klep van de Compagnie du Nord, in de langzame, zachte, vette en koppige uitspraak van de Picardiërs (met Picardiër bedoel ik een bewoner van het gebied gelegen tussen Amiens en Duinkerke, meer niet, -Duinkerks gaat over in Vlaams). O dit accent! Ch'l' acchin! Onlangs las ik een trouwens uitstekend geschreven artikel over Desrousseaux, de in gewesttaal schrijvende Rijselse dichter, de terecht beroemde auteur van het meesterlijk gedicht, één gratie en weemoed, P'tiot Quinquin, dat ginds, vooral ginds het accent, overwegend in de streektaal, mat en dof klinkt. Dof? zeker, - welke ernstige gewesttaal is het niet, opgedrongen door de gebukte, letterlijk neerdrukkende arbeid op het veld? Maar mat? Ha, neen! En verder, wat er ook van zij, deze gewestspraak heeft Marceline Desbordes-Valmore ongetwijfeld gekend, gekregen, gesproken...

Maar ik ben reeds aan het afwijken, denk ik, zelfs aan het afdwalen om niet te zeggen uit-

[pagina 8]
[p. 8]

weiden, en ik zit nog niet eens tussen een lamp en een glas suikerwater. Gij vraagt me geen lezing, gij wilt een reisverslag. Ik herneem dus, vooruit, rijden maar!

Laten we echter toch maar, eer de wagens voor het buitenland aan het schokken gaan, het profiel van de stad groeten, met haar prachtige van ver massief aandoende basiliek, dit dank zij de afwezigheid van elke toren, van elk torentje, - en de Aisne, zeer mooi in haar loop.

En langzaam zet de trein zich in beweging, zwaarweg, om de voorsteden met de lage, witgekalkte huisjes aan elkaar te rijgen, terwijl het ganse kindervolkje op de drempel komt gelopen om de ‘ijzerweg’ te zien voorbijrijden, ‘smoutstuiten’ te eten en zich de vlaskop te krabben, - of de pikdonkere bos, want dit is het gebied waar ‘jaren aan een stuk vurig Kastillië neerstreek’.

Wat die Spanjolen betreft, ons opgedrongen gasten eeuwenlang, laten we op de drempel van het vaderland een groet brengen aan deze nooit van glorie gespeende en zo beproefde vlakten, waar, na enkele heldhaftige inspanningen, na vier, vijf en zes generaties afstand, wel Frankrijks moed, opgezweept tot het krankzinnige toe, zou ten ondergaan, niet echter zijn eer, om de duivel niet! Groeten we een laatste maal Saint-Quentin, dat, parallel met ons Parijs Buzenval, de laatste donderslagen van dit onweer hoorde, die gemene oorlog van 1870-71!

Niets meldenswaardigs tot aan de Belgische grens, behalve een onbeduidende bijzonderheid: de telegraafpalen zijn geen lange staken meer, maar staan kegelvormig gesplitst en hel-

[pagina 9]
[p. 9]

len achterwaarts over. Dit keer alsof het om de benen ging van strakzatte reuzen, die om zichzelf draaien en op het punt staan te vallen. Deze waggelende gezellen moeten mij gezelschap houden tot in Den Haag en, iets later, tot in Leiden en Amsterdam.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken