Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
D'Amstelsche zang-goddin (1660)

Informatie terzijde

Titelpagina van D'Amstelsche zang-goddin
Afbeelding van D'Amstelsche zang-goddinToon afbeelding van titelpagina van D'Amstelsche zang-goddin

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (2.99 MB)

ebook (3.19 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

D'Amstelsche zang-goddin

(1660)–F. Verloo–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 203]
[p. 203]

Leander en Argenis.

 
Arg.
 
LEander, 't schijnt gy schept vermaak in my te plagen.
 
Lean.
 
Mijn Engel, zeg, waarom?
 
Arg.
 
Met my uw min te klagen,
 
Terwijl gy zeker weet ik u niet helpen kan.
 
Lean.
 
Gy kondt, indien gy wilt.
 
Arg.
 
Geeft my daar reden van.
 
Of wilt gy dat ik zal, om u, mijn eer verkorten,
 
En breken mijnen eedt?
[pagina 204]
[p. 204]
 
Lean.
 
Den hemel die moet storten
 
Een endoloze vloek van plagen op mijn hals,
 
Indien ik zulks begeer, ay! keurt my nooit zo vals.
 
Arg.
 
Ik bid u, zeg, waar meê kan ik uw droefheit stel
 
't En is niet in mijn macht.
 
Lean.
 
Gy kent my echter helpen
 
En dempen mijn verdriet terstondt door d'eerste maal.
 
Arg.
 
Wat middel, en waar door?
 
Lean.
 
Argenis, door dit staal.
 
Hoe! schrik niet; 'k zal voor u mijn boezem noch ontknopen.
 
Hou daar, aanvaert het staal, en sluit dit koffer open,
 
Daar 't lievent hert in rust. kom, endigt nu mijn pijn.
 
Waar wacht Argenis na?
 
Arg.
 
Zeg op, wat zal dit zijn?
 
Lean.
 
Een einde van mijn min, een uitkomst van mijn klagen,
 
Dan zal Argenis van Leander zijn ontslagen,
[pagina 205]
[p. 205]
 
Dan zal hy u niet meer met moeyelijke reên
 
Vertoonen, hoe veel pijn hy heeft om u geleên.
 
Arg.
 
Weg met het moortgeweer, van schrik mijn leden beven.
 
Le.
 
Dunkt u mijn doot zo wreet? noch wreder dunkt my 't leven
 
De doodt die zal aan my verschaffen volle rust,
 
En 't leven niet dan pijn; de doodt die zal de lust
 
En yver die ik heb tot uwe min besnoeyen,
 
Daar 't leven leifd'en min te meerder zal doen groeyen,
 
Terwijl mijn min aan u, en't leven my, verveelt.
 
Ay! dees twee wonden dan met eenen steek geheelt.
 
Of is Leander, lief, van u die gunst niet waerdig?
 
Vergun aan my de rust, hoe zijt gy dus hartaardig?
 
De doodt, of uwe min, alleen my helpen kan.
 
Arg.
 
Leander, zijt gy dol?
 
Lean.
 
Gy zijt'er d'oorzaak van.
 
Arg.
 
Zo gy uw zinnen hebt, zo wilt eens reden geven
[pagina 206]
[p. 206]
 
Wat oorzaak dat ik ben van u elendig leven?
 
Toen ik de eerstemaal uw brieven had ontfaan,
 
Waar uit ik uwe min en meening had verstaan,
 
Stondt ik geheel verbaast, en was als opgenomen.
 
Een korten tijdt daar na zijt gy by my gekomen,
 
En gaf my, door uw mondt, uw liefde te verstaan.
 
Wat antwoordt gaf ik u? hiel ik uw voorneem aan?
 
Heb ik u een'ge hoop van wedermin gegeven?
 
Lean.
 
O hemel, wat ik hoor!
 
Arg.
 
Heb ik van al mijn leven
 
Aan u iets toegezeit? wat heb ik u belooft
 
Daar gy van klaagt dat u dus schielik wort berooft?
 
Wat oorzaak ben ik dan?
 
Lean.
 
Dat is 't gebruik der vrouwen
 
Alleen om maar te zien hoe dat men zich zal houwen:
 
Wanneer een minnaar dan door zulke reên verflout,
[pagina 207]
[p. 207]
 
Zo is 't niet meer als reên gy ons voor zotten houdt.
 
Zo hy stantvastig blijft, en 't anders komt te slagen,
 
Dan is 't, gy hebt geen recht om over ons te klagen.
 
'k Heb u genoeg gezeit, ziet voor u wat gy doet.
 
Maar, ach! Argenis lief, tree zelfs in uw gemoedt,
 
Of gy uw leven hebt aan my geen gunst bewezen?
 
'k Meen geen gemeene gunst, geen gunst van hier of deze;
 
Maar Schoone! 'k meen een gunst van liefd' en weder-min.
 
Of kent gy, zonder liefd', gedogen, Engelin,
 
Dat u een minnaar komt verzoeken alle dagen?
 
En, als hy by u is, zijn pijn en lijden klagen,
 
U noemen zijn Princes, zijn Engel, zijn vriendin,
 
U geven kus op kus door ongeveinsde min,
 
En duizent dingen meer, die zuiv're liefd' kan teelen,
 
Zo kent gy meer als ik. Ik zweer, 't zou my verveelen,
 
Indien ik maar een uur most wezen by die geen,
[pagina 208]
[p. 208]
 
Te weten, in 't gevry, by haar die 'k niet en meen,
 
Ja, 't zou my tegen staan, al sprak ik maar drie woorden.
 
Arg..
 
Zo doet uw liefd' aan my.
 
Lean.
 
Hoe kond gy my dus moorder
 
Arg.
 
Hoe loont men onze gunst met schandelik verwijt!
 
Wat zijn de Juffers zot, (ô duldeloze spijt!)
 
Als zy de minnaars maar een gunstig lonkjen geven,
 
Straks noemt men 't weder-min: wie heeft van al sijn leven
 
Een zotter klap gehoort? Leander, zijt gy slecht?
 
Ik loof voor vast van ja, gy weet niet wat gy zegt:
 
Nochtans heeft hy gelijk, 'k heb deernis met zijn klagen.
 
Lean.
 
Mijn lief, 't is geen verwijt, ik antwoordt op u vragen
 
Hoe! kan Leander nu zo licht by u misdoen?
 
Arg.
 
Genomen 't waar nu zo, 'k had u zomtijts een zoen
 
Uit vryigheit vergunt, en uwe praat geleden,
 
Uw aankomst toegestaan, en and're vryigheden,
[pagina 209]
[p. 209]
 
En zoud gy my daarom straks keuren voor uw deel?
 
My noemen uwe bruidt? ô; neen! 't scheelt al te veel:
 
Een ander zal voor my, by u, die plaats bekleeden;
 
Uw aankomst wordt na dees by my niet meer geleden.
 
Lean.
 
En wordt Leander nu niet meer by u geacht?
 
Schopt gy uw minnaar nu zo gantsch uit uw gedacht?
 
Leander, die zo vaak uw mondt en wangen kuste;
 
Uw minnaar, die voor deez' in uwe armen ruste:
 
Leander, ach! mijn lief, die menigmaal uw lof
 
Door zijne tong verhief, met vaerzen rijk van stof,
 
Zal die nu zonder troost velaten moeten zwerven?
 
Zo bid ik andermaal, vergun aan my het sterven,
 
Het sterven door uw handt, de allerzoetste doodt
 
Die ik bedenkken kan, ontlast van last en noodt.
 
Arg.
 
Leander, meent gy my door deze reên te dwingen?
 
Meent gy dat ik u acht? dit zijn maar beuzelingen,
[pagina 210]
[p. 210]
 
Gy speelt heel wel de rol van hertelik verlieft.
 
Lean.
 
Nooit bitzer heeft uw tong Leanders hert doorgrief
 
Wat nijdt heeft u dus veer vervoert van mededogen?
 
Argenis, zie uw slaaf ter aarden neer gebogen,
 
En bid om straf of heul, uw weer-min of de doodt,
 
Verschoont of doodt hem nu, eer gy hem dus verstoot.
 
Arg.
 
Kan ik de uitspraak van uw doodt of leven geven?
 
Lean.
 
Princesse, met een woordt.
 
Arg.
 
'k Vergun u dan het leven.
 
Uw doodt behaagt my niet.
 
Lean.
 
Vergunn' my dan uw min.
 
Arg.
 
Dat is niet in mijn macht.
 
Lean.
 
Dit schijnt een vreemden zin!
 
Gy gunt my 't leven, en gy tracht my te vermoorden.
 
Arg.
 
Hoe, ik?
 
Lean.
 
Ja gy.
[pagina 211]
[p. 211]
 
Arg.
 
Waar door?
 
Lean.
 
Argenis, door uw woorden.
 
Ar.
 
Mijn woorden moorden niet, dat is maar minnaars praat,
 
Die sterven altijdt als 't niet na haar zin en gaat;
 
Maar weinig van dat volk men kan op 't dootboek vinden,
 
't Zijn minne-vlagen, die verwayen met de winden.
 
Lean.
 
Dat zult gy wrede! zien, zo gy aldus volhardt,
 
Door welk een windt mijn min te rug gedreven wardt:
 
Een windt, die door 'er kracht de sterkste kan verslinden.
 
Mijn Schoone! zal ik dan by u geen troost meer vinden?
 
Zal ik na deze tijdt de glans van uw gezicht,
 
De luister van uw ziel, die mijn gemoedt verlicht,
 
Als een onwaerdig mensch, dwars van my afzien keeren?
 
Gy hebt my nu in macht, zult gy my dulden leeren
 
Dat uwen lieven mondt de mijne schuwen zal
 
Als een vergifte slang? en zal ik over-al,
[pagina 212]
[p. 212]
 
Waar ik mijn Engel zie, haar nimmer mogen klagen
 
Wat pijne dat ik lijd', wat liefd' ik tot haar drage,
 
Daar ik zo menigmaal haar lieve gunst genoot:
 
Denkt by u eigen zelfs, mijn Engel, of de doodt
 
Niet aangenamer is als zulk een doodlik leven.
 
Arg.
 
Ik kan met mijn gedacht daar van geen oordeel geven.
 
Het geen ik heb bemindt, dat heb ik nooit gemist:
 
Dies weet ik daar niet van.
 
Lean.
 
Argenis, dat gy 't wist!
 
Arg.
 
En of ik het al wist, wat zou 't u konnen baten?
 
'k Zeg noch, als 't is gezeit, gy moet dit minnen laten;
 
Uw doen verveelt my maar; ik zal, na deze stondt,
 
Niet lijden dat gy meer genaken zult mijn mondt,
 
Ik wil geen minne-praat van u na dezen hooren.
 
Lean.
 
Ik sterref en ik leef, 'k verteer en wordt herbooren;
 
Uw wreetheir moordt my; en de zuiv're minne-gloedt
[pagina 213]
[p. 213]
 
Die ik van binnen draag, my weêr herleven doet;
 
Maar niet als om op nieuws my aan de doodt te geven:
 
'k Be levend in mijn doodt, en weder doodt in 't leven.
 
Ha! minnaar, nu is 't tijdt gy u ter doodt bereit.
 
Uw vonnis is gevelt, Argenis heeft gezeit
 
Dat zy 'er leven nooit uw by-zijn zal gedogen.
 
Hartnekkige Argeen, vervreemt van mededogen,
 
Ik bid u, ziet voor 't laatst dees droeve minnaar aan,
 
Slaat op mijn wezen acht: ziet gy de doodt niet staan
 
In mijn bedroeft gezicht, en boodschapt u mijn sterven?
 
Daar leit het staal, ik wil mijn levens-draat niet kerven;
 
Maar leven, tot mijn lief ten vollen wordt gewaar
 
Wat dat de liefd' vermag, wat liefd' ik draag tot haar,
 
Hoe haar gestrenge haat mijn liefde niet kan breken.
 
Gy zelver zult u zelfs noch van mijn onluk wreken,
 
Wanneer gy my zult zien, met een bedroeft gelaat,
[pagina 214]
[p. 214]
 
En nederhangend' hooft, gaan doolen langs de straat,
 
En, als een spraakloos mensch, met geene menschen spreken.
 
Lief, denkt vry dat ik zal geenzins de eeden breken,
 
Die ik, in 't aanzien Godts, zo duur gezwooren heb:
 
Neen, neen mijn Schoone! neen, zo lang ik adem schep
 
Zal ik om haat, noch smaat, noch leet mijn liefde breken.
 
Mijn Engel, lief, vaar wel, 'k en kan niet langer spreken:
 
De droef heit bindt mijn tong, terwijl gy my verbrandt,
 
En uwe mondt misgunt; vergunt my dan uw handt,
 
Op dat ik die voor 't laatst met duizent kusjes drukke:
 
O handt! getuige van mijn droeve ongelukken.
 
O al te straffe handt! maalt, als ik ben versmacht,
 
Met bloedt en tranen, zo gy 't my waerdig acht,
 
Dit graf-schrift op mijn graft.
[pagina 215]
[p. 215]
 
Mijn gedachten
 
Die verwachten
 
In de noodt,
 
Na 't verloopen,
 
Geen meer hoopen
 
Als de doodt.
 
Want geen ander
 
Kon Leander,
 
In de min,
 
Overheeren,
 
Noch verkeeren
 
Doen van zin.
 
 
 
Vaar wel nu mijn Argenis;
 
't Schijnt daw uw wreetheit, als uw schoonheit, ongemeen is.
 
Arg.
 
Daar gaat Leander heen. Argenis, is't nu wel?
[pagina 216]
[p. 216]
 
Tree nu in uw gemoedt, of gy aan zijne quel
 
Niet schuldig zijt, en aan zijn droeve klachten.
 
Spandt nu de vierschaar eens, mijn herts, met uw gedachte
 
En wilt het boek van uw geweten open slaan:
 
Daar vind ik eigen schuldt, hoe dat ik heb misdaan,
 
Dat ik het blakend vuur niet eerder zocht te doven.
 
Nu is de vlam te hoog, ik heb hem gaan beroven,
 
Hoewel hy nooit misdeê, te schichtig van mijn gunst.
 
O min! wat werkt gy niet door uwe tover-kunst!
 
Gy doet my, 't geen ik min, tegens mijn dank verlaten,
 
En minnen die ik hoor met recht en reên te haten.
 
O wonderlijk bestier! ha! redeloze min,
 
Zo men u wel doorziet, wat hebt gy kuren in!

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken