Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nazomer (1907)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nazomer
Afbeelding van NazomerToon afbeelding van titelpagina van Nazomer

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.03 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nazomer

(1907)–Gustaaf Vermeersch–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

IV.

Er was iets veranderd in het bestaan en de straat kreeg voor de vrouwen een biezondere aantrok. Het was alsof daar een manjeet lag die ze telkens en telkens ernaar heen dreef. Niet langer meer trokken de gedachten gezapig heen, bijna onbewust, toonloos, zonder gevoelschokkingen op de rietmus van de kletterende klosjes als lieden die een mazurka dansten in de verte en waarvan men alleen maar beweging zag.

Soms, ja, ging het zo nog. Maar dan schoot plots iets in hun brein - van waar kwam het? - en dat dreef hun de deur uit en deed hen langs weerskanten de verlaten straat opblikken.

En op datzelfde ogenblik stonden daar ook andere vrouwen of ze kwamen juist toe en ze voerden dezelfde beweging uit, die, in het verloop van de tijd veelmalen herhaald, weldra werktuigelik werd.

[pagina 46]
[p. 46]

En Matielde zei:

- Zie je dat die oude griete gestadig aan haar deur staat voor die ‘sjef’. En Stiena bejade dit gezegde met een werktuiglike hoofdknik.

Binst mijmerde ze over vele dingen.

De twee zusters stelden geen belang in die ‘vent’, o neen! ze kwamen maar buiten op 't uur dat de niewe trein toekwam, de ‘trein van spekken’, die door een ‘koffiemolen’ getrokken werd, zooals men in de wandeling zei, een ‘vierduivel’ om te lachen; ook om te zien of er reizigers mee waren en om ze te tellen.

Toevallig bleven ze niettemin staan kijken tot hij voorbij kwam. Hij groette natuurlik niet meer, keek links noch rechts. Ze wisten overigens dat hij weinig van zegs was, hij ging niet uit, bleef alleen op zijn kamer.

De vrouwen zagen op hem neer, doch gebaarden naar elders toe te glarien. Hadden ze kunnen weten! Maar hij was een gesloten boek. Natuurlik had hij een harde, dikke kop, lijk alle echte geuzen, je zou hem met geen hamer breken. Matielde grijnsde en beet op haar tanden bij die gedachte. Hij was anders nog wel een pronte vent en heimelik ver-

[pagina 47]
[p. 47]

wenste ze het dat ze niet gegroet had de eerste maal. Wat verrichtte hij toch altijd op die kamer? Toverij, zei men. Toverij? Matielde haalde jachtig adem. Ze zou dat allemaal wel eens willen zien. Ze... maar ze stikte bijna van ontroering bij de herinnering aan dingen die ze vroeger horen vertellen had. O, dat verbodene, dat verholene... de asem stokte in haar keel.

En daarnevens lag de oppervlakkige niewsgierigheid voor dagelikse dingen als een goede dekmantel waaronder ze al 't overige verborg.

Wat deed hij? Hoe leefde? hoe at hij en hoe sliep hij? Want de kennis drukt op alle handelingen haar stempel en alles onderging haar werking.

Bij Stifnie stond nu ook dikwels haar nicht Marie, een ongeveer vijfentwintig jarige deerne met bleek, kwabbig gezicht, een kort gestuikt lijf. Die kwam maar moei Stifnie gezelschap houden.

En Stifnie kwam naderbij met haar nicht. Haar mutselinten fladderden wijd rond de magere, getaande nek en de bevertjes bewogen onophoudelik, twinkelend in het zonlicht. De twee gezusters luisterden.

Stifnie begon nooit dadelijk over hem, ze

[pagina 48]
[p. 48]

had het over de vreemdelingen die nu in de herberg daar kwamen middagmalen. Zo had het zondige volk toch zijn schurft meegedeeld aan het dorp dat er nu ook door besmet werd...

Ja, meer dan een uur ver kwamen ze dageliks omdat ze het hier een halve frank goedkoper hadden.

Het was natuurlik maar het rieftje-raftje van de grote steden dat naar hier kwam en een sent beten ze in twee.

Zouen ze ‘randevoe’ geven? de lieden van het dorp bleven er in alle geval weg. Alleen de zoon van de geneesheer ging er nog, die had daar met 'n soort van schouwburgplaaster kennis gemaakt.

De mensen hadden er toch nog niets gezien dat aanstoot gaf.

- Het wijf had zelfs zeer goed gehandeld. Je weet die sjef? (alsof ze nog niet wisten dat hij bestond!) hij wilde naar de mis niet gaan want hij is een harde geus, een vrijmetselaar. Hij wilde naar de mis niet gaan, maar zij heeft hem gezeid dat hij buiten moest en toen heeft hij geplooid; hij heeft beloofd dat hij Zondag zal gaan; zo heeft ze het me zelf verteld.

[pagina 49]
[p. 49]

Die mededeling werkte verschillend op de toehoordsters. Op Marie's gezicht verscheen een vrede trek, terwijl haar ogen zienloos in de verte staarden, haar handen balden zich tot vuisten als verpletterde ze iets. Stiena werd er pijnlik door aangedaan en 't was haar alsof ze een vernedering onderging. Matielde de oudste, grijnslachte alsof ze plots door vervoering werd aangegrepen. Stifnie voelde bij het verhaal haar hart verlammen door het schrikwekkend gebeuren.

Hij had buitenmate vele boeken, waaronder toverboeken. In die toverboeken waren vreselike dieren afgebeeld, gedrochten met vreemde koppen die onder water liepen, schepen die in de lucht vlogen en vele andere dingen.

Stifnie beefde van ontzetting, maar ze verhaalde dit op haar gewone wijze alsof het niets beduidde, om het genot te smaken de andere zoveel te meer te verschrikken en te tonen dat zij zelf sterk was.

- Ze zouden die boeken in de stoof moeten steken! zei Marie.

- Ze moesten hem in 't kot steken! zei Matielde opgewonden. Stiena gaf geen antwoord en de andere lieten niets dan uitroepingen horen of veronderstellingen uiten.

[pagina 50]
[p. 50]

- Zou hij in de kerk kunnen? vroeg Matielde, ik zou dat eens willen zien! Heeft hij nog nooit heilige Hosties verbrand?

- En wat zal het helpen als hij naar de kerk gaat? Hij zal toch niet lezen, hij is een volslagen heiden.

- Maar hij moet toch gaan! schreewde Marie en begon plots als een razende, van blijdschap te dansen. Hij moet toch gaan!

En toen klemde ze haar tanden opeen zodat het geknars door merg en beenderen drong, ze fronste haar wenkbrauwen en keek nijdig en triomfantelik in de verte.

Ook Stiena geraakte opgewonden en verwachtte dat de pastoor hem eens goed onder handen nam. Haar zuster kreeg een aanval van bittere haat en besprak gebeurlike dwangmaatregelen tegen hem, dingen die haar zo maar door het brein schoten en waarvan de zachtste kwelling levend vladen was. Ja, ze moesten hem levend het vel afstropen.

Marie zei niets meer en vergenoegde zich geheimzinnig te grijnzen.

Maar de jongens kwamen van school en de zusters waren niet erg verlustigd met die bengels in aanraking te komen, want die vriendschap van Stifnie en Marie beschouw-

[pagina 51]
[p. 51]

den ze niet als echt en verdachten hen een heimelike vreugde te smaken wanneer ze door de jongens uitgelachen en bespot werden.

Ze trokken haastig binnen en overwogen achter de deur de raadselachtigheid van die man en hoe het mogelik was dat God zulk een mens liet bestaan.

- Dat is niet wel gehandeld van God, verzekerde Matielde de oudste.

Maar Stiena meende dat God daarvoor zijn geheime bedoelingen had.

En na een lange tijd kwam zij weer buiten kijken en zie, daar was juist weer een van die schojers. Het was de veertiende van Deman's. Hij had een kortewagen met zich en kwam van de overkant van de straat eventjes loeren of er niets af viel. Het achterste van zijn broek was hij kwijt en daar sleepten vodden langs zijn benen. Hij leek een broekvent met een waaierstaart. Hij naderde als een geslagen hond met knippende oogleden en demoedig wezen en daar stonden wel een koppel mooie ogen in het zwart gezicht van dat ventje.

Doch ze konden tot het hart van Stiena niet doordringen. Stiena had de zakdoek van haar overleden zuster nu in de wasgoed-

[pagina 52]
[p. 52]

mand geworpen en de herinneringen welke die zakdoek onbewust wekten waren nu weg, tesamen met de gedachten aan betere tijden en een milder bestaan. Stiena's gemoed was opniew voor barmhartigheid gesloten en ze joeg de jongen weg.

Er was aan de kleine niets te zien dat kon verraden of de ruwheid op hem indruk miek; hij keerde zich om en trad met gelijke stappen terug naar zijn kortewagen, de slepende vodden langs zijn benen. Stiena vervolgde hem met de blik en omhulde de kleine gestalte in een waas van wezenlike haat en heftige gramschap. Hoeveel keren zou die al achter haar geroepen hebben? En wijl haar blikken zo meegleden met hem over de baan vielen ze plots op een ander, maar dat gebeurde zo onverwacht dat ze ervan verschoot. Het was Van Riebeeck. Nu was hij evenwel helemaal anders, hij was in burgerskleren en had een klak op. Zijn gezicht was vers geschoren en hij had een pijp in de mond.

- A vent! zei hij, in een vreemde gewestspraak, tegen de kleine, gij hebt uw broek versleten? Zeker blijven hangen aan de takken van een appelboom? Kom mee, ik geef u 'n andere.

[pagina 53]
[p. 53]

- Maar de kleine gaapte verbluft die vreemde vent aan en vroeg na 'n lange wijle hakkelend:

- W... zeg... je, menere?

- Kom mee, zei Van Riebeeck, goedig.

De kleine porde aan zijn kortewagen doch die was erg zwaar.

- Wacht, ik zal hem 'n eind meevoeren!

Van Riebeeck knikte even naar Stiena en zei iets op de jongen doelend, al lachend. Toen nam hij de kortewagen op en stak hem voort; de jongen liep nevens hem.

Stiena had niets verstaan van wat hij zei, ze staarde hem met wijde ogen verbluft aan en wist geen enkel gebaar te maken van verstomming. Ze keek hem zich verwijderen, toen trok ze heftig binnen en sloeg de deur dicht een en al verbitterd, terwijl allerlei gedachten haar bestormden. Wat had hij gezegd? Wat moest hij van haar hebben? Zo'n vreemde kerel! die heiden!

Maar dit was de eigenlike oorzaak niet van haar woede, die lag elders. Het was alsof ze een smadende kaakslag ontvangen had in volle gezicht. Ze wilde het zich niet bekennen maar het kwam telkens weer als een nijpende vroeging en verfde haar kaken rood. Zij had de

[pagina 54]
[p. 54]

jongen weggeschopt en hij had hem goedig ontvangen! Al haar liefdeloosheid kwam nu plots op, rechtte zich tegen haar, deed haar voor de eerste maal overwegen dat het misschien hun eigen schuld was als de mensen zo met hun handelden. En ze voelde zich vernederd tegenover hem en heel klein. Wat moest hij denken van haar hardheid? Waarom had hij gelachen? Was het uit medelijden met haar? Was 't mogelijk dat een vreemde heiden meer had voor de mensen dan zij? Het was haar vooral ondragelik dat hij dit nu wist, daar was ze zeer beschaamd over en wenste duizendmaal dat 't nooit voorgevallen was. En omdat de zaak nu niet meer te veranderen was, herschiep zich haar schaamte in woede.

De hele avend dacht ze eraan en haar zuster betrapte haar telkens op gemijmer zodat ze tegen haar uit vaarde. Maar Stiena zweeg lijk een gesloten boek en dacht na en werd telkens weer opgewonden. Zonder dat ze wist waarom had ze het willen herdoen, ze beloofde zich de jongen niet meer door te zenden. Gaf iedereen hem niet iets? en hadden die ongelukkigen niet zeventien kinderen waaronder twaalf die niets verdienden?

Onderwijl bad haar zuster voor de verplet-

[pagina 55]
[p. 55]

tering van de ketters en zei luide een bede op tot God opdat hij die heidense vent mocht verbliksemen door het vuur uit de hemel. Waarom dacht die nu plots aan Van Riebeeck? zij had hem niet gezien.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken