Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het avontuur van den Geest (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het avontuur van den Geest
Afbeelding van Het avontuur van den GeestToon afbeelding van titelpagina van Het avontuur van den Geest

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.80 MB)

ebook (3.02 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
non-fictie/filosofie-ethiek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het avontuur van den Geest

(1947)–Matthijs Vermeulen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

De plaats van den mens in dat avontuur


Vorige Volgende

35

Daar vanaf den beginne de werkende intelligentie overal en in alles volmaakt en niet vermeerderbaar vertegenwoordigd was, daar zich aan het ensemble van het universum sinds de eerste ster niets essentieels heeft toegevoegd dan het psychisch spectrum, meen ik ten laatste ook te mogen concluderen, dat het Universum, voorzover ik tot nu toe kan waarnemen, een toestel is om psyche te fabriceren.

Wat nu zie ik, als ik op dit keerpunt van het goddelijk avontuur de aarde overschouw, waar reeds de edelste en niet meer overtrefbare dieren leven, maar welke nog is zonder mens? Wat ziet hij, de Scheppende Geest? Een reusachtige broed-machine van allerlei soorten zaden, animale, vegetale, minerale. Een ongelooflijk vernuftige,

[pagina 133]
[p. 133]

hoewel uiterst verkwistende, dikwijls paradoxale, soms burleske en groteske, abracadabrante en onnozele broedmachine, zowel in haar doel als in haar middelen. Een bewegingloos zaadje zwelt tot levende gestalte die weer zwelt tot zaad. De zaadjes zijn van onbeschrijfbare verscheidenheid en hun minuscule mechaniek is van de onnavolgbaarste en bewonderenswaardigste subtiliteit. De levende gestalten zijn onuitputtelijk gevarieerd in vorm en afmeting, van de kleinste tot de grootste, van de meest kleurloze tot de kleurigste, van de onversierdste tot de sierlijkste. Elk heeft zijn individuele kenmerken en eigenschappen. Maar de hoedanigheden van vorm, afmeting en karakter, welke ieder verschillend bezit, veranderen niet meer vanaf de minuut dat elk ze verkrijgt, of veranderen nauwelijks en met een excessieve traagheid. Ontzaglijke menigten van producten dezer perfecte broed-machine moeten elkaar verslinden in het oneindige, om zich in het oneindige te reproduceren, en eindeloos onveranderd verslindend, eindeloos onveranderd te duren.

Het spreekt vanzelf dat slechts een buitensporig prodigieuse intelligentie deze machine heeft kunnen bedenken en monteeren. Maar dit kan niet van het geringste belang zijn voor de intelligentie welke haar beoordeelt. Hoe miraculeus de machine ook is, zij draait in een onverzettelijken cirkel, als de spoortrein van een kinderspeelgoed, waar locomotief en wagens steeds hetzelfde stationnetje, dezelfde wissel, dezelfde brug, tunnel en signalen passeren. Het kan evenmin van enig belang zijn voor de oordelende intelligentie wat er in deze industrie gebeurt, en of er wijzigingen ontstaan, door transformatie, evolutie, mutatie, of iets anders in dezen trant. Want

[pagina 134]
[p. 134]

al wordt de alligator hagedis, de alligator blijft alligator, de hagedis blijft hagedis. De kikker dien ik vind in een terrein dat sinds vijf millioen eeuwen met de aarde wentelt om de zon, verschilt niet van den kikker die rondspringt aan een slootkant van dezen dag. Alles mag muteren, transformeren, evolueren in de kolossale, wonderbaarlijke broedmachine, alles blijft hetzelfde. Men kan er verdwijnen. Men kan er niet veranderen. Elk is er gemagnetiseerd door een vonk van wellust, en ieder leeft er gelukkig, totdat hij verslonden wordt, of totdat hij zich verbergt in een schuilhoek, wanneer de vonk hem verlaat, en hij sterft gedwee. Maar niemand kent er zijn geluk. Ieder bezit een graad van schoonheid. Maar niemand kent er zijn eigen pracht noch de pracht der anderen. Ieder ontving er de intelligentie. Maar niemand kent er de intelligentie. Ieder is. Maar niemand weet dat hij is. Wat beduidt de gezamenlijke som van wellust, schoonheid, en intelligentie en psyche, welke het levend geschapene gedurende elke minuut uitdrukt, en eeuw na eeuw opstapelt? Niemand kent haar. Gevoel, gezicht, smaak, reuk, gehoor, beweging, werden geleidelijk tot het opperste geperfectionneerd. Maar niemand voelt, ziet, proeft, ruikt, hoort en beweegt verder, denkt verder dan wat hij nodig heeft om te bestaan en voort te telen. Niemand is tot enige aandacht bekwaam dan om zijn eigen leven, en uitsluitend zijn leven, intens te leven, als ware hij bezeten door zijn leven, als verkeerde hij in een wakenden droom. Dit kan een dag duren. Dit kan ook billioenen jaren duren. Het komt op hetzelfde neer of de broed-machine een dag werkt of tien milliarden eeuwen.

Slechts een enkel wezen is er, die haar begrijpend kan

[pagina 135]
[p. 135]

beschouwen. De Geest die haar schiep. Hij alleen ziet en weet den tover der zon in de morgens, in de avonden der aardse atmosfeer. Hij alleen ziet en weet den tover der diepe en donkere oceanen, waar vissen zwemmen met rode, groene, gouden, witte en blauwe lantaarnen. Hij alleen ziet en kent de ziel van de pauw, van den paradijsvogel, van den glimworm, van de insecten die lichtend en vurig zwermen door den warmen nacht. Hij alleen hoort en weet den zang der ontelbare vogels, den roep der talloze dieren, hij alleen ziet en weet het frenetieke geheim, den lust, den jubel van al die ogen, al die harten. Hij alleen kent en weet hun geluk. Want zij zelve kennen het niet eens. En niemand weet noch kent hem. Niemand gist of vermoedt hem. Hij is. Maar alles is alsof hij niet is. Niemand, van de filtrerende bacillen tot den mammoeth en den monumentaalste der sauriërs bespeurde hem. Hij is. Maar door de dieren en in de dieren is hij nog niet meer dan hij was door en in de sterren, door en in de gesteenten, door en in de planten, bomen en bloemen. Hij is nog slechts voor en in zijn eigene gedachte. Hij is nog niets dan onverwezenlijkte gedachte, omdat niemand hem kan denken; hij is onvervuld verlangen, omdat niemand hem kan verlangen. Hijzelf is nog als een wakende droom. Temidden en ondanks de verrukkelijkste realiteit, maar die niemand kent, weet en begrijpt, bleef hij, haar maker, de enige irrealiteit, bleef hij, haar denker, de enige gedachte welke niet verstoffelijkt, verwerkelijkt, vertegenwoordigd werd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken