Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De muziek dat wonder (1958)

Informatie terzijde

Titelpagina van De muziek dat wonder
Afbeelding van De muziek dat wonderToon afbeelding van titelpagina van De muziek dat wonder

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.77 MB)

ebook (3.32 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De muziek dat wonder

(1958)–Matthijs Vermeulen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 35]
[p. 35]

De techniek der melodie

Vanouds is er omtrent de melodie zo goed als niets bekend, behalve dat zij sinds heel lange tijd bestaat over de ganse aarde en een oorsprong heeft die nooit werd opgehelderd. Tot heden toe was er niemand die van de melodie een voldoende definitie gaf. Zoek maar in de boeken en houd rekening met de zin der woorden. Het maken van een melodie kan dan ook niet of slechts nauwelijks worden onderwezen, en er is geen kunst, uitgezonderd de muziek, waarvan een haast onmisbaar onderdeel niet kan worden aangeleerd.

Zonder twijfel kunnen uit reeds aanwezige melodieën enkele regels worden afgeleid volgens welke ieder, vertrouwd met de eerste beginselen der muziek, een toonbare melodie zal kunnen vervaardigen, want niets in de wereld geschiedt zonder orde, zelfs niet de wanorde. Doch wie naar afgeleide regels werkt, zal immer slechts een melodie voortbrengen uit een zekere periode van een min of meer verwijderd verleden, doch nimmer een melodie uit een levend tegenwoordig moment. Het eigenaardige van de melodie, welke echt is en geldig, ligt hierin dat zij uit het ongekende komt en altijd ongekend blijft, ook al kent iemand haar sinds jaren en jaren.

Daarom raakt men op een echte melodie, al is zij tientallen eeuwen oud, nooit uitgekeken, en nooit uitgehoord. Zij is een zingend stukje leven in de oneindige duur. Zij is onsterfelijk en onverzwakbaar zolang een ongeluk haar niet vernietigt. Volgens haar natuur zou zij gerangschikt moeten worden in de categorie van het aprioristische, het transcendente, de metaphysiek, het voor de ratio onbenaderbare, het inspiratieve. Vroeger inderdaad heette zij van hemelse afkomst en enkel verwerfbaar door bemiddeling van een god of van een muze.

Tot voor kort – (toen de melodie uit de ernstige muziek begon te verdwijnen) - is er ook nimmer een aparte handleiding geschreven voor het samenstellen ener melodie

[pagina 36]
[p. 36]

en de enkelen die het probeerden verrichten een werk dat niet in het geringste resultaat heeft afgeworpen. Immers, gelijk ieder weet, heerst bij de hedendaagse componisten steeds nog een gebrek en armoede aan het enige element der muziek waarvoor geen deugdelijk onderwijs gevonden werd. De meesters hebben zich slechts zeer zelden (en dan nog vaag) over deze zaken uitgesproken, en wie anders, behalve de natuurlijkerwijze ingewijden, zou over haar toedracht inlichtingen kunnen verschaffen? Het falen van de overigen echter moet een reden hebben en schijnt mij voornamelijk te wijten aan het feit dat zij in beschouwingen over de melodie hun onderzoek bijna uitsluitend beperkten tot de vorm, de uiterlijke tekening, maar de inhoud, het wezen, haar innerlijke beweegreden en drijfkracht, hebben veronachtzaamd. Om dit verzuim te ondervangen, en om een begin van inzicht te gronden, zou ik de melodie willen definiëren als volgt: 'Een melodie is door middel van unisone tonen de vertolking van het komen en gaan ener aandoening.'

Voorbeeld: Het Wilhelmus van Nassaue. Bij zijn aanhef zingt de mens een bevinding van zekerheid en vertrouwen; in het middendeel bezint hij zich op wat hem zou kunnen schokken; in de slotfrase bevestigt hij zijn geloof. Ander voorbeeld: De Marseillaise. Bij de inzet breekt de mens los in een drang naar voorwaarts; in het middendeel bekommert hem het waarom zijner drift; in de slotfrase vermeerdert zich tot een climax de eerste opwelling. Derde voorbeeld: God save the Queen. Bij de aanhef poneert de mens een gewaarwording van kalme standvastigheid, die in een geleidelijke, onafgebroken stuwing toeneemt tot het einde. Zo heeft elke aandoening haar eigen verloop en zal zich uiten in een eigen curve. Bij melodieën zonder tekst zal de aandoening niet altijd met volstrekte nauwkeurigheid kunnen worden omschreven. Maar dit soms onuitspreekbare verhindert niet de waarneming dat de aandoening er is, en hoe zij haar curve ontwikkelt.

[pagina 37]
[p. 37]

De melodie verklankt dus een innerlijk gebeuren, dat men naar believen psychisch of fysisch kan noemen, zolang wij het mechanisme onzer roerselen en onzer affecten niet vollediger kennen, want het bijvoeglijk woord verandert niets aan het gebeuren zelf. Betreffende dit innerlijk gebeuren kan verder met de grootste waarschijnlijkheid verondersteld worden, dat de betrokken mens, op het moment der wording van de melodie, een soort van onzichtbare straling produceert die zich bij hem werktuiglijk transformeert in muziek; en voorts nog dat deze emanatie, zodra zij door tekens verzinnelijkt is, in het oneindige herwekt kan worden met onverflauwde werking en overgedragen op medemensen. Niet slechts op mensen, maar dikwijls ook op dieren, gelijk de ervaring bewijst. In het verleden kreeg deze hoedanigheid der melodische activiteit de naam en de faam van magie. Tegenwoordig is onze verhouding tot de magie van louter historische aard geworden, en zijn wij weinig geneigd haar meer te achten dan een fabel. Zeer stellig niettemin leeft zij onbewust en oncontroleerbaar voort in de hedendaagse concertzalen, en vermoedelijk zullen wij nog ooit (als de psychologie vorderingen blijft maken) in een nabije toekomst de muziek toetsen naar de bruikbaarheid, de wenselijkheid, de vitaliserende kwaliteit van haar emanaties.

Uit het voorafgaande volgt dat de verdienste ener melodie altijd in de eerste plaats bepaald zal worden door de graad van intensiteit der uitgedrukte aandoening, in de tweede plaats door de juistheid, de psychologische verklaarbaarheid der curve welke zij trekt, en pas in de derde plaats door de regels of wetten, die theoretici meenden te mogen afleiden uit gegeven melodieën van voormalige generaties. Nog minder dan voor de wetenschappen bestaan er voor de muziek onveranderlijke wetten, want in haar ontdekkingen zal zij immer voortschrijden.

De vraag is nu: van waar komt de aandoening (die men

[pagina 38]
[p. 38]

vroeger inspiratie noemde), van buiten of van binnen de betrokken componist? in andere termen: heeft zij zegbare of onzegbare aanleidingen? Het schijnt mij geoorloofd hierop met zekerheid te antwoorden, dat de aandoening voor 99% ontspringt uit aanwijsbare, uiterlijke oorzaken, doch dat men het resterende procent mag reserveren voor dubieuze, moeilijk te achterhalen gevallen.

Die oorzaken evenwel zijn van buitensporig verschillende en van de meest onverwachte geaardheid, en zó wisselend, zó ongedacht, dat zij praktisch overal, in alle dingen, in alle omstandigheden te ontmoeten zijn. Die oorzaken daarenboven blijken zo goed als nimmer dezelfde. Haar aandoeningsmogelijkheden hangen geheel af van de interpreterende persoon. De ene dag zal een rode dakpan tegen een blauwe lucht, het woud van hijskranen ener haven, een harmonika spelende bedelaar onder een brug, een witte zwerm duiven, de fluit van een boot, het rollen van een trein, het oog van een mens, een mus voor het venster, een vallend blad, het loeien van de wind, een verlangen, een herinnering iemand in een toestand van resonantie brengen, maar de andere dag volstrekt onbewogen laten. Zonder enige twijfel echter is het vermogen om de ons omringende dingen elektriserend, dynamisch te interpreteren bij iedereen ontwikkelbaar want bij iedereen is het in beginsel aanwezig, ofschoon de meesten het nauwelijks vermoeden. Niet enkel op de muziekscholen, doch bij elk onderricht, zou die macht tot resonantie, die macht om de dingen in hun levende wezen te benaderen (macht die iets goddelijks heeft en daarom eertijds van boven scheen te komen) een uur per week gedoceerd moeten worden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken