Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De muziek dat wonder (1958)

Informatie terzijde

Titelpagina van De muziek dat wonder
Afbeelding van De muziek dat wonderToon afbeelding van titelpagina van De muziek dat wonder

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.77 MB)

ebook (3.32 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De muziek dat wonder

(1958)–Matthijs Vermeulen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 107]
[p. 107]

De zang der eeuwen

Bij de Hollandse hoorders verliest Het Nederlands Kamerkoor zienderogen terrein en als de afbrokkeling in hetzelfde tempo doorgaat, zal dat beste onzer zingende gezelschappen binnenkort nog slechts een auditorium vinden buiten de grenzen, waar, in tegenstelling tot hier, de levensruimte toeneemt van een seculaire kunst, die lange tijd ons natuurlijk monopolie is geweest.

Deze geleidelijke inkrimping van het nationale resonantiegebied betreft niet enkel de zeer verdienstelijke zangersgroep, welke door Felix de Nobel in de arcana der oude muziek wordt geïnitieerd, maar die vervreemding toont zich bij ons ook jegens de kunst zelf der componisten van de acappella-stijl, wier faam iedere dag nog opklinkt in de namen onzer straten.

Ik zie niet graag een meer dan half lege zaal voor een exceptionele gebeurtenis als de integrale uitvoering der Missa Pange lingua van Josquin des Prez, die over de hele wereld misschien slechts eenmaal per generatie uit haar schijndood gewekt wordt. Maar het brengt mij in zak en as wanneer ik merk dat er onder de honderd aanwezigen die voor zulk een evenement tezamen komen, geen tien, geen vijf zijn bij wie het meesterlijkste der meesterstukken (had Erasmus kunnen zeggen) een echte medetrilling te voorschijn roept met zo hemelse melodie. Het ganse onuitsprekelijk prachtige werk dat iedereen, die instinct behield voor ware, grote muziek, tot zijn binnenste hart had moeten doordringen, ook al is zijn gemoed anders gericht, ook al ware de klank niet helemaal smetteloos, dat ganse onbeschrijflijk kostbare getuigenis van een der edelste en roerendste intelligenties die zich in muziek hebben geuit, ging zichtbaar aan de hoorders voorbij zonder dat een hunner zenuwen noemenswaardig reageerde. Het duurde een half uur. Dertig minuten schoonheid van de orde der allerhoogsten, uit de regioon waar elke menselijke sensatie herleid

[pagina 108]
[p. 108]

wordt tot het innigste en vurigste beminnen. Het schamele bedankje daarvoor, van een ijzingwekkende kilheid, duurde geen tien seconden.

 

Dit symptoom van afsterven was niet nieuw; het stond niet geïsoleerd, het raakte niet enkel Josquin. Tijdens en na de tweede Boetpsalm van Orlandus Lassus kon men hetzelfde gebrek aan genegenheid, aan intieme verstandhouding waarnemen. Het herhaalde zich dikwijls genoeg om te gelden als waarschuwing. Iets dat onvergankelijke waarde scheen te hebben, iets dat wij dierbaar achtten, verliest zijn vermogen om tot ons te spreken in verstaanbare taal, het wordt machteloos, het verkwijnt, het zieltoogt, en als wij het niet helpen, zal het verwelken, verleppen, en ten laatste verdwijnen.

Op een tabel van de onheilen welke over de Westerse civilisatie kunnen uitbreken, zou de teloorgang der muziek die belichaamd is door de namen Ockeghem, Obrecht, Josquin, in omvang gelijkstaan met de sluiting, of met de sloping van alle musea voor middeleeuwse kunst, met het radicale schrappen van alles wat tot omstreeks het jaar 1500 zich gemanifesteerd heeft in het hart en het brein van ons land, met de verdwijning van alles wat uit die tijden van onze oorsprongen, van onze ontwaking als vervaardigers van mooie dingen, bestendigd bleef tot heden, onder duizenderlei vormen, gestalten, symbolen, allusies, die min of meer actieve reflexen zijn geworden van ons wezen, van ons schijnen.

 

Niemand kan zich zo'n totale afbraak voorstellen als reële mogelijkheid, niet eens als fantasie. De kloof welke door zulk een opruiming gegraven zou worden is te breed en te diep om haar te kunnen verbeelden. Toch gebeurt zij onder onze ogen in de muziek en zonder dat velen zich verontrusten. Een geluid, dat de eigenlijke stem is geweest der pre-renaissancistische schilders, beeldhouwers, architecten en dichters, wordt allengs

[pagina 109]
[p. 109]

zwijgend. Gaandeweg zal het verstommen. Het lokt de mensen niet meer aan. Het veranderde niet. Het is altijd nog dezelfde stem. Maar de mensen laten zich niet meer door haar grijpen, niet meer boeien. Op hun innerlijk klankbord is geen snaar meer waar zij een echo ontmoet.

Hoe kan dat? Hoe is dat mogelijk, na de ontelbare propaganda-pogingen die sinds honderd jaar ondernomen werden, hier en overal, om een kunst te behoeden welke geworteld had in onze borst, en waarop wij roemen mochten wegens de dubbele en steeds onovertroffen adel van haar psychische en intellectuele kwaliteiten? Al die resurrectie-pogingen geschiedden spontaan. Zij kwamen voort uit het volk, uit de boezem zelf van het volk, want degenen die zich voor deze rehabilitatie hebben beijverd, waren te talrijk en te verschillend van afstamming om ondergedeeld te kunnen worden in een klasse van hun maatschappij. Zij hadden een enthousiasme dat ondersteuning der overheden onnodig maakte. Er was geen Kunstraad. Doch zij hadden een uitgebreid, aandachtig publiek, welks gunst zij niet behoefden af te bedelen met concessies en compromissen. Zelfs geschipper baat niet meer vandaag om een zaaltje te vullen.

 

Waarom raakte dat allemaal in verval? Om van een cultuur welke bezwijmt het beste te kunnen bewaren zou men eerst de oorzaak moeten kennen van de afkering der mensen. Ik heb haar gezocht maar niet gevonden.

Theoretisch geredeneerd zou die Mis van Josquin, die Boetpsalm van Lassus als homogeen bestanddeel kunnen passen bij de hoofdzakelijke geesteswendingen van onze eeuw. De zingende, lyrische rekenkunde van dat contrapunt gaat parallel, schijnt me, met onze architecturale, picturale geometrie van doelmatige en gevoelige lijnen. Die continuïteit van melodie bij de meesters der polyfonie en de quasi onaardse, quasi onmetelijke wijdheid van hun metrum dat uit hun stemmenweefsels

[pagina 110]
[p. 110]

ongebonden voortgolft, concordeert nauwkeurig met onze hedendaagse denkwijze over de opgeheven grenzen van ruimte en tijd.

De muziek van Josquin beweegt zich als op een ritme van sterrenbeelden. En precies gelijk de representatieve figuren van onze eeuw hebben verzaakt aan alle tierelantijn van het pittoreske, van het ergens onmiddellijk localiseerbare, gelijk zij verzaakten aan de betrekkelijkheid ener persoonlijke interpretatie van de dingen, precies gelijk zij rechtstreeks willen gaan tot de quintessens van het zijn, tot de haard van de kracht, tot het moment der wording, precies zo concipieerden die polyfone componisten hun muziek. Logisch beschouwd zouden hun methode en hun visie (getransponeerd in het kader der hedendaagse techniek en sensitiviteit) wederom de onze moeten richten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken