Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Twee vrienden (1943)

Informatie terzijde

Titelpagina van Twee vrienden
Afbeelding van Twee vriendenToon afbeelding van titelpagina van Twee vrienden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

Scans (9.18 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Twee vrienden

(1943)–August Vermeylen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

X

Als hij thuiskomt zit alleen de Sus nog op, leest een Anatole France bij de Bols-kruik, en schenkt Frans ook een borrel in. Hij wil hem aan het praten krijgen, maar het lukt niet, tegenover den Sus blijft Frans vanavond ongemeen achterhoudend.

‘Omne animal post coitum triste,’ bromt de Sus tusschen zijn tanden en slaat weer zijn boek op.

Zoodra hij te bed ligt zinkt Frans in een diepen slaap zonder droomen. Maar na luttel uren schiet hij wakker, een flauw vermoeden van schemering begint eerst het duister te doorschijnen, en hij gaat al voor het open venster naar den hemel kijken en de verre, magisch suizende zee. Hij kan den lust niet weerstaan om dadelijk weer naar buiten te loopen, de geboorte van den dag mee te leven, als een jong paard de ruimte in.

[pagina 49]
[p. 49]

Zonder geluid naar beneden, een paar grepen roode kersen uit een schaal in zijn zak gestoken, dan door de vestibule vol nacht en voorzichtig de deur achter zich op het doodsche huis dicht. Daarbuiten, in den heel vroegen morgen, is de stilte anders: ge hoort ze werkelijk, het is een stilte met even gesloten vleugels. Frans ademt gretig de lucht van de wijdte in, haar koelheid ontvangt hij als een doop op zijn voorhoofd en zijn handen.

Weldra de onafzienbare vlakte van de vochtige meerschen, glazig-groen. Er ligt als een dunne sluier van aarzelende klaarte over de aarde gespreid, een diffuze herinnering aan maneschijn; het groene gras ziet ge als door een donkeren bril, maar het wit van de half-verdoken hoevetjes trekt al licht aan zich. En een paarse wonde splijt de leigrijze lagen op den horizon, het koude azuur van het Oosten daarboven verbleekt geleidelijk van stille illuminatie, brandt dan met oranjegoud de hemel-zee open, fel zindert glanzend schuim en breekt borrelend op langs een bres van de gladuitgestrekte wolken; eindelijk priemt een straal, steekt door het wegdrijvend schof, en onweerstaanbaar stijgt de zonnebol als het roodgloeiende hart van de wereld.

Op een mijlsteen gezeten laat Frans zich het zuurzoet bloed van de kersen smaken en aanschouwt hoe het leven van het glorierijke licht de gansche schepping doorsiddert. Het is hem alsof de sappen van de aarde zelf in zijn lichaam overgaan; het loover rilt onder den adem van den nieuwen dag, daarginder zingt ineens luider de zee.

Naar de eenzame duinen terug; daar ontkleedt hij zich gauw, loopt naakt als een jonge sater in de zon naar de bruisende baren toe, zwemt met veerkrachtige slagen tot waar de breede schommeldeining hem opneemt. Een poosje lui op den rug gevlot, het killige zout op zijn lippen, den hemel in zijn oogen, dan door

[pagina 50]
[p. 50]

het vloeiende onvermoeibaar vloeiende geklots heengeworsteld. God! wat is het heerlijk, naakt te bewegen, en te zien, te grijpen, te ademen, te zijn!

Er is nog niemand op het strand; alleen de rust van den blonden zonneschijn. Prettig, op de gemakkelijke strandschoenen over het zachte zand te loopen. Als Frans ‘Windvang’ weer bereikt, gaat hij eerst in de keuken om een kop heete koffie, waarvan hij genietend den geur opsnuift, proevend met slurpende teugjes, terwijl de dikke Marie hem met haar mond aankijkt. En dan dadelijk bij Mark, die, in pyjama op den rand van het bed gezeten, het geheele wonderlijke verhaal nu hooren moet. Frans laat zijn opgetogen stemming liever achter humoristische vormen schuilgaan, bewierookt de nimf Telefauna, zijn godin, ‘het aardigste scharreltje dat ge droomen kunt, ze liegt als elke andere en blijft toch in al haar doen onbevlekt oprecht!’ - beschrijft in rythmisch proza hoe hij de ontwaking van de schepping heeft bijgewoond, hoe zijn albasten lichaam door de duizenden soepele armen van Thetis omhelsd werd onder de kuische zoenen van Phoebus Apollo...

Mark moet er goedhartig om lachen, en in den grond benijdt hij zijn vriend: ‘Frans, gij zijt een gelukkige kerel!’

Frans raadt het mismoedige van dien zin en voelt de behoefte om zich tegenover Mark te verdedigen: ‘Dat het me gelukkig maakt, bewijst dat het goed is! Intens leven, Mark, en gezond zijn! De natuur is gezond, en Pampoes is de gezonde liefde!’

- Liefde! oppert Mark, eerbiedig asjeblieft de wenschelijke gepastheid der woorden!

- Nou ja! Maar wat ik daar liefde noem is juist wat wij noodig hebben. En de Sus, met zijn ‘Omne animal’ enz., die weet er niets van, al weet hij alles, hij weet er niets van, de stakkerd!

Mark antwoordt niet meer. En Frans weer: ‘Jam-

[pagina 51]
[p. 51]

mer dat we maar vijf zinnen hebben; eigenlijk meen ik wel, dat we er een zesde mogen bijrekenen, maar dat is nog veel te weinig! Ik zou het leven weer willen uitvinden!...’

Hij rekt zijn twee armen wijd uit, het hoofd achterover, als om alles te omvademen en de laatste vermoeienis uit zijn lijf te jagen, en verkondigt: ‘Wij zijn een wereld, Mark! En wij hebben de zonde afgeschaft!’

Na het ontbijt loopt hij naar de tram, om Pampoezeken bij haar vertrek nog enkele tulpen te brengen, in den groentenwinkel gekocht, en haar zijn eeuwige trouw te bezweren, ‘zoolang je me liefhebt!’

Het wordt weer een prachtige dag.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken