Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van AEgir tot Ymir. Personages en thema's uit de Germaanse en Noordse mythologie (2000)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van AEgir tot Ymir. Personages en thema's uit de Germaanse en Noordse mythologie
Afbeelding van Van AEgir tot Ymir. Personages en thema's uit de Germaanse en Noordse mythologieToon afbeelding van titelpagina van Van AEgir tot Ymir. Personages en thema's uit de Germaanse en Noordse mythologie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.81 MB)

Scans (25.63 MB)

ebook (9.94 MB)

XML (0.84 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van AEgir tot Ymir. Personages en thema's uit de Germaanse en Noordse mythologie

(2000)–A. Quak, Paula Vermeyden–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Veleda

was een Germaanse zieneres die een rol speelde in de opstand van de Bataven in 69 n.Chr. Claudius Civilis stuurde de legioenscommandant van Castra Vetera (Xanten) naar haar toe. Volgens Tacitus was ze ‘een maagd uit de stam van de Bructeri die grote macht bezat, naar het gebruik bij de Germanen om vele vrouwen voor zieneressen, in extreme gevallen van bijgeloof zelfs voor godinnen te houden. Het aanzien van Veleda steeg toentertijd zeer, want zij had het succes van de Germanen en de nederlaag van de legioenen voorspeld’ (Hist. iv, 61). Toen de Bataven Keulen bedreigden, riepen de inwoners van die stad Civilis en Veleda aan als scheidrechters: ‘Gezanten werden met verschillende geschenken aan Civilis en Veleda gestuurd en handelden alles af naar de zin van de Keulenaren; het was hun echter niet toegestaan voor Veleda zelf te verschijnen en met haar te spreken. Men verbood hun haar te zien om zo meer eerbied in te boezemen. Ze woonde in een hoge toren en een door haar daarvoor uitgekozen familielid bracht de vragen en antwoorden over als

[pagina 210]
[p. 210]

(ware hij de) boodschapper van een godin.’ (Hist. iv, 65) In 70 kaapten de Germanen het vlaggenschip van de Romeinse Rijnvloot en sleepten het schip de Lippe op om het aan Veleda te schenken. De Romeinse commandant Petilius Cerialis kende blijkbaar de macht van Veleda en probeerde haar zelfs over te halen de Romeinen van dienst te zijn, waarbij hij Civilis en de Bataven gratie beloofde (Hist. v, 24). Tacitus' verslag breekt hierna af, maar uit een vermelding in een gedicht van Papinius Statius (Silvae i, 4, 89) blijkt dat Veleda zich in 77 n.Chr. in Romeinse gevangenschap bevond. Later werd ze vermoedelijk naar Italië gedeporteerd en in een tempel in de stad Ardea in Latium ondergebracht. Een spotvers op een steen uit die plaats spreekt namelijk over ‘de lange verwaten maagd die door de Rijnwaterdrinkers wordt vereerd’.

 

Veleda is het bekendste voorbeeld van een zieneres bij de Germanen. Vrouwen komen herhaaldelijk in die functie voor. Tacitus vermeldt in hoofdstuk 8 van zijn Germania: ‘In de ogen van de Germanen bezitten vrouwen een zekere heiligheid en de gave van de profetie en daarom letten ze op hun raadgevingen. Zo hebben wij onder de regering van de goddelijk vereerde Vespasianus zelf beleefd, hoe Veleda lange tijd door zeer veel Germanen als een goddelijk wezen werd geëerd. Maar al in de grijze oertijd hebben de Germanen Albruna en verscheidene andere vrouwen vereerd, maar niet uit vleierij en zonder dat ze ze als het ware eerst tot godinnen maakten.’

Andere zieneressen, van wie we niet veel meer kennen dan de naam, zijn twee Semnonenvrouwen uit de 1e en 2e eeuw n.Chr., Waluburg en Ganna. Interessant is de etymologie van hun namen, die in beide gevallen verwijst naar een belangrijk attribuut van een zieneres, de toverstaf: Walu- is waarschijnlijk terug te voeren op ogm. *waluz (on. völr, staf) en Ganna hangt waarschijnlijk samen met on. ‘gandr’, toverstaf.

Uit Scandinavië is in de eerste plaats de ‘völva’ (zieneres) bekend die de god Odin in het eddagedicht Völuspá (De voorspelling van de zieneres) over verleden en toekomst van de wereld onderricht. Ook in de saga's worden zieneressen vermeld. Het bekendste voorbeeld is hier de rondreizende zieneres in de Eiríks saga rauða (De saga van Erik de Rode), die de mensen in Groenland ten tijde van een hongersnood rond het jaar 1000 de toekomst voorspelt.

Over de praktijk van het voorspellen is nauwelijks iets bekend. De beschrijvingen in de saga's zijn in de 13e eeuw opgetekend en zijn dus, zeker voor de oudste periode, een onzekere bron. Daarbij kwam dat de ‘seiðr’, zo heette het ritueel, in de ogen van de christelijke auteurs van de saga's heidens en verderfelijk was.

Uit de Edda leren we weinig over de rituelen. In het gedicht Völuspá zit de zieneres buiten als Odin haar komt ondervragen, en in een ander eddagedicht, Baldrs draumar (Balders dromen) moet hij een zieneres met toverzangen uit de dood opwekken.

In enkele saga's wordt verteld dat de ziener of zieneres op een hoog platform plaatsnam om zo contact met de geesten te krijgen. Bij het ritueel speelden ook gezangen een rol. De Eiríks saga (hfdst. 4) vermeldt nog veel meer details, beschrijft o.a. gedetailleerd kleding en staf van de zieneres en het maal dat ze de avond voorafgaand aan het ritueel gebruikte. Vele details in deze beschrijving doen denken aan kleding en rituelen van sjamanen.

 

In Scandinavië heeft een enkele kunstenaar in de 19e eeuw de zieneres uitgebeeld. Oude afbeeldingen zijn niet bekend.

In de Nagelaten gedichten van J.F. Helmers (1814) staat een aantal Germaanse strijdzangen, gericht tegen de Romeinen. In één daarvan, de ‘Godspraak van Veleda’, treedt Veleda zelf op. Aarnout Drost voert in zijn historische roman Hermingard van de Eikenterpen (1832), die zich omstreeks 306 n.Chr. afspeelt, een priesteres Geertrud ten tonele die net als Veleda in een toren op een eiland aan de Lippe woont.

Franz 1950; Strömbäck 1935; Volkmann 1964.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken