Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Bommeler- en de Tielerwaard (1974-1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Bommeler- en de Tielerwaard
Afbeelding van De Bommeler- en de TielerwaardToon afbeelding van titelpagina van De Bommeler- en de Tielerwaard

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (36.48 MB)

Scans (75.18 MB)

XML (1.26 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/architectuur


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Bommeler- en de Tielerwaard

(1974-1975)–F.A.J. Vermeulen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Neder-Hemert.

De burgerlijke gemeente omvat de dorpen Neder-Hemert Noordzijde en Neder-Hemert Zuidzijde, gescheiden door den in 1480 gegraven arm der Maas, waarover zij gemeenschap hebben door een pontveer.

[pagina 101]
[p. 101]
p.n. van doorninck, Inventaris van het oud-archief der heerlijkheid en gemeenteGa naar margenoot+ Neder-Hemert. Haarlem, 1892.
Oorspronkelijk droegen dorp en heerlijkheid den enkelen naam Hemert, die voorkomtGa naar margenoot+ onder de vormen: Hamaritda en Hamarita (in 814), Hemerze (± 1205), Hamert en Hemert (± 1300) Uuthemert (1337). Men dient hierbij nauwlettend onderscheid te maken met Op-Hemert in den Tielerwaard, dat dikwijls onder nagenoeg dezelfde benamingen voorkomt.


illustratie
Afb. 94. Plattegrond der Ned. Hervormde kerk te Neder-Hemert Noordzijde.


Zie: nomina geogr., II. 125-126, III, 128-129
In 1384 is sprake van het huis te Hemert, in 1396 van Hemert; en deze laatste benaming blijft in den vervolge algemeen gebruikelijk. Zie v. doorninck, Inventaris oud-archief Neder-Hemert, no. 14, 16, 31, e.v.
Den naam Neder-Hemert ontmoeten we in de archieven van heerlijkheid en gemeente voor het eerst in 1604. Zie v. doorninck, A.w. no. 403.
In rood drie palen van vair met een gouden schildhoofd, waarin een halve zwarte leeuw. Afbeelding bij d'ablaing van giessenburg (Gelderland, pl. 3, afb. 39).
Voor het eerst vinden we Neder-Hemert genoemd in de reeds vroeger vermelde oorkonde van 814-815, wanneer tegelijk met goederen te Hedel, Driel en andere plaatsen in Teisterbant, ook eene bezitting ‘in Hamaritda’ wordt geschonken aan het klooster Lauresham. In 1061 werd graaf Floris I van Holland hier vermoord, terwijl hij rustte na een overwinning op de Brunswijksche markgraven van Friesland en de met hen verbonden bisschoppen van Luik en UtrechtGa naar voetnoot1).
Ernstig had Neder-Hemert te lijden, in het derde kwart der 15e eeuw, door den strijd tusschen Gelre en Maximiliaan van Oostenrijk. Op 18 November 1479 deden de Bosschenaars, die de zijde der Bourgondische partij hielden, een inval te Hemert ‘en bornden daer een groot deel huysen en die molen en een rosmolen’, en in hetzelfde jaar herhaalden zij den aanval, veroverden en verbrandden het kasteel, verwoestten een groot deel van het dorp ‘en sceynden die kerk ende cramen ende bornden oick vele hopstaecken en namen oick veele perden en koyen en bedden ende voirt al den huysraet die tot Hemert was’ (v. doorninck, Inventaris, no. 203).
In 1480 doorgroeven de Bosschenaars ‘een stuck landts leggende boven tslot van Hamert in Gelrelandt’, zoodat de Maas sedert haar loop hierdoor nam en de oorspronkelijke zuidelijker bedding ten deele verzandde (v. doorninck, A.w., no. 550).
[pagina 102]
[p. 102]

Hoewel Neder-Hemert van ouds tot Gelderland behoorde, is meermalen geschil ontstaan over de territoriale hoogheid van Hemert en van het daar gelegen fort. In 1715 werd hieromtrent een verdrag gesloten.

Neder-Hemert Noordzijde.

Kerk.

De Ned. Hervormde kerk is in eigendom en onderhoud bij de kerkelijke

illustratie
Afb. 95. Ned. Hervormde kerk te Neder-Hemert Noordzijde uit het Zuid-Westen.


gemeente.
Ga naar margenoot+ De mededeeling van v.d. Aa, dat de kerk oorspronkelijk waarschijnlijk een kapel is geweest, wordt bevestigd door een hierna te vermelden gedenksteen, volgens welken het tegenwoordige gebouw in 1776 is opgericht door Otto Fredrik, graaf van Lynden en zijn echtgenoote Frederica Aloysia Dousa ter vervanging van een ouder heiligdom. Blijkens een anderen gedenksteen waren architecten Corn. en Val. van Ommeren. Waarschijnlijk was dit de ‘kapel opt Sant’ (schutjes, I, 139), die in 1474 als een aan den H. Georgius gewijde kapel van de parochiekerk te Neder-Hemert Zuidzijde wordt vermeld, en die overigens reeds in 1430 en 1431 bestond (v. doorninck, Inventaris, no. 111 en 131). Na de verwoesting dezer kapel werd hier in 1685 een Hervormd kerkgebouw gesticht, dat tevens tot school diende. Toen dit kerkje te klein werd, hebben graaf van Lynden en zijn echtgenoote ‘den weg geopend tot den opbouw eener nieuwe
[pagina 103]
[p. 103]
kerk, door eene aanmerkelijke gift; en dit voorbeeldt door de Ingelanden gevolgd zijnde, en daar toe verscheide liefdadige Christenen, zo wel als opentlijke Kerk-Vergaderingen door milde geschenken mede gewerkt hebbende, is men tot den werkelijken opbouw voortgegaan; welke, onder de directie en het opzigt van de heeren C. van Ommeren, Rigter, enz. enz. dezer Heerlijkheid, en Walraven van Ommeren, deszelfs oudste zoon (die deze moeite genereuslijk, gratis, op zig genomen hadden) op eene zeer voldoende wijze voltooid is’ (boekzaal der geleerde waereld, xxvi, 1777, blz. 754).
De kerk ligt geheel vrij, niet georiënteerd, op een door een hek omgevenGa naar margenoot+ grasveld. Het klein, zeer eenvoudig gebouw, opgetrokken van kleine baksteen, bestaat

illustratie
Afb. 96. Ned. Hervormde kerk te Neder-Hemert Noordzijde, inwendig naar het Noorden.


uit een ongeveer Noord-Zuid gericht zaalvormig schip, van drie traveeën, aan noord- en zuideinde driezijdig gesloten en binnenwerks 21.25 M. langen 8.55 M. breed (afb. 94). Op het midden van het met leien gedekte dak staat een achtkante open dakruiter met ingesnoerde achtkante spits, eveneens bekleed met leien.

In den zuidelijken sluitingswand bevindt zich de ingang, geflankeerd door geblokte baksteenen Toscaansche pilasters, met bergsteenen basementen en kapiteelen, waarop een hoofdgestel rust, bekroond door een driehoekig fronton. Onder de flauwspitsbogig getoogde vensters loopt een vierkante bergsteenen lijst (afb. 95). Het inwendige (afb. 96), welks wanden gewit zijn, wordt overdekt door een ellipsbogig houten tongewelf op trekbalken. Aan de zuidzijde is tegen den ingang een eenvoudig houten tochtportaal ingebouwd. In den oostmuur bevindt zich een marmeren gedenkplaat met het opschrift:

‘Otho Fredericus comes de Lynden et Frederica Aloysia Dousa, Conjuges Veteri sacello iam paene aetate confecto novum hoc a fundamentis erigendum curaverunt Ac publico Dei immortalis cultui dicarunt MDCCLXXVI’.

[pagina 104]
[p. 104]

Hiertegenover, in den westmuur, bevindt zich een kleinere marmeren steen met het opschrift:

‘Ut Corn. et Val. van Ommeren Huius sacelli Archit. nomina posteritati innotescerent . L.H.P.’.

De kerk bezit:

 

Een koperen doopbekken, gedragen door een gegoten koperen arm (XVIIIc), versierd met een dolfijn.

Een opengewerkten koperen lezenaar (XVIIIc), op den preekstoel.

Een dubbele heerenbank (XVIIId) van eikenhout, met ruggeschot, in eenvoudig

illustratie
Afb. 97. Korenmolen te Neder-Hemert Noordzijde.


paneelwerk. Hierop een koperen lichtarm met twee kaarsenhouders uit denzelfden tijd.

In den dakruiter hangt een klok (middellijn: 9.555 M.) met om den bovenrand een opschrift in gothische minuskels:

‘Anna . is . mijnen . naem . Jaspar . Moer . ende . Jan . sijn . soen . maeckten . mij . int . jaer. M.CCCCC.XLI.

Molen.

Op den Maasbaandijk, aan de z.g. ‘stille Maas’, staat een koremolen (afb. 97), een zeskante bovenkruier, welks met hout bekleede romp rust op een baksteenen voet. Onder de as in de kap bevindt zich een opschrift:

‘Gebr. Remmerde 1862’.

In den voet is een geverfde wapensteen (XVIIIb) geplaatst, afkomstig uit een watermolen bij Genderen (Noordbrabant), waarin een alliantiewapen is gehakt, bestaande uit twee ovale schilden, gedekt door een koningskroon en gehouden rechts door een wolf, links door een windhond; de blazoenen der schilden zijn deels afgekapt, deels overschilderd, maar waren blijkbaar rechts dat van Vittinghoff, links van Van Lynden.

Inwendig is in een staakijzer gegrift: H.V.I. 1716.

[pagina 105]
[p. 105]

Neder-Hemert Zuidzijde.

Raadhuis.

Het raadhuis is een eenvoudig gebouwtje (XVIIId) op rechthoekig grondplan met rieten dak. Tegen den met klimop begroeiden voorgevel hangt een walvischrib. Boven de deur is een uithangbord aangebracht, waarop geschilderd het gevierendeelde wapen-van Wassenaer met als hartschild drie palen van vair en een schildhoofdGa naar voetnoot1).

Kerk.

De Ned. Hervormde kerk, oorspronkelijk aan den H. Servatius gewijd

illustratie
Afb. 98. Plattegrond der Ned. Hervormde kerk te Neder-Hemert Zuidzijde.


(schutjes, V. 151), is in eigendom en onderhoud bij de Nederduitsch Hervormde gemeente; de toren behoort aan de burgerlijke gemeente.
Aanvankelijk een dochterstichting van de kerk te Aalburg - die de moederkerk vanGa naar margenoot+ bijna het geheele land van Heusden benoorden de Maas was en reeds vóór 1108 aan de abdij van St. Truiden behoorde (joosting en muller, Bronnen II, 417) - wordt de kerk van Hemert of Santhemert, zooals ze afwisselend heet, in 1459 vermeld als parochiekerk. Den 14en December van dat jaar verklaart Robbertus de Keent, pastoor dezer kerk, dat hij Nicolaas Henricss, geestelijke uit het bisdom Utrecht, heeft ingeleid als rector en matricularius van het altaar van de HH. Petrus, Cornelius en Antonius (vgl. v. doorninck, Inventaris, nrs. 164 en 167).
Ridder Jan van Hemert, aan wien het patronaat der parochiekerk behoorde, stichtte hierin met zijn echtgenoote Sophia in 1474 een kapittel van acht kanunniken, welke stichting op 1 October 1512 door den bisschop van Utrecht werd bekrachtigd. Deken van dit kapittel was in 1560 Theodericus Borchgreve, die toen kanunnik van St. Jan te 's Hertogenbosch werd (schutjes, t.a.p.).
[pagina 106]
[p. 106]

De kerk schijnt, blijkens een hierna te vermelden gedenksteen, in 1633 voor den Hervormden eeredienst in gebruik te zijn genomen.
Ga naar margenoot+ Het gebouw ligt vrij temidden van een kerkhof, en is georiënteerd met een

illustratie
Afb. 99. Schip en toren der Ned. Hervormde kerk te Neder-Hemert Zuidzijde, van het Zuid-Oosten.


afwijking van 8.5o naar het Zuiden.

Ga naar margenoot+ De kerk (afb. 98)Ga naar margenoot+ bestaat uit een schip van vier traveeën, een met vijf zijden van een achthoek gesloten koor en een zuidwaarts van de lengteas geplaatsten vierkanten toren. Het schip is binnenwerks gemeten 25 M. lang; de totale lengte van schip en koor, zonder den toren, bedraagt binnenwerks 36.80 M.; de toren meet 2.75 M. in het vierkant.

Ga naar margenoot+ Het schip, opgetrokkenGa naar margenoot+ van baksteen (formaat: 0.25 × 0.12 × 0.05 M.; 10 lagen: 0.625 M.) in kruisverband, telt vier traveeën met flauwspitsbogige vensters, aangebracht waarschijnlijk in verband met eene verhooging in 1836, ter vervanging van vroegere lager geplaatste lichtopeningen, waarvan sporen bewaard bleven. Aan den toestand vóór deze verbouwing herinnert ook nog een overblijfsel van een tandlijst bij den westhoek van den zuidmuur (afb. 99). In den noordmuur is een gedenksteen geplaatst, lang 0.31 M., hoog 0.265 M. met in Romeinsche hoofdletters het opschrift: Ano MDC XXX dry doen wierdt deze kercke herbout optny.

[pagina 107]
[p. 107]
Het koor, iets hooger dan het schip opgemetseld van kleinere baksteen (formaat:Ga naar margenoot+ 0.20 × 0.095 × 0.045; 10 lagen: 0.562 M.) in staand verband, wordt, in tegenstelling met dit laatste, geschoord door eenvoudige schuin afgedekte steunbeeren; de tusschengelegen muurvlakken worden grootendeels ingenomen door vensternissen, welker vrij diepe geprofileerde neggen (afb. 100) zijn verlevendigd met kleine zandsteenen negblokken, en die later (in 1836?) wederom zijn dichtgemetseld, met uitsparing van kleinere spitsbogige vensters in de twee noordelijke en zuidelijke, terwijl de kop wordt afgesneden door het moderne pannendak. In de steunbeeren

illustratie
Afb. 100. Ned. Hervormde kerk te Neder-Hemert Zz., westelijke travee van het koor (rechts).


bevinden zich overblijfselen van zandsteenen neuslijsten.

De toren bestaat uit drie geledingen,Ga naar margenoot+ waarvan de twee onderste zijn gemetseld van groote baksteen (formaat: 0.30 × 0.145 × 0.065 M.; 10 lagen: 0.785 M.) en de bovenste van kleine steen (formaat: 0.195 × 0.095 × 0.048 M.; 10 lagen: 0.57 M.) in staand verband met spaarzame toepassing van hoek- en boogblokken. Van de zonder versnijding opgaande geledingen zijn de eerste en tweede gescheiden door een baksteenen zaaglijst, de tweede en derde door een smalle zandsteenen lijst. De tweede geleding heeft gekoppelde spitsbogige galmgaten met baksteenen tusschenstijl in rondbogige nissen (uitgezonderd de oostmuur, waar het schipdak tegen sluit); in de bovenste geleding worden dergelijke galmgaten omsloten door spitsbogige nissen. Een ingesnoerde houten, achtkante spits dekt het geheel (afb. 99).

Het inwendige (afb. 101) wordt gedekt door een ellipsvormig houten tongewelf.Ga naar margenoot+ In het westelijk aan den toren grenzend deel van het schip, is een ruimte afgezonderd voor consistoriekamer. Tusschen schip en koor is in 1858 een afscheiding aangebracht.

In den zuidmuur van het schip bevinden zich twee gedenksteenen, waarvanGa naar margenoot+ een, breed 0.875 M., hoog 0.565 M., met het opschrift: N.D. Joannes Torck Dijn D . in . Hemert . AEdem . hanc . Vi . belli . collapsam . instauravit . et . publico Christi . cultui . dedicavit . An . AErae Christianae 1633.; en een, breed 0.52 M., hoog 0.315 M., met het opschrift: Anno 1836 is deze kerk verhoogd en hernieuwd.

[pagina 108]
[p. 108]
Ga naar margenoot+ De herbouwing in 1633 en latere herstellingen verhinderen eene reconstructie der geschiedenis van het middeleeuwsche kerkgebouw. Met zekerheid valt alleen te zeggen, dat de twee onderste geledingen van den toren het oudste deel van het heiligdom in zijn tegenwoordigen staat vormen: het formaat van de baksteen en de vormen der galmgaten wijzen op een bouwtijd omstreeks 1300. Schip en koor zullen, nadat zij in het eind der 16e eeuw ‘vi belli’ waren verwoest, onder Joannes Torck op de oude grondslagen en met gebruikmaking van het oude materiaal hersteld zijn. De baksteen van het schip, van hetzelfde formaat als die van het omstreeks 1464 gebouwde schip te Kerkdriel (zie blz. 50), is waarschijnlijk afkomstig van een verbouwing in de tweede helft der 15e eeuw, mogelijk dus in verband met de verheffing tot kapittelkerk in 1474. Het koor, dat blijkbaar nog het minst had te lijden van de verwoesting in het laatst der 16e eeuw, moet, gezien de onregelmatige plaatsing in den plattegrond en de kleine baksteen, eerst aanmerkelijk later tegen het schip zijn aangebouwd. Inderdaad blijken de profielen der vensterneggen met hun systeem van beurtelings rechthoekige sprongen en vlak afgesnoten of ingebogen kanten van eenzelfde karakter als die aan bijv. het schip der St. Jacobskerk te 's-Gravenhage (voltooid in 1550) en aan de St. Janskerk te Gouda (1552-1555), zoodat we den bouw van dit koor kunnen stellen omstreeks 1550-1560. Ten slotte zal de bovenste geleding van den toren, met haar ongeveer even klein baksteenformaat en haar bergsteenen blokken, nagenoeg tegelijk met of slechts weinig later dan het koor zijn opgetrokken.


illustratie
Afb. 101. Ned. Hervormde kerk te Neder-Hemert Zuidzijde, inwendig naar het Westen.


De vrij kort na hare voltooiing gevolgde verwoesting dezer kerk en de herbouwing in 1633 schijnen zich dus hoofdzakelijk te hebben bepaald tot het schip, zoowel als de verhooging in 1836, die aan dit gedeelte reeds is op te maken uit de sporen van vroegere, lager geplaatste vensters, terwijl daarentegen in het koor, zooals wij reeds zagen, de vensternissen zijn afgeknot, waaruit dus eene verlaging van het muurwerk blijkt.

Ga naar margenoot+ De kerk bezit:

Een eenvoudigen eiken preekstoel (afb. 102), bestaande uit een zeskante kuip met gesneden boogpaneelen tusschen gegroefde hoekstijlen, door bemiddeling van een later vervaardigde omgekeerde pyramide rustend op een blijkbaar van een ander meubel afkomstigen voet, gevormd door zes concentrisch ge-

[pagina 109]
[p. 109]

groepeerde gesneden consoles, versierd met leeuwen- en satermaskers en festoenen, welke een geprofileerde tusschengeleding dragen, waarin het jaartal 1708. Het klankbord en de trap met uitgezaagde balusters zijn in later tijd (vermoedelijk in 1836) aangebracht.

Op den kansel is een opengewerkte koperen lezenaar bevestigd met een gebogenGa naar margenoot+ arm, waarin het jaartal: 1836.

Een koperen doopbekken (XVIIId).Ga naar margenoot+

Een koperen doopboog (XIXb).Ga naar margenoot+

Een wit marmeren graftombe (XVIIIb) voor Otto Frederik van VittinghoffGa naar margenoot+ (1648-1724), heer van Nederhemert, gemerkt: N. Seunties Feict (sic!). Het monument (afb. 103) bestaat uit een

illustratie
Afb. 102. Preekstoel der Ned. Hervormde kerk te Neder-Hemert Zuidzijde.


voetstuk met geprofileerde dekplaat, waarboven op consoles een sarcophaag is geplaatst, welke het beeld draagt van den overledene, geharnast en in liggende houding met opgetrokken rechter been. Hierachter rijst, geflankeerd door tropheeën van wapenen en vaandels, een pyramide op, tegen welker voorzijde het wapen van Vittinghoff, gehouden door twee wolven met een bal in den bek, is gebeeldhouwd, en die wordt bekroond door een groote urn. Te weerszijden van de tombe zijn twee recht neerhangende snoeren elk met zestien kwartierwapens aangebracht. De sarcophaag draagt tegen de voorzijde in Romeinsche kapitalen het grafschrift: D.O.M. Othoni Frederico . De Vittinghoff Hemerti Toparchae Equitatus . Batavi . Legato Viro . Probitate . Fortitudine . Militiae . Scientia Claro Qui . Vixit . Annos LXXVIII . Menses III . Stephania . Anna . Amarantha . De Vittinghoff . Hadriani . Comitis . Lindeni . Uxor . Patri . Optumo Filia . Maestissima P MDCCXXVI.

Een epitaaf (1750) van wit, geaderd marmer, bekroond door een doodshoofdGa naar margenoot+ met twee gekruiste beenderen, voor Stephania Anna Amaranta van Vittinghoff, echtgenoote van Adrianus graaf van Lynden. Het opschrift luidt: Stephaniae Annae Amarantae ex Nobili et vetusta Vitinghoviorum prosapia quae vixit Ann. LXIII Mens. XI Hadrianus et Otho Fredericus comites Lindeni Ille coniugi Karissimae Hic Matri Dulcissimae Optume de Se Merenti faciundum curaverunt CIƆIƆCCL.

Een epitaaf van zwart en wit marmer voor Adrianus graaf van Lynden. Tegen

[pagina 110]
[p. 110]
het benedengedeelte, gehouwen in den vorm van een sarcophaag (afb. 104), is een plaat van wit marmer aangebracht met het opschrift: ‘D.O.M. Hadriano Comiti De Lynden Antiquis . Moribus Batava Probitate Libertatis Studio Meritis In Remp. Clarissimo Qui Vixit Annos LXXVII Menses IX Obiit A. MDCCLIV Parenti Optime Et Sibi Et Conjugi Carissimae Fredericae Aloysiae Dousae Otho Fridericus Hemerti Et Voorstae Toparcha H.M.V.P.A.

illustratie
Afb. 103. Graftombe voor Otto Frederik van Vittinghoff in de Ned. Hervormde kerk te Neder-Hemert Zuidzijde.


MDCCLXXIII’, in Romeinsche kapitalen.

Hierboven is tegen een zwart marmeren muurplaat een wit marmeren portret-medaillon van den overledene geplaatst, omgeven door een draperie, waarachter een groote palmtak is geschoven, en dat gehouden wordt door een eveneens wit marmeren kinderfiguurtje, hetwelk met de rechterhand een fakkel dooft, het geheel - ontworpen in den vroegen Lodewijk XVI-stijl - wordt bekroond door het wapen-van Lijnden tusschen twee zittende windhonden als schildhouders. Onder de sarcophaag is als beëindigingsmotief een zichzelf in den staart bijtende slang gehouwen met een vogel- en en vleermuisvleugel, waarachter twee gekruiste toortsen, tusschen welke een pijnappel afhangt.

Een epitaaf van toetssteen en wit marmer voor Otto Frederik graaf van Lijnden. De bouw van dit monument in strakken Lodewijk XVI-stijl, komt in hoofdzaak overeen met dien van het voorgaande; tegen het rechthoekig benedengedeelte is een wit marmeren plaat aangebracht met het opschrift: ‘D.O.M. Othoni Frederico Comiti De Lynden. Paternarum, Virtutum Ut Honorum Heredi His. Et Rara Eruditione Clarissimo, Qui Vixit Annos LXXII Menses IV. Ob. Ao MDCCLXXXVIII. Coniugi Optimo Friderica Aloysia Dousa P.I.’, in Romeinsche kapitalen.

Vóór de hierboven opgaande toetssteenen muurplaat is tusschen boeken en een globe een obelisk opgericht met een portretmedaillon van den overledene. Een

[pagina 111]
[p. 111]

staand kinderfiguurtje, dat met de rechterhand een fakkel bluscht, licht met de linkerhand een van den top der obelisk neerhangend rouwfloers van het borstbeeld. De muurplaat, gedekt door een kroonlijst op gegroefde consoles, wordt bekroond door het wapen-van Lynden tusschen zittende windhonden.

Een epitaaf (XIXa) van zwart marmer met een witmarmeren plaat, welke als opschrift draagt: ‘D.O.M. Piae Memoriae Fredericae Louisae De Nobili Gente Dousanum Nordwici Marito suo Ottoni Frederico comitia Lynden Toparchae in Nederhemert et Voorst Post Mortem superstiti Expletae aetata annorum LXXXI et III Mensum Vita

illustratie
Afb. 104. Epitaaf van Adrianus graaf van Lynden in de Ned. Hervormde kerk te Neder-Hemert Zuidzijde.


Defunctae Die Xante Calendas Juni MDCCCXI Hoc monumentum Honoris et Pietatis causa posuerunt Ejus Neptes Maria Charlotta Antoinetta et Ottolina Frederica Louisa De Nobili Gente Bentinkiana’, in Romeinsche kapitalen.

Een gebroken zerk (XVIIc), waarin eenGa naar margenoot+ wapen is gehouwen en het opschrift: ‘Hier lijt begrave Adriaen de Graeff in zijn leven Dijkgraeff Cecretaris ende rentmeester deser Vrij Heerlijkheid Nederhemert out 61 jaren sterf den 15 September Anno 1651.

In twee der koorvensters fragmenten (XVIIb)Ga naar margenoot+ van gebrandschilderd glas: een met een wapen, waaronder een spreukband met het opschrift: ‘Johan Staeck out schepen der Heerlijc... Ned.... Anno 1634’, en een met een wapen, waaronder een spreukband met: ‘Aert...’.

Op het doophek zijn een koperen lichtarmGa naar margenoot+ (± 1700), versierd met een dolfijn, en twee koperen kaarsenhouders bevestigd.

Een houten bord (± 1600), waarop inGa naar margenoot+ vergulde letters het Gebed des Heeren is geschilderd.

Twee groote rouwborden (1726), waarvanGa naar margenoot+ een met het gepolychromeerde wapen-van Vittinghoff, omgeven door 2 × 16 kwartieren, en met het opschrift: ‘Den Hoogh Welgebooren Heer Otto Frederik baron van Vittinghof genaamdt Schell in leeven Vrijheer van Neder Hemert Groenewalt en Scheederen lieutenant Generaal en Collonel van de Cavalerije ten dienste van de Heeren Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden. Sterft den 18 Martii 1726’; en een met het gepolychromeerd alliantiewapen-Vittinghof en-van Randwijck, eveneens omgeven door 2 × 16 kwartieren, en met het opschrift: ‘De Hoogh Welgeboore Vrouwe Margareta

[pagina 112]
[p. 112]

Baronesse van Randwijck Douariere van den Baron van Vittinghof genaemt Schell Vrij Vrouwe van Nederhemert Groenewalt en Scheederen. Sterft den 30 April 1726’.

Op den benedenrand der omlijsting van het eerstgenoemde rouwbord liggen twee helmen, twee fragmenten van ijzeren handschoenen en overblijfselen van het rouwvaandel.

Ga naar margenoot+ Een houten wapenbord (XVIIIb) met de gepolychromeerde wapens-Vittinghof en -Randwijck.

Ga naar margenoot+ Avondmaalszilver (op het kasteel Nederhemert in bewaring) bestaande uit: Twee gelijke bekers, hoog 0.128 M., met als merk een klimmend hondje of vos. Beide zijn versierd met een rand van gegraveerde ranken; tegen den bodem is het wapen van Johan Torck en het jaartal 1623 gegraveerd.

Een eenvoudige broodschaal (XVIII) met de merken: Nijmegen, een gekroonde L, een dito N en P.v.S., en het gegraveerde wapen-Dousa.

Ga naar margenoot+ In den toren hangen twee klokken. De grootste (middellijn: 0.955 M.) draagt in Romeinsche kapitalen het randschrift: ‘Heer Johan Torck vrijheer der heerlicheit Nederhemert: Heere tot Delwijnen ende monickenlant Amptman tot Bommel Thyelre ende Bommelre-weerden: capitain ende gouverneur tot Bomel . Ao 1634’. De tweede (middellijn: 0.387 M.) heeft om den bovenrand in Romeinsche kapitalen het opschrift: ‘Ave Maria gratia plena dominus tecum anno 1663’.

Het kasteel Neder-Hemert.

Ga naar margenoot+ j.c.w. quack, Het huis Nederhemert, in: geld. volksalm., 1873, 126-131. - a. schimmelpenninck van der oije van nijenbeek, Een paar bladzijden uit het Register op de Leenen van het Furstendom Gelre en van de Graafschap Zutphen, Ophemert en Nederhemert, in: geld. volksalm. 1879, 8-12. - p.w.j. van den berg, Het Kasteel Nederhemert, in: buiten, 1920, 472-474.
Ga naar margenoot+ Voor het eerst vinden we dit kasteel vermeld op 27 Juli 1310, wanneer Jan van Hemert zijn burcht te Hemert met den voorburcht en verdere toebehooren opdraagt aan hertog Reinout van Gelre (nijhoff, Gedenkw., I, no. 110).
Den 1sten Januari 1332 beloofde Arnold van Hemert den burcht voor Reinout te zullen bewaren en aan hem over te geven (Idem, no. 255). Daarop beleende Reinout in 1361 ‘Peter van Hemart ridder, met die borch en dat huijs tot Hemart mitten voorburcht vesten en graven, ten Zutphensche rechte, te verheergewaden met een pond goed geld’ (v. doorninck, Inventaris, no. 14).
Na den dood van ridder Joost van Hemert in 1500, vergunde hertog Karel van Gelre, dat de voogdij over de nagelatene dochter Heilwich zou worden gevoerd door de weduwe, Anna van Vlodorp, onder voorwaarde, dat zij jaarlijks rekening en verantwoording zou doen voor ‘de geordineerde Raden, frunden en maeghen daartoe geroepen’ (v. doorninck, Inventaris, no 247). Op last van den hertog hield inmiddels Gijsbert van Hemert het kasteel bezet. Toen echter Anna van Vlodorp zonder voorkennis van hertog Karel hertrouwd was met Johan Scheffert van Merode en na den dood van Gijsbert van Hemert het slot in bezit nam, onthief de hertog haar van de voogdij over hare dochter Heilwich en verklaarde de heerlijkheid en het kasteel aan
[pagina 113]
[p. 113]
hem vervallen. Heilwich huwde met Lubbert Torck van Sinderen, die daarop in 1516 door Jacob graaf van Hoorne, heer van Altena, werd beleend met het dorp Hemert, dat, gelijk wij weten, leenroerig was aan Altena (v. doorninck, Inventaris, no. 254). In 1517 gaf hertog Karel ook het kasteel aan Heilwich terug (geld. volksalm. 1873, 129).
Tot het jaar 1655 bleef nu het slot Hemert in het geslacht Torck. Door Maria Torck, die eerst met Rutger van Randwijck, later met Wilhelm Thomas Quadt huwde, kwam de heerlijkheid in dat jaar aan het geslacht Quadt. Onder Johan Frederik Quadt van Wickeraet, in 1683 beleend met het dorp en de heerlijkheid, werden de bezittingen voor schuld verkocht. Zoo verklaarde op 21 Mei 1695 Wendelina de With, weduwe van Abraham Verhagen, ‘dat zij de heerlijkheid Neder Hemert wegens daarop geleende penningen genoodzaakt was zelve in te koopen’, waarop de Staten van Holland en Westfriesland haar beleenden met dorp en heerlijkheid en met een rijswaard, genaamd de Schuijnenwaert (v. doorninck, Inventaris, no. 511 en 512).
Op 14 Augustus 1697 beleenden dezelfde Staten ‘Otto Frederik van Vittinghoff, gen. Schell, heer van Groenewalt en Eeckhoff, kolonel van een regiment cavalerie ten dienste der Vereenigde Nederlanden, oud 50 jaar, wonende te Nimwegen, met de heerlijkheid van Hemert, dat dorp in hoogen en lagen gerechten, in diepen en droogen in allen sijnen aenwerpen en een Rijswaert, genaemt Schuijnenwaert’, welke bezittingen hij had gekocht van Wendelina de With voor 8000 gl. (v. doorninck, A.w. no. 514).
Stephania Anna Amarantia van Vittinghoff, dochter van Otto Frederik, huwde 13 Januari 1715 met Adriaan baron van Lynden. Deze werd in 1726 door den stadhouder der leenen van Gelre beleend met ‘het huis te Hemert met toebehooren.’ Zijne vrouw werd in 1727 door de Staten van Holland en West-Friesland beleend met de heerlijkheid en het dorp. Hun zoon, Otto Frederik, graaf van Lynden (zie blz. 121), verkreeg Hemert na den dood zijner moeder en adopteerde als zijne dochter Otteline Frederica van Reede, die zijne erfgename werd en huwde met Willem Gustaaf Frederik, graaf van Bentinck, heer van Roon.
De uit dit huwelijk gesproten dochter, Otteline Louisa, trouwde in 1814 Karel baron van Nagell (1868) en liet bij haar overlijden, enkele weken na haar echtgenoot, de heerlijkheid na aan haar zoon Anne Jan Harmen Maurits Adriaan, baron van Nagell. Laatstgenoemde huwde 10 December 1851 met Elisabeth Anne Gerbardine van Kretschmar en stierf 31 Augustus 1880, de heerlijkheid Neder-Hemert nalatende aan zijn echtgenoote.

Het in modernen tijd zeer verbouwde kasteel bestaat uit een omstreeks 1800Ga naar margenoot+ opgetrokken en in 1870-1880 vernieuwd voorgebouw, waarin een vroegereGa naar margenoot+ zuidvleugel, een binnenplaats en een in den noordoostelijken hoek hiervan gelegen traptoren zijn opgenomen, welk voorgebouw wordt geflankeerd door een ronden toren op den noordwest- en een half-achtkanten toren op den zuidwesthoek. Achter dit voorgebouw, en hiermee thans samengetrokken, sluit het eigenlijke oude hoofdgebouw aan met een uitspringend vierkant gedeelte (een vroegere donjon?) op den noordoosthoek, door een vleugel langs de noordzijde van het voorgebouw verbonden met den noordwestelijken ronden hoektoren.

Het uitwendige heeft, tengevolge van de vele verbouwingen, slechts weinigGa naar margenoot+ van het oorspronkelijke bewaard. Hiertoe behooren de noordwestelijke ronde hoektoren, grootendeels met klimop begroeid, en de half-achtkante zuidweste-

[pagina 114]
[p. 114]

lijke hoektoren, die in zijne bovenste geleding in elk der zijkanten terugliggende velden vertoont, gedekt door een fries van drie rondbogen (afb. 105). In den achtergevel resten nog deelen van het oude baksteenen muurwerk met sporen van smalle, rechthoekige vensters.

Ga naar margenoot+ Inwendig bevindt zich in het voorgebouw een vestibule, welke toegang geeft tot de zich in dit gedeelte bevindende vertrekken en tot de groote zaal in het midden van het voormalige hoofdgebouw. In den noordwestelijken hoek der groote zaal bevindt zich de toegang tot den thans ingebouwden traptoren, waarin een op zeshoekig grondplan opgetrokken spiltrap, welks treden zijn gemetseld op kruisribgewelfjes, naar de verdiepingen voert; de muren zijn

illustratie
Afb. 105. Kasteel Neder-Hemert naar een teekening (omstr. 1600).


gewit, de gewelfribben gepolychromeerd. Op de bovenverdieping bevindt zich in den noordoostelijken hoek, in den vermoedelijken donjon, een kamertje (de zg. kamer van Marten van Rossem) met een zoldering op moeren kinderbalken, beschilderd met een doorloopend motief van bloem- en bladerranken. De eenvoudige, in paneel gewerkte eiken lambrizeering sluit aan bij een rijk gesneden bed van hetzelfde materiaal, met een lange zijde tegen den muur geplaatst. Dit bed (afb. 106), oorspronkelijk tweepersoons, later gewijzigd tot eenpersoons, bestaat uit een onderbouw van paneelwerk, op welks hoeken vier kandelaberzuilen zijn geplaatst, die een verkropt houten raam dragen, waarin de eikenhouten hemel is bevestigd; aan het hoofdeinde is het wapen van Marten van Rossem, gehouden door twee ‘wildemannen’ en omgeven door lofwerk, gesneden.
Het karakter van dit snijwerk en van de kandelaberzuilen, welke overeenkomen met de 1537 gedateerde stijlen van vensters, afkomstig van een huis aan de Koornmarkt te Delft (thans in het museum Lambert van Meerten aldaar), doen ons dit bed, en hiermede ook de betimmering van dit vertrek, stellen op omstreeks 1540.

Een belendende grootere kamer heeft een zoldering als de hier beschrevene, maar verborgen achter een in de 19e eeuw aangebracht plafond.

Het geheele gebouw is onderkelderd, in het midden met een tongewelf, onder

[pagina 115]
[p. 115]
den vierkanten toren of donjon met een groot koepelgewelf. Keldermuren

illustratie
Afb. 106. Kasteel Neder-Hemert. Bed van Marten van Rossem.


en gewelven zijn gewit.
De oudste deelenGa naar margenoot+ van het gebouw in zijn tegenwoordigen staat zijn ongetwijfeld de twee hoektorens te weerszijden van den voorgevel, de vierkante toren op den noordoostelijken hoek en de thans ingebouwde traptoren. Gezien de door rondboogfriezen gedekte spaarvelden in den zuidwestelijken hoektoren, opvallend overeenkomend met de behandeling van het muurwerk der Brabantsche kerktorens van omstreeks 1500, zouden wij dezen toren in het begin der 16e eeuw willen stellen.
Op eene teekening van Eyck van Zuylichem uit 1843 vertoont het kasteel vrijwel dezelfde dispositie, die het thans nog heeft, met uitzondering natuurlijk van den voorgevel, die, eenvoudig en vlak behandeld, met groote rechthoekige vensters, in zijn ietwat nuchtere, maar rustige en pretentielooze vormentaal, op het eind der 18e of het begin der 19e eeuw wijst (geld. volksalm., 1873). Oudere teekeningen, uit de 17e en de 18e eeuw, doen ons den toestand vóór de oprichting van het voorgebouw
[pagina 116]
[p. 116]
kennen (afb. 105). Ter plaatse van dit laatste bevond zich een klein voorplein, omvat door het hoofdgebouw met twee vleugels, die aan de smalle westzijden waren gesloten door trapgevels, en door lagere aanbouwsels verbonden met de twee westelijke hoektorens, tusschen welke aan lagere courtine was opgetrokken met een overdekten weergang en met een breede meezekouw boven de poort, die door een valbrug met de overzijde der gracht was verbonden. In zijn geheel, en met uitzondering dus van den zuidwestelijken hoektoren, zou dit gebouw zeer wel uit de 14e eeuw kunnen dagteekenen.
In den loop der jaren 1870-1880 is het eenvoudige voorgebouw van omstreeks 1800 vervangen door het tegenwoordige met zijn karakterloozen voorgevel, terwijl ook de overige deelen van het kasteel hersteld zijn en gewijzigd.


illustratie
Afb. 107. Memorietafel van Willem van Zuylen-Bentinck en zijne echtgenoote, voorstellende de H. Anna Gedrieën (Holl. school XVIa).


Ga naar margenoot+ In het kasteel bevinden zich een aantal oude meubelen, waaronder verschillende gesneden Vlaamsche en Hollandsche kasten (XVII), een wortelnoten porceleinkast (± 1750), vijf leunen vijf gewone stoelen (XVIIIb), een fauteuil (± 1730) bekleed met gobelin, een zg. Oost-Indische kist van djattihout met koperen beslag (XVIII), enz. VoortsGa naar margenoot+ eene verzameling schilderijen, waarvan wij hier de belangrijkste beschrijven:

1.Memorietafel voor Willem van Zuylen Bentinck en zijne echtgenoote, voorstellende de H. Anna-gedrieën (Moeder Anna, de H. Maagd en het Kind Jezus), onder een baldakijn met dorsaal van roode zijde gezeten op een gemetselde bank met een bedekking van gras en bloemen; de H. Maagd, gekleed in violet onderkleed en blauwen mantel, het hoofd getooid met een kroon van fijn goudsmeedwerk, heeft op haren schoot het naakte Kind, dat met de linker-

[pagina 117]
[p. 117]

hand reikt naar een peer, door de H. Anna aangeboden; laatstgenoemde is gehuld in een goudbrocaat onderkleed met pelswerk aan de polsen en een rooden mantel met goud gestikten boord, het hoofd gedekt met een witten doek, op den schoot een getijdenboekje. Links, geknield voor een bidbank, Willem van Zuylen Bentinck; rechts, gelijkerwijs geknield, zijn vrouw Judith van Zuylen van Nyevelt. Achter elk een naakte staande engel met beider wapenschilden (afb. 107). Paneel: 0.97 × 0.71 M., Hollandsche school, XVIa.
Catalogus der Tentoonstelling van oude schilderkunst te Utrecht, 1894, no. 314. - e.w. moes, Iconographia Batava, no. 9419.
2.Portret van Gillis van Eyckelenberg genaamd Hooftmans († 1581). Kop naar rechts gewend, op paneel (0.405 × 0.285 M.), later vergroot door inlaten in een grootere plank (0.74 × 0.595 M.), waarop rechts boven het



illustratie
Afb. 108. Gezicht op het kasteel Heumen. Noord-Nederlandsche school (omst. 1600).


wapen van den voorgestelde. Zuid-Nederlandsche meester in de manier van Maarten de Vos (1532-1613). Volgens een opschrift tegen de achterzijde echter, evenals de tegenhanger (no. 3), door P. Pourbus in 1551 geschilderd.
moes, Iconographia Batava, no. 3675. Vgl. het dubbele portret van Gillis van Eyckelenberg met zijn tweede echtgenoote door M. de Vos in het Rijksmuseum te Amsterdam.
3.Portret van Johanna van Achtenhout (1531-1566), eerste echtgenoote van den voorgaande (zie no. 2) met wien zij in 1551 trouwt. Kop naar links gewend, op paneel (0.405 × 0.285 M.), later tot halve figuur vergroot door het inlaten in een grootere plank (0.74 × 0.595 M.).
Zie no. 2.
4.Gezicht op het kasteel Heumen. Groot landschap, waarin geheel links het kasteel. In het midden wandelaars. Rechts, aan den rand van een bosch, een zittend echtpaar, volgens de traditie: Frans van Lynden, negende heer van Heumen (begraven in 1606 te Loenen), gehuwd: 1e in 1578 met Clementia van Amstel van Mijnden, vrouwe van Mijnden, Kronenburg en Loenen († 1 Maart
[pagina 118]
[p. 118]


illustratie
Afb. 109. Portret van Hendrik Trip door j.a. van ravesteyn.


1584 te Loenen); 2e in 1586 met Anna van Lijnden, vrouwe van Hemmen en Blitterswijk (begraven in 1613 te Loenen), dochter van Dirk, achtsten heer van Heumen en van Judith van Wylich (afb. 108). Doek, 0.62 × 2.26 M. (dagmaat). Noord-Nederlandsche school (omstr. 1600).
5.Boschgezicht met jagers. Paneel, 0.205 × 0.265 M. Manier van Jan Brueghel II (1601-1678).
6.Portret van Hendrik Trip (1607-1666). Borstbeeld, gemerkt: Aet. 31 Ano. 1638 (afb. 109). Paneel, 0.705 × 0.61 M. Links boven het wapen-Trip. Door J.A. van Ravesteyn (± 1572-1657).
moes, Iconographia Batava, no. 8067 1.


illustratie
Afb. 110. Portret van Caecilia Godin, echtgenoote van Hendrik Trip, door j.a. van ravesteyn.


7.Portret van Caecilia Godin (1610-1637), echtgenoote van Hendrik Trip, met wien zij 18 April 1633 trouwde. Borstbeeld. Paneel, 0.705 × 0.61 M. Rechts boven twee wapens (afb. 110). Door J.A. van Ravesteyn.
moes, Iconographia Batava, no. 2760.
8.Familieportret. Levensgroote kniefiguren. Van links naar rechts: twee dochters, de moeder en de vader. Op den achtergrond links een landschap; rechts architectuur. Doek, 1.29 × 1.80 M. Hollandsche school (omstr. 1650).
9.Portret van Jacobus Trip (1575-1661). Kniestuk, naar rechts, zittende op een stoel met roode leuning. Doek, 1.15 × 0.88 M.
[pagina 119]
[p. 119]
(dagmaat). Repliek van of gelijktijdige kopie naar het schilderij door Nic. Maes in het Mauritshuis te 's-Gravenhage, uit welks signatuur (Aet. 84, N. Maes 16...) blijkt, dat de voorgestelde persoon hier ook op 84-jarigen leeftijd en dus in 1659 of 1660 is geportretteerd (afb. 111).
Zie over de talrijke portretten door N. Maes, Rembrandt en J.G. Cuyp van Jacobus Trip en diens echtgenoote geschilderd: C. Hofstede de Groot, De portretten van het echtpaar Jacob Trip en Margaretha de Geer door de Cuyp's, N. Maes en Rembrandt, in Oud-Holland, XLV (1928), blz. 255 vv. Deze auteur blijkt de beide hier beschreven portretten (zie ook hieronder, no. 10) niet te hebben gekend. Wel vermeldt hij eene andere repliek van het portret van Jacobus Trip in het museum te Budapest. Vgl. ook Catalogus Mauritshuis, 1924, blz. no. 90, alwaar dit portret echter niet als Jacobus Trip is geïdentificeerd.


illustratie
Afb. 111. Portret van Jacobus Trip (1659 of '60).




illustratie
Afb. 112. Portret van Margaretha de Geer, echtgenoote van Jacobus Trip door of naar n. maes.


10.Portret van Margaretha de Geer (1585-1672), echtgenoote van Jacobus Trip, met wien zij in 1603 trouwde. Kniestuk naar links, zittende op een stoel met roode leuning. Doek, 1.15 × 0.88 M. (dagmaat). Repliek door of gelijktijdige copie naar Nic. Maes (afb. 112).
Als voren onder no. 9.
11.Portret van Margaretha de Geer, echtgenoote van Jacobus Trip. Kniestuk, in het zwart gekleed, levensgroot, naar links, zittend voor een tafel met rood kleed, in een stoel met roode leuning. Bovenaan een roode draperie. Rechts beneden gemerkt: Aet. 81 N. Maes f. 1665. Doek (afb. 113).
[pagina 120]
[p. 120]
12.Mansportret. Borstbeeld, ovaal. Gemerkt: Aet. 77, 1655. Miniatuur op koper. Hollandsche school (XVII).
13.Damesportret. Borstbeeld, ovaal. Miniatuur op koper. Hollandsche school (XVII).
14.Braziliaansch landschap. Op den voorgrond de gebouwen van een katoenplantage, waarbij vele inboorlingen aan het werk zijn (afb. 114). Doek, 1.04 × 1.86 M. Geschilderd door Frans Post (± 1612-1680).


illustratie
Afb. 113. Portret van Margaretha de Geer, echtgenoote van Jacobus Trip, door n. maes, 1665.


15.Bergachtig landschap met wijnoogst. Paneel, 0.205 × 0.305 M. Door of in de manier van Herman Saftleven (± 1609-1685).
16.Portret van Stephania Torck († 1702), echtgenoote van Frederik Hendrik van Randwijk. Kniestuk. Gemerkt: ‘H. Tuerft. 1672. Doek.
17.Damesportret. Kniestuk naar links, staande in een park bij een fontein. Doek, 1.28 × 1.00 M. (dagmaat). Gemerkt op de fontein: ‘AB (aanéén) 1676’. Geschilderd door Adriaen Backer (1635/6-1684).
Volgens overlevering zou dit portret zijn van een prinses de Trémouille.
18.Damesportret. Kniestuk, in rood kleed, staande in een park. Doek, 1.28 × 1.00 M. (dagmaat). Gemerkt: ‘AB (aanéén) 1677’. Geschilderd door Adriaen Backer.
Ook dit zou het portret zijn van een prinses de Trémouille.
19.Portret van Frederik Hendrik van Randwijck (1625-1697). Hollandsche school (XVII B).
moes, Iconographia Batava, no. 6176.
[pagina 121]
[p. 121]


illustratie
Afb. 114. Braziliaansch landschap, door frans post.


20.Portret van Elizabeth (?) van Randwijck (1575-1629). Hollandsche school (XVII B).


illustratie
Afb. 115. Portret van Otto Frederik, graaf van Lynden, door du prat, 1737.


21.Portret van een man, halve figuur, blootshoofds in harnas. Hollandsche school (XVII B).
22.Kniestuk van heer in kamerjapon, met allongepruik. Hollandsche school (XVII B).
23.Portret van Adriaan, graaf van Lynden (1674-1754), amptman, rechter en dijkgraaf van Overbetuwe, amptman der stad Grave en lande van Kuyk, gouverneur van Z.H. den prins van Oranje-Nassau. Gemerkt op de achterzijde: ‘Aet. 47 ao. 1724’. Borstbeeld. Doek, ovaal. Hollandsche school.
moes, Iconographia Batava, no. 4683 2.
24.Portret van Otto Frederik, graaf van Lynden (1716-1788), heer van Nederhemert en de Voorst, burggraaf van Nijmegen.
[pagina 122]
[p. 122]
Gemerkt op de achterzijde: ‘Aet. 8ao. 1724’. Doek. Hollandsche school (XVIII A).
moes, Iconographia Batava, no. 47031.
25.Portret van Otto Frederik, graaf van Lynden, heer van Nederhemert en de Voorst, burggraaf van Nijmegen. Halve figuur, in harnas, den helm in de hand houdend. Gemerkt: ‘Du Prat à Rome 1737’. Doek (afb. 115).
moes, Iconographia Batava, no. 47032.


illustratie
Afb. 116. Ruiterportret van Charles Godert, graaf van Lynden d'Aspremont, door caenen, 1754.


26.Portret van Hans Willem Bentinck, eersten graaf van Portland (1651-1709). Kniestuk. In het ornaat van de orde van den kouseband. Blootshoofds, den hoed in de rechterhand houdend.
27.Portret van Stephania Anna Amaranthe Barones van Vittinghof gen. Schell (1687?-1750)Ga naar voetnoot1), echtgenoote van Adriaan, graaf van Lynden. Borstbeeld. Doek, ovaal. Hollandsche School (XVIII A).
moes, Iconographia Batava, no. 85712.
28.Portret van Henry Wroth of Durants and Loughten (geh. met Anna Meynard of Wichlow), grootvader van Henriette van Nassau-Zuylesteyn, gravin-douairière van Athlone (1688-1759). Borstbeeld, ovaal. Miniatuur. Engelsche school (XVIIIA).
29.Portret van Charles Godert, graaf van Lynden d'Aspremont, veldmaarschalk der keizerlijke troepen en commandant der Oostenrijksche troepen in Lombardije. Ruiterportret. Gemerkt: ‘Caenen 1754’. Doek (afb. 116).
De voorgestelde is misschien: Charles Gobert François, comte d'Aspremont, de Lynden et de Reckheim, geboren 21 November 1703; overleden 24 November 1749 (volgens anderen 3 Maart 1750).
[pagina 123]
[p. 123]
30.Portret van Frederica Louise van der Does van Noordwijk (1730-1788), echtgenoote van Otto Frederik graaf van Lynden. Halve figuur, in donkerblauw costuum met rooden mantel. Gemerkt: ‘Caenen à Nymegue 1755’. Doek.
moes, Iconographia Batava, no. 20361.
31.Portret van Willem V, prins van Oranje (1748-1806). Borstbeeld in blauwen uniformrok van de garde, met het lint en de ster der orde van den kousenband. Links boven gemerkt: ‘par Liotard 1756’. Pastel.
Catalogus der Oranje-Nassau-tentoonstelling, Amsterdam 1898, no. 834. moes, Iconographia Batava, no. 90987. Gegraveerd door Jacob Houbraken.


illustratie
Afb. 117. Portret van Frederica Louise van der Does van Noordwijk, door j.b. perronneau.


32.Portret van Carolina Wilhelmina, prinses van Oranje-Nassau (1743-1787), echtgenoote van Carl Christian, vorst van Nassau-Weilburg. Borstbeeld in gebloemd kleed, op 13-jarigen leeftijd. Bovenaan gemerkt: ‘par Liotard 1756’. Pastel.
Catalogus der Oranje-Nassau-tentoonstelling, Amsterdam 1898, no. 1003.
33.Portret van Frederica Louise van der Does van Noordwijk (1730-1788), echtgenoote van Otto Frederik, graaf van Lynden. Borstbeeld, levensgroot. Pastel (afb. 117). Door J.B. Perronneau (1715-1783).
moes, Iconographia Batava, no. 20362.
34.Portret van Stefania Anna Amaranthe, barones van Vittinghof gen. Schell, echtgenoote van Adriaan, graaf van Lynden. Kniestuk, naar links, in blauw costuum en rooden mantel. Doek, 1.28 × 0.995 M. Vermoedelijk door Agostino Rosi (1727-?).
moes, Iconographia Batava, no. 85711.
Zie omtrent deze geportretteerde de noot bij no. 27, blz. 122.
35.Portret van Adriaan, graaf van Lynden (1674-1754).
Kniestuk, naar rechts, zittend, in rood costuum en blauwen met bont gevoerden mantel. In de rechterhand houdt hij een boek. Vóór hem een tafel met boeken
[pagina 124]
[p. 124]
en schrijfgerei en een open liggenden brief, waarop geschreven: ‘Monsieur le Comte de Lynden, Burggrave de Nymegue, président des Etâts du Duché de Gueldre et de la conté de Zutphen et leur premier Député à l'assembleé des Etâts Généraux des Provinces Unies à la Haye. Agustino Rosi P.’ (afb. 118). Doek, 1.28 × 0.995 M. Door Agostino Rosi (1727-?).
moes, Iconographia Batava, no. 46831.
36.Portret van Isabella van Reede (1770-1838). Borstbeeld, rond. Miniatuur. Hollandsche school (XVIIId).


illustratie
Afb. 118. Portret van Adriaan, graaf van Lynden, door agostino rosi.


37.Portret van Willem Anton Bentinck (1799-1813). Borstbeeld, ovaal. Miniatuur. Hollandsche school (XVIIId).
38.Portret van Jan Godert, graaf van Lynden d'Aspremont en Reckheim (1757-?). Jeugdportret. Halve figuur. Doek. Hollandsche school (XVIII B).
Vermoedelijk is dit Jean-Népomucène-Gobert, graaf d'Aspremont-Lynden en Baindt, geboren 22 September 1757, overleden in 1816.
39.Portret vermoedelijk van Francisca Romaine Gobertine (1760-1793), kanunnikes van Munsterbilsen, zuster van den voorgaanden. Jeugdportret. Halve figuur. Doek. Hollandsche school (XVIII B).
40-42.Drie markttafereelen. Paneel, 0.40 × 0.30 M. Gemerkt: ‘P.D.v.d. Burgh’ (geboren 1805).
43.Bloemstuk. Ruiker in vaas op een marmeren tafel. Waterverfteekening op papier, 0.35 × 0.28 M. (dagmaat). Links beneden gemerkt: ‘Fecit M.F.J. de Heiden, 7 April 1830’.
44.Portret van Marie Antoinette Charlotte, gravin Bentinck (1792-1832), weduwe van Jan Gijsbert Ludolph Adriaan, baron van Neukirchen, genaamd Nijvenheim (1783-1818), en echtgenoote (zij hertrouwde te Warnsveld, 21-6-1822) van Jacob Hendrik, graaf van Rechteren, heer van Appeltern
[pagina 125]
[p. 125]
(1787-1845). Rechts gemerkt: ‘v.d. Hulst f. 1831’. Borstbeeld. Paneel, 0.275 × 0.215 M.
45.Portret van Prinses Marianna van Oranje-Nassau (1810-1883), echtgenoote van prins Albrecht van Pruisen. Halve figuur, zittend. Gemerkt: ‘v.d. Hulst f. 1835’. Paneel, ovaal.
46.Portret van Ottoline Frédérique Louise, gravin Bentinck, vrouwe van Nederhemert (1793-1868), echtgenoote van Charles Anne Daniel baron van Nagell (1792-1868). Rechts gemerkt: ‘J.v.d. Hulst F. 1835’. Borstbeeld. Paneel, 0.275 × 0.215 M.
47.Het raadhuis te 's Gravenhage, uit het Zuiden gezien. Paneel, 0.39 × 0.30 M. Links beneden gemerkt: ‘P.D.v.d. Burgh’.
48.Gezicht op het Korte Voorhout te 's Gravenhage, gezien van de Boschbrug van de Leidsche straat uit, bezuiden het Malieveld. Rechts het Wachtje. Vermoedelijk ook door P.D.v.d. Burgh.
49.Gezicht op het kasteel Hoekelum (XIX A).

margenoot+
Literatuur.
margenoot+
Naam.
voetnoot1)
Joh. de Beka, Historia Veterum Episcoporum Ultraiectsedis, etc. (Franeker, 1612), p. 29.

margenoot+
Geschiedenis.
margenoot+
Beschrijving.

voetnoot1)
Blijkens vriendelijke mededeeling van Jhr. Mr. Dr. W.A. Beelaerts van Blokland wijst dit wapen op Mr. Frederik Hendrik Baron van Wassenaer, † 1771, die nomine uxoris heer van Isendoorn is geweest, nl. door zijn huwelijk met Seyna Jacoba Isabella van Wijhe, vrouwe van Isendoorn sedert 1749, welke heerlijkheid zij in 1774 verkocht. Hoe dit wapen te Neder-Hemert komt is overigens niet duidelijk.

margenoot+
Geschiedenis.
margenoot+
Ligging.
margenoot+
Beschrijving.
margenoot+
Plattegrond.
margenoot+
Uitwendig.
margenoot+
Schip.
margenoot+
Koor.
margenoot+
Toren.
margenoot+
Inwendig.
margenoot+
Gedenksteenen.
margenoot+
Bouwgeschiedenis.
margenoot+
Preekstoel.
margenoot+
Lezenaar.
margenoot+
Doopbekken.
margenoot+
Doopboog.
margenoot+
Graftombe.
margenoot+
Epitafen.
margenoot+
Zerk.
margenoot+
Gebrandschilderd glas.
margenoot+
Lichtarm.
margenoot+
Tekstbord.
margenoot+
Rouwborden.
margenoot+
Wapenbord.
margenoot+
Avondmaalszilver.
margenoot+
Klokken.

margenoot+
Literatuur.
margenoot+
Geschiedenis.
margenoot+
Beschrijving.
margenoot+
Plattegrond.
margenoot+
Uitwendig.
margenoot+
Inwendig.
margenoot+
Bouwgeschiedenis.
margenoot+
Meubelen.
margenoot+
Schilderijen.
voetnoot1)
Blijkens mededeeling van het genealogisch-heraldisch bureau ‘De Nederlandsche Leeuw’ is de geboortedatum van de geportretteerde niet te vinden. Men zie echter haar grafschrift op blz. 109.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken