Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vlaemsche poëtiek (1854)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vlaemsche poëtiek
Afbeelding van Vlaemsche poëtiekToon afbeelding van titelpagina van Vlaemsche poëtiek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.87 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.37 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

bloemlezing
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vlaemsche poëtiek

(1854)–Edward Vermandel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 104]
[p. 104]

I. Bianchi ed I neri.

Omtrent het begin der XIV.e eeuw stond Florentië op het toppunt harer grootheid, en sinds lang aen het hoofd der toskaensche steden, die onder de leus van Guelfen of Welfen, de onafhankelykheid van Italië en der kerk tegen de duitsche keizers verdedigden. Eene gedurige worsteling met het gibelynsche Pisa en met de edelen die, uit haet tegen de burgery, dezelfde party hadden gekozen, had haer strydbaer, maer woelig gemaekt: handel en vryheid hadden haer verrykt, maer de noodlottige gezellen der welvaert: weelde, trots en tweedragt, begonnen zich al meer en meer onder hare burgeren te vertoonen. Alsof de rampzalige stad aen hare eigene tweespalten, die er nogtans vry menigvuldig waren, niet genoeg had, ging zy het naburig Pistoie bevredigen met het talryk geslacht der Cancellieri, onderling in wapentwist, binnen hare muren te brengen, en weldra in wilden haet, onder witten of zwarten vederbos, hadden de florentyners in die veete gedeeld. Corso Donati met de adelykste stammen, die de inzichten der Guelfen met overdrevenheid voorstonden, hielden het met de Neri of zwarten; Vieri dei Cerchi, en al wie in Florentië door nyverheid en handel zich verheven had, al wie, met kunst en geleerdheid begaefd, zich tot een edeler doel genoopt voelde, en niet langer verstond onder de enge verdeeldheid van Guelfen en Gibelynen, de toekomst van het vaderland te zien stremmen, schaerden zich met de Bianchi.

In een der oploopen, door dien tweespalt veroorzaekt, was het paleis of veeleer het sterke steen, der Buondelmonte opgerammeid en aen plondering ter prooi. De verbitterde menigte had gezworen den prachtigen burgt ten gronde af te werpen. Dino Villani, een jong edelman die met geestdrift in het stormen had deel genomen, wandelde nu, vermoeid en verdrietig door de eenzaemste der beroofde zalen. Achter eene, met yzer beslagen, deur, voor welke eenige stryders levenloos lagen uitgestrekt, hoort hy een dof gejammer: met een zwaer stuk hout stoot hy het slot af, en vindt op den trap eens kelders eene jonge onbekende, wier kleederen en opschik van hoogen rang getuigen, en spoedig brengt hy haer uit dit akelig verblyf tot aen het paleis harer familie. Francesca

[pagina 105]
[p. 105]

Della Torre was nauwelyks in staet geweest, haren redder te danken en hem te zeggen wie zy was. By de dochters Buondelmonte was zy in bezoek, wanneer onverwachts de oploop plaets had; alles was gevlugt: een getrouw bediende had haer in een kelder zoeken te verbergen, en was denkelyk in de worsteling omgekomen.

Deze gebeurtenis was zoo alledaegsch dat, na eenige weken, men er schier niet meer aen dacht; alleen aen Dino Villani stond zy onophoudelyk voor den geest. 't Zy de schoonheid van Francesca, die inderdaed uitstekend was, op eens 's jongelings hart had ingenomen; 't zy het gevaer, waeruit hy haer gered had, en de tyd en plaets harer ontmoeting ook het hunne bydroegen, om dien indruk te vermeerderen, aerzelde hy toch niet lang zynen vader te smeeken, de hand der edele juffer af te vragen. De graef Della Torre was een bedaegd man, sedert lang het gewoel der stad ontweken, en den Marchese Villani niet onbekend. Zyn geslacht, zyn vermogen waren aenzienlyk genoeg om ook den besten tot eer te verstrekken, en daer Dino, nu een eenige zoon, er by zyn vader zoo hartelyk op aendrong, liet deze het zich welgevallen dien stap te doen.

Des anderendaegs reed een stoet geharnaste ridders de bloemryke zoomen van den Arno op, en beklommen, de eene na den andere, de lachende afhellingen van het Apennynsch gebergte, den lusthof van Italië. Op een' dier heuvelen stond het burgslot Della Torre. De Marchese liet zich aenmelden, en werd, na eenig oponthoud, slechts met het minste deel van zyn gevolg, op het slot toegelaten. Zulk eene handelwys was in die tyden eene niet ongewoone voorzorg.

Della Torre ontving zynen edelen gast met koele deftigheid, en daer deze, de reden zyns bezoeks voordragende, er by had gevoegd dat de Hemel zelf die verbindtenis scheen te begeeren, door de wonderlyke ontmoeting by welke zyn zoon de adelyke jonkvrouw had mogen leeren kennen, fronste de graef het voorhoofd en sprak met eene bedwongene strengheid:

‘Met wat inzicht, Marchese, bevond zich uw zoon in het paleis van myn vriend Buondelmonte?’

De Marchese.

Buondelmonte is onze vyand. Hy verbrandde myne wyngaerden, zyne neven vermoordden verraderlyk myn oudsten zoon!

[pagina 106]
[p. 106]
De Graef.

Ik weet niet veel wat er te Florentië omgaet: sedert die hatelyke verbastering der oude zeden, verblyf ik liefst op myn slot, doch myn vermoeden zal waer zyn: gy zyt zeker Bianchi?

De Marchese.

Ik was steeds een eerlyk ridder en goede Guelf. Sedert twee honderd jaren streden myne voorouders voor de vryheid van Italië en voor het behoud van onze heilige godsdienst. Myn stamvader viel in de groote kruisvaert; zyne kinderen en kindskinderen bloedden in het harnas by het invallen der duitschers; ik zelf, over meer dan dertig jaren, was in den stryd tegen Manfred, te Grandella. Ook u, Graef! meen ik daer gezien te hebben en dat onder dezelfde vaendelen.

De Graef.

Het is waer, Marchese, gy verlostet my daer uit het midden der Saracenen. Ik heb er u destyds over bedankt; doch gy bleeft in Florentië, verkeerdet met onedelen, en ik heb u lang niet gezien: het doet my leed.....

De Marchese.

Heer graef, laten wy daer over stappen. Wy zyn dus beiden sedert lang goede bekenden; wy zyn beiden van gelyken rang, van gelyk vermogen; de Hemel heeft als 't ware, door zyne voorbeschikking, onze kinderen tot elkander geleid: laten zy in Godsnaem, samen gelukkig zyn en goede florentyners, goede Guelfen blyven, gelyk wy.

De Graef.

Myn adel - myn geweten - Wy zyn Neri.

De Marchese.

Welke tegenwerpselen! maer, edele graef, wat is de adel toch anders dan eene verheerlyking onder de menschen, om, meer dan een ander, voor het heil der menschheid te waken en te stryden? Zyn wy niet Edelen in Florentië om, meer dan anderen, voor roem en welvaert der lieve vaderstad in het perk te staen? Noemt men ons niet Patrici, als vaderen des lands, en zyn de gezamenlyke burgers niet allen onze kinderen? en uw geweten, myn oude vriend, - o wat heeft de deugd, de godsdienst te doen met die wereldsche armzalige bemoeijenissen, met die

[pagina 107]
[p. 107]

heersch- en schraepzucht om welke wy sedert drie eeuwen Italië met bloed zien drenken? Of gelooft gy welligt dat Corso, uit enkele godsvrucht, zich aen het hoofd der Neri stelt, en dat Vieri dei Cerchi, uit loutere vryheidsliefde, het roer van den staet in handen zoekt te krygen? Ik ben wel geen profeet, doch ik zie waertoe onze ellendige verdeeldheden ons brengen zullen. Iedere stad, ja, ieder dorp stelt party tegen party; samenzwering tegen samenzwering: tweedragt en eigenbaet ontsnoeren allengs elken band der maetschappy, en zyn dan haet, plundering en moord, om het even van welken kant zy komen, niet gruwelen voor den Heer? O Florentië, welhaest zie ik de beste uwer kinderen of in hun bloed versmacht, of in droevig ballingschap omzwerven, en, na eeuwen jammers, heerscht eindelyk over Toskanen de ruwe Duitscher, de hatelyke vreemdeling! Graef Della Torre, yverige Guelf, levert gy dus het vaderland in de handen der Gibelyns?

De Graef.

Nog liever een Gibelyn dan een Bianco!

Villani sprong op, door verontwaerdiging op 't felst geschokt. Hy boog zich ten halve, verliet den burgt, verhaelde zyn wedervaren aen zyn bitter te leur gestelden zoon, en beiden verlieten Florentië. Men meende dat zy naer Vlaenderen waren verhuisd. Korts nadien werd de groote Alighieri, met al wat in verdiensten uitblonk, door de Neri gebannen, en eerlang viel Florentië, onder het juk van een wreeden of verwyfden dwingeland.

***


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken