Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De reis om de wereld in 80 dagen (1885)

Informatie terzijde

Titelpagina van De reis om de wereld in 80 dagen
Afbeelding van De reis om de wereld in 80 dagenToon afbeelding van titelpagina van De reis om de wereld in 80 dagen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.10 MB)

Scans (8.11 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Vertaler

Gerard Keller



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De reis om de wereld in 80 dagen

(1885)–Jules Verne–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 108]
[p. 108]

Vijf en dertigste hoofdstuk.
Waarin Passepartout het bevel van zijn meester zich geen tweemaal laat geven.

Den anderen morgen zouden de bewoners van Saville-Row zeer verwonderd zijn geweest als men hun verteld had, dat de heer Fogg weder in zijne woning teruggekeerd was. Deuren en vensters waren gesloten. Geenerlei verandering had er uitwendig plaats gegrepen.

Inderdaad, nadat zij het station verlaten hadden, had Fogg aan Passepartout gelast eenige levensmiddelen te koopen, en was toen in huis gegaan. Zijne gewone kalmte was niet veranderd onder den vreeselijken slag die hem trof. Ceruïneerd, en door de schuld van dien stommen inspecteur van politie! Na altijd een vasten tred gedurende de lange tochten voortgeschreden te zijn, na duizenden hinderpalen overwonnen te hebben, en nog tijd te hebben gehad om eenig goed te doen op zijn weg, te moeten buigen voor een brutaal feit, dat hij niet had kunnen voorzien en waartegen hij ongewapend was, dat was verschrikkelijk. Van de aanzienlijke som gelds welke hij bij zijn vertrek medegenomen had, was nog maar een klein gedeelte over. Zijn fortuin bestond slechts uit twintig duizend pond, gedeponeerd bij de gebroeders Baring, en die twintig duizend pond moest hij aan de Reform-club afstaan. Na zooveel verspild te hebben, zou hem de gewonnen weddenschap niet veel verrijkt hebben - het is waarschijnlijk dat hij zich niet wilde verrijken, want hij behoorde tot die menschen, die voor de eer wedden - doch nu de weddenschap verloren was, was hij geruïneerd. Maar hij had zijn partij gekozen, en wist wat hem te doen stond.

Een kamer in zijne woning in Saville-Row werd aan Aouda afgestaan. De jonge dame was wanhopend. Door eenige woorden van Fogg had zij begrepen, dat deze eenig noodlottig plan koesterde.

Men weet, tot welke rampzalige uitersten de Engelsche monomanen kunnen overgaan, zoo zij door een idée fixe worden beheerscht. Ook sloeg Passepartout, zonder het te laten bemerken zijn meester gade. Eerst echter was hij naar zijne kamer gegaan en had daar de gaspit uitgedraaid, die nu tachtig dagen brandde.

Hij had in de brievenbus een nota gevonden der gasmaatschappij en hij begreep, dat het meer dan tijd was om die onkosten te doen ophouden, waarvoor hij aansprakelijk was.

De nacht ging voorbij. Fogg was naar bed gegaan, maar had hij geslapen? Wat Aouda betreft, zij had geen oogenblik gerust. Passepartout had als een hond voor de deur van zijn meester gewaakt.

Den anderen morgen liet Fogg hem bij zich komen en gaf in korte woorden te kennen, dat hij voor het ontbijt van Aouda moest zorgen. Hij zelf zou zich vergenoegen met een kop thee en een stuk rundvleesch. Aouda zou hem wel verschoonen zoo hij niet aan het ontbijt of aan het diner verscheen, want hij had al zijn tijd noodig om orde op zijn zaken te stellen. Hij zou niet beneden komen. Tegen den avond echter vroeg hij aan Aouda een onderhoud van eenige oogenblikken.

Passepartout had de lijst zijner werkzaamheden. Daarnaar behoefde hij zich slechts te regelen. Toch bleef hij; hij zag zijn kalmen meester voortdurend aan en kon niet besluiten diens kamer te verlaten. Zijn hart was vol en zijn geweten liep over van verwijten, want hij beschuldigde zich meer dan ooit van deze onmetelijke ramp. Ja, zoo hij Fogg gewaarschuwd had, zoo hij de plannen van Fix had ontsluierd, zou Fogg ongetwijfeld den agent niet tot Liverpool hebben medegenomen, en dan....

Passepartout kon niet langer zwijgen.

‘Meester! mijnheer Fogg,’ riep hij, ‘vervloek mij. Het is mijne schuld, dat....’

‘Ik beschuldig niemand,’ antwoordde Fogg op den kalmsten toon. ‘Ga.’

Passepartout verliet de kamer en ging naar Aouda, aan wie hij de plannen van Fogg mededeelde.

[pagina 109]
[p. 109]

‘Mevrouw,’ voegde hij er bij, ‘ik zelf kan niets meer; niets! Ik heb volstrekt geen invloed op den heer Fogg. Gij misschien...’

‘Welken invloed zal ik hebben,’ antwoordde Aouda. ‘Mijnheer Fogg staat onder niemands invloed. Heeft hij ooit begrepen dat mijne dankbaarheid jegens hem op het punt was over te vloeien? Heeft hij ooit in mijn hart gelezen? Mijn vriend, gij moet hem geen oogenblik verlaten. Gij zegt, dat hij plan heeft om mij heden avond te spreken?’

‘Ja, mevrouw. Het is zeker om u een goede positie in Engeland te verzekeren.’

‘Wij zullen dan wachten,’ antwoordde de jonge vrouw, die in gepeins verzonk.

Ook dien Zondag scheen het huis in Savilla-Row onbewoond, en voor de eerste maal, zoolang hij hier woonde, ging Fogg niet ten half twaalf ure naar zijne club.

Waarom zou hij ook naar zijne club gaan. Zijne medeleden wachtten hem immers niet meer. Den vorigen avond toch, den laatsten van den fatalen termijn, den 21sten December, ten kwart voor negenen, was Fogg niet in de Reform-club geweest; zijn weddenschap had hij dus verloren. Het was zelfs niet noodig, dat hij naar zijn bankier ging om de twintig duizend pond te halen. Zijne tegenpartij had van hem een quitantie door hem geteekend; zij behoefde slechts een wissel af te geven op de gebroeders Baring, die hem zouden uitbetalen.

Fogg behoefde dus niet uit te gaan en hij ging dan ook niet uit. Hij bleef in zijn kamer en regelde zijne zaken. Passepartout liep onophoudelijk de trappen van het huis in Savilla-Row op en neder. De uren gingen voor den armen knecht maar niet voorbij. Hij luisterde aan de deur van zijn meester en begreep dat hij zoodoende volstrekt niet onbescheiden handelde. Hij keek door het sleutelgat en meende daartoe het recht te hebben. Passepartout vreesde ieder oogenblik een nieuwe ramp. Soms dacht hij ook wel eens aan Fix, maar er had een omkeer in zijn gemoed plaats gehad. Den inspecteur van politie droeg hij geen kwaad hart meer toe. Fix had zich vergist, zoo als iedereen ten opzichte van Phileas Fogg gedaan had, maar hij had zich ter goeder trouw vergist, en, hem volgende en arresteerende, had hij slechts zijn plicht gedaan, terwijl hij, Passepartout.... Die gedachte overstelpte hem en hij hield zich voor den ellendigsten mensch op aarde.

Toen Passepartout zich eindelijk al te ongelukkig gevoelde om langer alleen te zijn, klopte hij aan de deur van Aouda, trad hare kamer binnen, ging in een hoek zitten, zonder een woord te spreken, en zag de steeds in gepeins verdiepte jonge vrouw aan.

Tegen half acht des avonds, liet Fogg aan Aouda vragen of zij hem kon ontvangen en eenige oogenblikken later waren hij en Aouda alleen in de kamer.

Phileas Fogg nam een stoel en zette zich bij den schoorsteen, tegenover Aouda. Zijn gelaat teekende volstrekt geen ontroering. De Fogg die was teruggekeerd verschilde in niets van den Fogg die was heengegaan. Hij was als altijd even kalm en onverstoorbaar.

Vijf minuten lang bewaarde hij het stilzwijgen. Toen zijne oogen op Aouda slaande, zeide hij:

‘Mevrouw, vergeeft gij mij, dat ik u naar Engeland gevoerd heb.’

‘Ik, mijnheer Fogg? ik...’ antwoordde Aouda, het kloppen van haar hart met moeite bedwingende.

‘Sta mij toe, mijn zin te voltooien,’ hernam Fogg. ‘Toen ik het plan vormde om u mede te nemen ver van het land, dat zoo gevaarlijk voor u was, was ik rijk, en ik wilde u een deel van mijn fortuin geven. Uw leven zou gelukkig en vrij zijn geweest. Maar nu ben ik geruïneerd.’

‘Ik weet het, mijnheer,’ hernam de jonge dame, ‘en ik vraag u op mijn beurt: Vergeeft gij het mij dat ik u gevolgd heb en - wie weet! misschien bijgedragen heb tot uw ongeluk?’

‘Mevrouw, gij kondt in Indië niet blijven en uwe veiligheid was niet verzekerd vóór gij ver verwijderd waart van die Hindoes’

‘Alzoo, mijnheer,’ zeide Aouda, ‘nog niet tevreden mij van een vreeselijken dood gered te hebben, woudt gij mijn

[pagina 110]
[p. 110]

bestaan in Europa nog verzekeren?’

‘Ja, mevrouw,’ antwoordde Fogg, ‘maar de zaak is mij tegengeloopen. Toch blijft er nog een klein gedeelte van mijn fortuin over en dit wensch ik ter uwer beschikking te stellen.’

‘Maar gij, mijnheer Fogg, wat moet er van u worden?’ vroeg Aouda.

‘Ik, mevrouw,’ antwoordde Fogg kalm, ‘ik heb niets meer noodig.’

‘Hoe denkt gij dan over het lot dat u te wachten staat?’

‘Zoo als ik er over moet denken,’ antwoordde Fogg zacht.

‘In elk geval zal een man als gij niet ongelukkig worden. Uwe vrienden....’

‘Ik heb geen vrienden, mevrouw.’

‘Uwe bloedverwanten....’

‘Ik heb geen bloedverwanten meer.’

‘Dan beklaag ik u, mijnheer Fogg, want verlaten te zijn is zeer treurig. Hoe! geen enkel vriendenhart om daarin uw gemoed uit te storten. Men zegt toch, dat men te zamen het ongeluk lichter dragen kan.’

‘Men zegt het, mevrouw.’

‘Mijnheer Fogg,’ zeide toen Aouda opstaande en hare hand den gentleman reikende, ‘wilt gij tegelijk eene vriendin en eene bloedverwant hebben? Wilt gij mij tot uwe vrouw?’

Fogg stond bij die woorden eveneens op. Het was of er een ongewone glans in zijn oogen flikkerde en of zijne lippen beefden. Aouda zag hem aan. De oprechtheid, de flinkheid en de zachtheid van dien schoonen blik eener edele vrouw, die alles waagt om hem te redden, aan wien zij alles verschuldigd is, verbaasde hem eerst en ontroerde hem daarna zeer. Hij sloot even de oogen als om te beletten dat die blik dieper doordrong. - Toen opende hij ze weder.

‘Ik bemin u, mevrouw,’ zeide hij eenvoudig. ‘Ja, waarlijk, bij alles wat heilig op aarde is, ik bemin u, ik ben geheel de uwe.

‘O!’ - riep Aouda, de hand aan haar hart brengende.

Passepartout werd gescheld. Hij kwam terstond. Fogg hield de hand van Aouda in de zijne. Passepartout begreep alles en zijn breed gelaat schitterde als de zon in het zenith in de tropische gewesten.

Fogg vroeg hem of het niet te laat zou zijn om den eerwaarden Samuel Wilson van de Sint-Stephaan-parochie te halen. Passepartout lachte allervriendelijkst.

‘Nooit is het te laat,’ zeide hij. ‘Het is nog pas vijf minuten voor achten.’

‘Het zal morgen, maandag zijn?’ voegde hij er vragend bij.

‘Morgen, maandag?’ vroeg Fogg, Aouda aanziende.

‘Morgen, maandag,’ antwoordde Aouda.

Passepartout liep op een draf heen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken