Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Op wandel (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van Op wandel
Afbeelding van Op wandelToon afbeelding van titelpagina van Op wandel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.48 MB)

Scans (5.94 MB)

ebook (2.86 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

reisverhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Op wandel

(1903)–Hugo Verriest–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 20]
[p. 20]

II. Velden.

Ik kome van Doorie's, het wegelken op. Voor mij loopt de steenweg, vandweersch, met zijn prachtige hooge boomen. Daar tusschen, de verte. Daarboven de heldere lucht.

Schoon!

Wat is er dat mij zoo zeggen en, alleene daar, nu roepen doet: Schoon!

Liggen er entwaar vóór mij hooge bergen, of stilklimmende heuvelen en zoetzinkende dalen? Ligt de schoone Leie- of Scheldevlakte voor mijne oogen?

Neen.

Staan er hier en ginds misschien bosschen, boomtrossen, hagen en blokwilgen die boven en langs de rijke velden de verten lijnen en teekenen, zoodat eene prente, een motief, daar geëtst, een landschap geschilderd

[pagina 21]
[p. 21]

ligge, door Gods natuur, in heerlijke vormen?

Neen.

Staan de boerenhoven daar, de kortwoonsten, de huttekens, of verder ginds de dorpen in scherpe kleurenharmonij, in lieve passende lijnen?

Neen.

Niets;

Niets als verte, lucht, zonnebrand; en daar ik nadere zingt de wind in de kruin der boomenreke, zijn bladerlied, zijn boschlied, zijn zeelied.

Er ligt een rijkdom in die natuur, een spel van klaarte en vier, van lucht en licht, van frissche warmte, een rijkdom van groei en bloei en vrucht, een overvloed van wezen; overvloed van wezen die blijheid geeft, breede blijheid, vrome blijheid, vreugde en geluk, natuurgeluk; eene welligheid; een deelen van dat heimelijk goddelijk wezen dat overschattende dolende menschen den God noemden, den Pan, den Alles; wezen vol weldadig overwoelen, vol zee, vol warme luchtzee, vol natuurzee; en dat wij met dankbaar hert naar 't hooger Wezen, het alles schouderende, het alles door-

[pagina 22]
[p. 22]

ademende, het alles bezielende, het alles wezen-gevende, het wezenzijnde Wezen, dragen.

Schoon!

Het zijn velden, velden, velden, en nog velden, en dan nog velden. Het is tarwe, rogge, haver, en wat weet ik al. Het is goud en vuur. Het is groen, allerhande groen. Het is leefte in overvloed. Het is hage en kant en boom en bosch. Het is leven, innig leven, gloeiend leven, brandend leven vol genot, dat zwelt, dat kropt, dat leeft, dat stiljuichend leeft, leeft in die natuur daar - en in mij.

O groot wezen!

O diep genot

Als gij daarbinnen alles volstroomt, ik wilde wel veld zijn, aarde, bodem.

Als gij daarbinnen alles volwentelt, ik wilde bosch zijn, en den dollen tragen stoeren groei gevoelen in rijke, sterke, overvloedige landdracht; in gras en loof, in vlas en koornweelde, met een stil ademen naar buiten, met een stil druimen naar volle wezen, met een immer altijd worden; en den groei gevoelen der boomen, der hooge boomen die wortelen daarbinnen en bortelen, en lange lijze stammen uitrekken in de lucht, in de

[pagina 23]
[p. 23]

zoelte, in de warmte, en wiegen en wagen al droomen in den wind, vol vogelen, vol zingende vogelen, vol nachtegalen.

Natuurgenot, gij doorademt geheel mijn wezen; en mijne ziel neemt lijf en geest en hert, en draagt ze onbewust, in aardig onbepaald onbegrensd begeren, in eindelooze stille liefde, naar boven.

O God!

O eindeloos Wezen

 

Waar is de kunstenaar die mij 't genot zal brengen van die groote natuur? een gloed ervan, een glans ervan, een glimp?

die dat medeleven met die groote natuur, dat wallen van mijn wezenzee, gelijk baren zal doen golven en openspoelen op het strand mijner menschheid, of het stille water zal doen wellen, wentelen, rimpelen of ademen?

Menschelijke kunst, gij ook gij draagt den glans, den glim der eindeloosheid, of gij zijt niets.

O eindeloos Wezen!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken