Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Figuren / Essays (1995)

Informatie terzijde

Titelpagina van Figuren / Essays
Afbeelding van Figuren / EssaysToon afbeelding van titelpagina van Figuren / Essays

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.64 MB)

XML (0.50 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Figuren / Essays

(1995)–Bart Verschaffel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 79]
[p. 79]

III
Het huis
Gent (het centrum als breukvlak)
De stad van de filosofie
De kring en het netwerk
Over het statuut van de ‘publieke ruimte’
Monumenten, resten, herinneringen
Terra incognita?
Een proeve van historische topografie

[pagina 80]
[p. 80]

Het huis

Elke verkaveling herinnert aan een algemene waarheid, aan een waarheid die voor èlk huis geldt, maar die bij het zien van die rijen van kleine terreinen, ingeperkte levens, en huizen die namen willen dragen (‘onze droom’, ‘mon repos’) bijna dwangmatig opkomt: de waarheid dat een huis ook een gevangenis is. In elk huis zit een leven, zitten een paar levens bij elkaar opgesloten, sluiten levens zichzelf op, op een klein terrein, in enkele kamers, waaraan ze niet willen of kunnen ontkomen. Het huis is niet alleen iets wat verbindt - het is niet alleen vrij vestigen, het erven van een geschiedenis, samenwonen met geliefden, het gezelschap van dingen en van een plek, het thuishoren in een landschap, een stad en een gemeenschap, het verzamelen van de wereld, en wat men meer voor vriendelijks kan verzinnen. Het huis is iets wat bindt, vasthoudt, fixeert, stilzet. We zijn veroordeeld om levenslang in een huis te wonen. Elk huis is een gevangenis, elke kamer is ook een cel, dat wil zeggen tafel, stoel, kast, bed, water, en een lichaam. We zijn gewoon om vriendelijk te denken over huizen, we willen ze graag zien als plaatsen van vrijheid, helderheid, gezondheid, als decor van gelukkig leven, als kleine utopia's of als kleine paradijzen. En daarom worden licht en lucht tot diep in het huis getrokken, in ruime, witte plaatsen; het huis als open ruimte - breed open op de tuin, de omgeving, het landschap, de gemeenschap; ruimte voor circulatie, voor vrij bewegen. Gelukkige huizen zijn niet vol en donker, maar een beetje leeg, met weinig, lichte, bijna doorzichtige dingen. Geen schemering, geen (donkere) hoeken, geen sloten, geen versierde sleutels. Geen piepende kasten, geen afgesloten kamers, geen geheime vakken. Geen dubbele bodems, geen kelders of zolders, geen geheimen. Niet dicht maar open. Vrijheid en blijheid. Het stereotiep geworden modernisme is claustrofoob - het heeft schrik van het claustro, het heeft schrik van de cel.

 

Maar mogelijk is er zoiets als het diep besef - een besef waarvan het zogenaamde ‘klassieke bouwen’ of tenminste het ‘klassieke wonen’ misschien iets bewaart - van het huis als een plaats die niet open maar dicht, afgesloten, donker en stil moet zijn. Het huis is niet alleen centrum, haard, tafel en televisie, iets wat naar buiten gericht is en kijkt, een plaats waar men ‘samen’ is en de wereld verzamelt. Het huis is ook krik-krak: slot, kast, kist, bed (en een oud bed is een kast die op haar rug ligt, is een

[pagina 81]
[p. 81]

kist), het is ook iets wat zijn ogen sluit voor de wereld. Het huis is ook een voorwendsel voor muren, voor een kamer, voor een doos of een cel.

 

De cel - en daarom ook, het huis - twijfelt. Ze gaat twee kanten op. Er is de cel van de gevangene, de foltering van het isolement, met zijn stereotiepe literaire retoriek van het hoge raam, de blauwe lucht tussen de spijlen, de stemmen van het leven buiten, de zon en vriend vlieg op bezoek, de vluchtplannen en (niet te vergeten) het verlangen om te schrijven - om op de muren te schrijven. Maar er is ook la prison heureuse - de cel van de monnik en van alle gevangenen die de vreugden van de cel zoeken of ontdekken: de gelukkige eenzaamheid, het bevrijd zijn van de wereld, de anderen, en het lawaai. De cel is stilte en concentratie; de afzondering is de voorwaarde voor het denken en het schrijven. De kamer is iets waar een leven net in past, een doos waarin men zijn leven als een geheim kan bewaren.

 

We verlangen naar de kamer, maar kunnen ze niet verdragen. Blaise Pascal schrijft: ‘de mensen hebben een geheim instinct, een rest van de grootheid van ons eerste, diepste wezen, en dat instinct zegt dat het geluk slechts te vinden is in de rust, en niet in het gewoel’. Maar de mensen kunnen niet stilzitten, ze hebben ‘een tweede instinct, dat hen naar buiten drijft, hen aanzet om buiten verstrooiing en bezigheden te zoeken, om hun dagelijkse ellende te vergeten’. Binnenzitten is als dood zijn; uitgaan is leven. En van die twee tegengestelde instincten, schrijft Pascal, maken de mensen ‘un projet confus’, dat op de bodem van hun ziel ligt, en hun ‘le repos’ doet zoeken ‘door de beweging’, door drukte. Voor het verlangen naar ‘rust door beweging’ of door druk-gedoe hebben wij ons woord: ontspanning. Het geluk ligt niet in de rust, maar in de rust door drukte, door ontspanning of amusement, door gedurige agitatie en lawaai. Het huis, niet als cel, maar als ontspanningsruimte, als hobbykamer - televisie, bar, blubberbad. De verkaveling als de-concentratiekamp.

 

Wat de twee vermelde mythologieën van het huis - zowel de stereotiep-modernistische van het heldere, open, lichte huis, als de mythe van het huis als ontspanningslokaal en méér nog, het gelukkige, stralende huis als het resultaat van ontspanning, van hobby-tijd en van doe-het-zelverij - wat die twee mythologieën van het huis willen doen vergeten, is dat het huis iets onmogelijks, iets ergs, iets wreeds is. Huizen zijn verschrikkelijk, en het inzien van deze waarheid wekt, noodzakelijk - met Baudelaire - l'horreur du domicile.

[pagina 82]
[p. 82]

Verkavelingen slagen er wel bijzonder goed in om deze afschuw van de woonplaats, om de afkeer voor het huis op te wekken. Of misschien doen ze zelfs dàt net niet, en heeft het beklemmende, het worgende, dat van het beeld van de vele kleine, afgesloten en ingeperkte levens uitgaat, een andere oorsprong. Een verkaveling is alles wel beschouwd niet een verzameling elkaar negerende huizen - dat wil zeggen dozen, kamers die een gesloten ‘binnen’ maken, waarbinnen men zich pijnlijk bewust is van zijn isolement maar de wereld toch buiten houdt en weigert. De verkaveling toont de banale droom van de kleine, zelfgenoegzame wereldjes. De huizen maken er zichzelf wijs dat ze geen gevangenissen maar kleine, gelukte wereldjes zijn, eilandjes; klein maar ruim, groot genoeg, zelfstandig, vrij - miniatuuruniversa, paradijsjes. Wat verschrikkelijk is aan die nieuwerwetse fermettes, villa's, of hoe men die huizen-op-kavel moet noemen, is niet dat ze - uiteindelijk - mensen toch ongelukkig en onrustig maken (dat is iets wat àlle huizen vanzelf doen) maar dat ze het op de verkeerde wijze doen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken