Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Geluk is voor de dommen (2003)

Informatie terzijde

Titelpagina van Geluk is voor de dommen
Afbeelding van Geluk is voor de dommenToon afbeelding van titelpagina van Geluk is voor de dommen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.89 MB)

Scans (0.62 MB)

ebook (2.99 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Geluk is voor de dommen

(2003)–Hans Vervoort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 37]
[p. 37]

Alleen

Melanie zou nu veertig geweest zijn. En ongetwijfeld zou ze het uitbundig gevierd hebben. Onze zoon was dan wel veertien jaar geweest in plaats van zes.

Vermoedelijk een bokkige tiener die liever op zijn kamer bleef dan met zijn ouders een feestje te vieren. Over die dingen kon ik tegenwoordig filosofisch nadenken. De eerste maanden na hun dood verdroeg de pijn geen denken. Telkens het beeld van de agent op het grintpad van onze voortuin. Ik hoorde en zag hem vanuit de woonkamer aankomen en met een bang voorgevoel liep ik de gang in om open te doen. Ik had wel vaker een slecht voorgevoel, het zou ook nu wel meevallen, hield ik mezelf voor.

Maar Melanie en kleine Peter waren dood. IJzel op de weg, een grote boom, auto in brand. Ik mocht ze zelfs niet meer zien, alleen nog maar begraven. Lachend waren ze die ochtend weggegaan naar opa en oma in Geertruidenberg, opa was jarig. Ik had een excuus om niet mee te gaan, en bleef nu over om te rouwen. Drank hielp. Als ik er maar genoeg van naar binnen werkte kwam ten slotte de slaap wel.

Bij het wakker worden de volgende dag (zo laat mogelijk) was er altijd heel even een neutraal moment. De hersenen hadden het bewustzijn nog niet binnengehaald, de zintuigen waren al wel wakker: mooie dag, de zon schijnt.

En dan sloeg de herinnering toe en zat ik weer in die lange donkere tunnel van verdriet. Ik wist dat het ooit zou eindigen, de tijd heel alle wonden immers? Maar ik wist dat ik dat niet wilde. De pijn was ondraaglijk, maar als de pijn verdween zouden ook zij verdwijnen, herinnering worden. Dat nooit! Een vol jaar verstreek, in langzame droevige maanden. Op een dag werd ik

[pagina 38]
[p. 38]

wakker. De zon scheen, ik stond op en zette koffie. De vaste routine van elke dag volgde, maar met één groot verschil: de pijn was weg. Nee, was draaglijk geworden. Ik hoorde een vogel, ik voelde de wind, ik at iets en vond het lekker. En het ergste: ik verlangde niet terug naar het hevige verdriet. Een week ging voorbij en ik voelde hoe Melanie mij ontglipt was.

Ik kon me haar geur niet meer herinneren en het gevoel van haar lijf tegen het mijne, als we in lepelstand lagen te slapen. Haar oogopslag, haar stem. Soms, in een droom keerde ze nog even terug, lachend, haar lippen vochtig. Samen met de kleine Peter van wie ik na zijn dood nog de foto's ophaalde die ik tijdens onze laatste strandvakantie maakte. Gebogen op zijn hurken zittend op het strand, met ingespannen aandacht voor een schelpje dat hij tussen duim en wijsvinger vasthield. De zon scheen op zijn smalle gebogen rug, de wervels kon je tellen.

Dat alles begon herinnering te worden. En toen besloot ik dat Sander geboren moest worden. Een klein jaar later werd hij thuis bezorgd.

Hij was een makkelijk kind. ‘Je bent precies je broer,’ zei ik vaak tegen hem. Ik had hem natuurlijk de foto's van Peter kunnen laten zien, en soms vroeg hij ook wel naar zijn overleden broer en moeder. Maar ik hield me aan de aanbevelingen van de Kinderarts.

Dat betekende bijvoorbeeld: verhuizen naar een andere wijk van de stad. En toen het zover was, ging hij naar een andere kleuterschool. Mijn ouders en schoonouders waren ook geïnstrueerd om de oude foto's op te bergen en geen herinneringen op te halen. Dat alles diende om Sander de kans te geven een eigen identiteit te ontwikkelen. Ik mocht wel geregeld zeggen dat hij op zijn broer leek, want dat zou hij gegarandeerd ooit ontdekken en kon ook geen kwaad: broers horen op

[pagina 39]
[p. 39]

elkaar te lijken. Maar ik mocht niet zeggen dat hij zijn broer was, want dat zou tot grote verwarring kunnen leiden.

Ik genoot van die eerste zes jaren. Het was geen herhaling van het verleden, want we waren nu een eenoudergezin en ik moest alle problemen van het groter groeien zelf oplossen. En ook al was Sander precies zijn broer, wat we meemaakten was anders. Maar Melanie zat weer in mijn hoofd en dat hielp. Ik kon met haar praten en discussiëren over wat ik moest doen, en herinnerde me wat zij deed als Peter onhandelbaar was. Eigenlijk waren we toch weer met z'n drieën. Geregeld was er natuurlijk de herkenning van eigenaardigheden die Peter had gehad en die nu terugkeerden bij Sander. Eén voorbeeld, anders blijf ik aan de gang. Peter sliep altijd in op zijn knieën en met zijn hoofd voorovergebogen, als een islamiet in een moskee, om daarna om te vallen en op zijn zij verder te slapen. Sander begon er pas op zijn vierde jaar mee en ik was eerlijk gezegd allang weer vergeten dat dit een eigenaardigheid van zijn broer was geweest. De keer dat ik hem een nachtkus kwam geven en hem in die houding aantrof, de slapende islamiet, voelde ik Melanie in mij opspringen van vreugde.

Alhoewel het eigenlijk een herhalingsoefening was, het opvoeden van Sander, kon ik er nu veel meer van genieten dan bij Peter het geval was geweest. Geen angst dat er iets mis zou zijn met zijn ogen of gehoor of hersens of al die andere zaken waar ouders nachtmerries van hebben. Ik wist wat voor kind ik in huis had, wat hij kon en wat hij niet kon. Ik wist dat hij zou gaan lopen en praten, dat hij een levendig kind zou zijn, en dat hij een aanstekelijke kraaiende lach zou hebben en een bruine krullenbol. En dat kwam ook allemaal uit.

[pagina 40]
[p. 40]

Alleen de angst voor een ongeluk kon ik niet uit mijn hoofd zetten. Nog een keer een kind verliezen zou ik niet aankunnen en als alleenstaande vader werd ik veel meer een moederkloek dan Melanie en ik samen ooit geweest waren. Voor Sander geen rolschaatsen en geen kinderfiets. Tijdens wandelingen hield ik hem altijd bij de hand. Ons huis was gelijkvloers, daar had ik het op uitgezocht. Ik reed geen auto. Er hingen vier brandalarmen in huis, en vier brandblussers. Ik had zelfs een bliksemafleider op het huis laten plaatsen. Alhoewel ik mijn best deed het hem niet te laten merken, was hij zich natuurlijk toch bewust van mijn overbezorgdheid.

Een enkele keer zei hij er ook iets over: ‘We rijden geen auto omdat mijn moeder en mijn broer zijn doodgegaan bij een ongeluk, hè Pap?’

‘Hoe weet je dat, kerel?’

‘Opa vertelde het.’

‘Ja, opa heeft gelijk. Ik ben een beetje bang voor autorijden geworden’.

Opa Geert moest leren op zijn woorden te passen, en mij in elk geval even een berichtje sturen als Sander hem iets had ontfutseld.

Ik bracht Sander naar bed en belde meteen Melanies vader in Geertruidenberg op.

‘Ja, sorry. Hij wilde een ritje met de auto maken want onze buurvrouw had hem verteld over de boerderijen even buiten het dorp, waar je zelf appels kan plukken. Ik kon geen goede reden bedenken waarom ik hem dat niet zou gunnen, met Peter deed ik het elk jaar. Dus heb ik verteld dat autorijden niet van jou mocht, en waarom. Het ontschoot me, ik wist zo gauw niets anders.’

Ik kon het hem niet kwalijk nemen, de situatie was voor iedereen nieuw en onwennig.

[pagina 41]
[p. 41]

Ik had noch mijn ouders noch mijn schoonouders om raad of toestemming gevraagd toen ik Sander liet maken. Ik wilde geen discussie over het besluit dat ik toch al genomen had. Eenmaal geconfronteerd met het nieuwe kind was er geen discussie, maar vooral verrassing en blijdschap. Want niet alleen Peter, maar ook Melanie leefde verder in dit kind. En vooral haar ouders namen elke gelegenheid te baat om Sander te logeren te vragen.

Zij hadden het ook het moeilijkst met het ontwijken van vragen. Een paar maanden voor Sanders zesde verjaardag kwamen ze langs om mij te spreken. Werd het niet tijd om Sander op de hoogte te brengen? Dan kon hij eindelijk zijn broer en zijn moeder een duidelijke plaats in zijn leven geven.

‘Hij vraagt voortdurend naar hen. Hoe ze eruitzagen, hoe ze lachten, of ze net zoveel aten als hij. Waar ze begraven zijn.’

Ik ging nog wekelijks naar hun graven en vroeg me dan telkens af hoe Sander zou reageren als hij zag dat zijn moeder ruim een jaar voor zijn geboorte was overleden. Natuurlijk, ooit zouden we het hem moeten uitleggen. Gelukkig was hij allang niet meer het enige kloonkind in Nederland, in Amerika waren er al enkele duizenden. Maar de oudste daarvan was nog geen twaalf. Niemand wist hoe een kind omgaat met de wetenschap dat het de tweede druk is van een al overleden kind. Wie ben je dan?

Ik had het moment van de waarheid liefst zo lang mogelijk uitgesteld, bijvoorbeeld tot zijn achttiende verjaardag. Maar het werd Melanies ouders te zwaar.

 

Sanders zesde verjaardag vierden we met kinderen uit zijn klas. Er kwam een clown, er werd taart gegeten, er was kabaal en gelukkig maar één kleine vechtpartij.

[pagina 42]
[p. 42]

Tegen etenstijd werd het bezoek opgehaald en even later verschenen de beide oma's en opa's met tassen vol verjaarscadeaus. Na het eten speelde hij met zijn nieuwe speelgoed en het kostte moeite om hem geïnteresseerd te krijgen in de video die we hem wilden laten zien.

Bij opa Geert op schoot keek hij naar de schokkerige beelden van Peters laatste verjaardag die ik ruim zeven jaar geleden gemaakt had. Het was net alsof ik ze een paar uur geleden had gefilmd. Er kwamen toen andere kinderen op bezoek, maar Peter was Sander en Sander was Peter. Precies dezelfde gebaren, precies hetzelfde hoofd, dezelfde ogen, hetzelfde beweeglijke lijf.

Melanie kwam in beeld en zwaaide. Lachend zwaaide Sander terug vanaf de schoot van zijn opa, en riep: ‘Is dat mijn moeder?’

‘Ja Sander, kerel, dat is Melanie. Zo zag ze eruit. En die jarige job daar, dat is je broer Peter. Die nu dood is.’

De film duurde tien minuten en was vol lawaai en beweging. Na afloop viel er een stilte. Sander ging verder met zijn nieuwe speelgoed. De beide oma's pakten borden om naar de keuken te brengen en een traan weg te pinken. De twee opa's schraapten hun kelen en verdeelden een krant.

Ik ging de trap op naar onze slaapkamer en zat geschokt op het bed. Elk weerzien met Melanie bracht emoties teweeg en dat was goed. Ik wilde niet anders. Maar kijkend naar de video van Peters zesde verjaardag besefte ik ineens dat vanaf nu Sander niet meer een herdruk was van zijn broer, maar het vervolg. Peter was niet ouder geworden dan zes en Sander ging nieuwe onbekende jaren tegemoet. Nooit eerder was tot me doorgedrongen dat dat moment zou komen.

Het betekende dat ook Melanie me niet meer kon helpen, haar tweede leven als moeder was voorbij.

[pagina 43]
[p. 43]

Vanaf nu stond ik er voor het eerst echt alleen voor. Ik zat op het bed en het verdriet kwam in golven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken