Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Geluk is voor de dommen (2003)

Informatie terzijde

Titelpagina van Geluk is voor de dommen
Afbeelding van Geluk is voor de dommenToon afbeelding van titelpagina van Geluk is voor de dommen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.89 MB)

Scans (0.62 MB)

ebook (2.99 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Geluk is voor de dommen

(2003)–Hans Vervoort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 115]
[p. 115]

Sterrenslag

De telefoon ging. De redactie Kunst van de Regionale Dagbladpers was aan de lijn. Of ik een in memoriam wilde schrijven bij de dood van Peter Augustin.

Ik schrok wakker. ‘Hoezo dood?’

‘Er is een persbericht rondgestuurd, hij is gisteravond aan een hartaanval overleden. Er komt ook geen begrafenis, hij heeft zijn lichaam ter beschikking van de wetenschap gesteld.’

Ik herinnerde me dat hij me een keer tegen sluitingstijd verteld had dat zijn vader jong was overleden en dat hij zelf ook wel niet oud zou worden. De bekende dronkemansmelancholie leek het me, maar hij had toch gelijk gekregen. Arme kerel. Hij was van mijn leeftijd, 38 of 39 jaar, meer niet.

‘Hoe lang mag het stuk zijn?’ vroeg ik.

‘Nou, drie- of vierhonderd woorden, meer liever niet.’

Peter had een paar goede romans geschreven, die ook lovend gerecenseerd waren maar nooit de aandacht van het grote publiek hadden getrokken. Geen bekende schrijver, dus mocht hij niet mopperen met een necrologie van vierhonderd woorden. Ik zocht zijn laatste boek in mijn boekenkast en keek naar zijn portret op de achterflap. Een beetje een boekhoudershoofd, dun blond haar op weg naar kaalheid en een brilletje. Ik kende hem vaag uit mijn middelbareschooltijd, een eenzame jongen. Het gerucht ging dat zijn vader NSB'er was geweest, en zelfs in de jaren tachtig raakte je daardoor als scholier nog geïsoleerd. Ik zat in de redactie van de schoolkrant en de statige, sombere gedichten die leerling P.A. ons deed toekomen plaatsten we graag. Maar niemand kwam op de gedachte hem te vragen of hij redactielid wilde worden. Jaren later, na zijn debuutroman die ik bewonderend

[pagina 116]
[p. 116]

besprak, zagen we elkaar weleens in het Schaakcafé.

Hij werkte overdag als administratieve uitzendkracht en schreef 's avonds en in de weekends gedreven aan zijn volgende roman. In zijn schaarse vrije tijd hield hij de ene na de andere moeilijke relatie iets te lang vol, wat de vrouwenrollen in zijn boeken wel ten goede kwam. De jaren gingen voorbij. Ik had allang een gezin, een baan als leraar Nederlands en een bijbaantje als recensent, toen ik Peter nog steeds zag bivakkeren in het schaakcafé. Hij had inmiddels vier romans en een verhalenbundel op zijn conto, allen goed besproken maar slecht verkocht.

Mooie romans schrijven, maar geen publiek vinden, dat doet pijn. In het café kwam dat na een pilsje of wat altijd naar boven. En dan nam ik de benen.

Daarom deed ik nu extra mijn best op de necrologie, beschreef zijn moeilijke jeugd als zoon van een nsb-vader, loofde nog maar eens zijn schrijvers-kwaliteiten en sprak de hoop uit dat er nu, bij zijn dood, wat meer aandacht voor zijn boeken zou komen. Ik leverde het stukje in, maar wist natuurlijk dat het laatste onzin was. Dode schrijvers doen niks op de boekenmarkt, want dode schrijvers kunnen niet meer praten op de televisie. En dan komt er dus niets op gang.

 

Er werd aangebeld en ik herkende hem eerst niet. Dat ronde brilletje en kalende hoofd waren er nog, maar hij had nu iets blozend gezonds waardoor hij niet meer op zichzelf leek. Pas toen hij ‘Dag Henk’ zei en me afwachtend aankeek begon het bij me te dagen.

‘Peter? Hoe kan dat?’

Ik schudde hem in verwarring een paar keer de hand. Zijn wederopstanding schokte me eigenlijk meer dan zijn overlijden, nu zo'n twee jaar geleden. Wat? Hoe? Waar? Waarom? Gelukkig had ik voldoende pils in

[pagina 117]
[p. 117]

huis voor een lange avond.

Zijn dood was een fluitje van een cent geweest, vertelde hij me, toen ik een beetje van de schrik bekomen was. Hij had gewoon een persbericht naar het ANP gestuurd en was vertrokken naar Eindhoven, waar hij onder zijn eigen naam gewoon weer was gaan werken als uitzendkracht. Lekker rustig. Hij keek er voldaan bij.

‘Jawel, maar waarom doe je zoiets idioots?’

‘Ik had er gewoon genoeg van om lucht te zijn, Henk. Weer twee of drie jaar lang ploeteren aan een boek dat in het water valt en geen enkele rimpel veroorzaakt. En je uitgever die zuchtend de hand over het hart strijkt als je met een nieuw manuscript komt. Met zo'n blik van: vooruit maar weer, je weet nooit hoe een koe een haas vangt. Het werd me te vernederend!’

‘En dan ga je dus maar dood?’

‘Ja, dat zet er tenminste definitief een streep onder. Anders blijf je toch maar twijfelen en aarzelen. Ik heb er een jaar over nagedacht en toen de knoop doorgehakt. Peter Augustin is dood en kan niet meer publiceren. Het geeft me rust.’

‘Toch is het doodzonde dat je zo radicaal gestopt bent, Peter. Je werd toch altijd goed besproken?’

‘Dat maakt het juist erger allemaal. Als het shit was wat ik schreef, dan zou het terecht zijn dat het niet verkoopt. Maar mijn boeken krijgen goede kritieken.

En dan verwacht je natuurlijk ook wat publiek, daar heb je voor je gevoel ook wel recht op. Maar dat gebeurt dan niet. En hoe komt dat? Het begint al bij de boekhandel. Mijn boek ligt daar niet, want de boekhandel kent mij niet. En omdat het boek er niet ligt, weet niemand dat het bestaat. Geeft niet, denk je, straks komen de recensies. En die komen dan en zijn godzijdank goed. Nu zal de boekhandel toch wel wat exemplaren in voorraad nemen, denk je dan. Nou,

[pagina 118]
[p. 118]

vergeet het maar.’

Hij nam een lange slok.

‘De boekhandel wacht rustig af of er nu vraag naar je boek komt. Maar zolang het boek er niet ligt kómt er ook geen vraag. Want boekenkopers lopen de winkel rond, kijken wat er ligt, en bij sommige boeken komt een herinnering naar boven: daar las ik een goede recensie over. En dán koopt men je boek. Maar dat moet er dan wel liggen. Bij mij is het nooit gelukt die vicieuze cirkel te doorbreken. En na een paar boeken gelooft ook je uitgever er niet meer in, en kan je het helemaal schudden.’

Hij keek me aan, het hoofd wat schuin gebogen in afwachting van mijn weerwoord. Hij was doof aan zijn rechteroor, wist ik. Hij had me eens verteld hoe zijn moeder hem en zijn broertje op vakantiekamp verraste met een telefoontje. Het broertje kon haar perfect verstaan, maar telkens als Peter de hoorn overnam was er een geluidsstoring. Het instrument hield niet van hem, was de enige conclusie die hij als kind kon trekken. De anekdote was mij altijd bijgebleven en leek me tekenend voor de pechvogel die hij was.

Hij had natuurlijk gelijk met zijn verhaal. De literaire branche was in de loop van de tijd steeds meer gericht op de bekende en dus goedverkopende auteurs.

De boekhandel nam grote stapels van hun boeken af, de uitgever adverteerde grootscheeps, zij werden ook snel gerecenseerd en konden rekenen op interviews te land, ter zee en in de lucht. Zij waren business, zij waren merken, de branche leefde van hen. Vroeger had je daarnaast nog een categorie van goede, maar minder populaire schrijvers. De slowsellers. Die kregen vaak toch een plekje op de plank, een klein stapeltje weliswaar, maar ze waren zichtbaar en bereikten hun lezers. Die tijden waren voorbij. De branche had geen

[pagina 119]
[p. 119]

geduld meer met slowsellers. Men was nog wel alert op nieuwkomers, de potentiële bestsellers van morgen. Maar die moesten dan wel opvallen en een beetje telegeniek zijn. Bij iets Nieuws en Anders kwam het verkoopapparaat al vrij snel swingend op gang. Een traditionele auteur als Peter had weinig kans die aandacht te trekken, hoe goed hij ook schreef.

‘Waarom heb je jezelf dan niet wat beter verkocht?’ vroeg ik.

‘Dacht je dat ik dat niet geprobeerd heb? In mijn hart vind ik het onzin dat je als schrijver je boeken ook nog moet verkopen met een goede babbel en “oh wat ben ik interessant” en “wat heb ik diepe gedachten”. Dat geleuter is toch verschrikkelijk? Maar als het de enige manier is om een beetje publiek te krijgen, dan moet je wel. Dus heb ik het wel geprobeerd. Maar ik ben te flets.’ Hij schoot in de lach. ‘Dat hoorde ik de presentatrice van Kunstradio tegen haar collega zeggen toen ik na zo'n gesprek mijn jas aantrok: “Hij is wel aardig, maar een beetje flets”. De laatste vijf jaar heeft geen enkel programma mij meer gevraagd, voor wat dan ook’.

‘Dus toen ging je maar dood?’

‘Ja hoor eens, je moet een keer je verlies nemen. Ik wilde er gewoon van af en ook nooit meer in de verleiding komen iets te publiceren. Dan dood je je schrijversnaam dus. Zelf kan je rustig blijven doorleven. Heb ik ook gedaan, in Eindhoven. Beetje flets, die stad, ik voel me er wel thuis. Heb je nog een pilsje?’

‘En je schrijft dus niet meer?’ vroeg ik, op weg naar de ijskast.

‘Je hebt me een paar maanden geleden nog gerecenseerd!’ riep hij me na. En toen ik terugkeerde met het bier vertelde hij dat hij een manuscript bijna

[pagina 120]
[p. 120]

klaar had toen hij stierf en die roman in het afgelopen jaar onder pseudoniem bij een andere uitgever had gepubliceerd. Ik kon deze draai in zijn verhaal niet volgen, wilde hij nou stoppen of toch doorgaan?

‘Welk boek was dat?’ vroeg ik.

‘Hard Glas, van Wouter Grashoek.’

Ik herinnerde het me. Mooi verhaal over de teloorgang van een huwelijk. Ik had in mijn bespreking zelfs gemeld dat het me een beetje deed denken aan de overleden schrijver Peter Augustin. Het werd ook door anderen goed besproken en de uitgever probeerde via de bijgeleverde informatie wat geheimzinnigheid rond de auteur te creëren: Grashoek had het manuscript per e-mail gestuurd en weigerde gegevens over zichzelf te verstrekken. Het leverde inderdaad wat extra publiciteit op maar een groot verkoopsucces werd het niet. Grashoek stuurde mij via de mail een bedankje voor mijn recensie. Dat was ongewoon, schrijvers en recensenten corresponderen niet, maar hij was een debutant en wist dat misschien niet. Intrigerender vond ik het zinnetje dat hij gebruikte: misschien helpt uw goede recensie deze keer wel bij het vinden van lezerspubliek.

Hoezo ‘deze keer wel’? Ik mailde hem terug met wat vragen over zijn identiteit, want de gpd-bladen hadden milde belangstelling getoond voor de onbekende auteur. Maar hij reageerde niet en ik liet het erbij.

‘Ach was jij dat?’ zei ik.

Hij knikte. ‘Ik had altijd die fantasie dat het misschien anders zou lopen als ik opnieuw begon, onder een andere naam. Maar dan met onzichtbaarheid als gimmick. Er was vroeger zo'n schrijver van avonturenromans, ze speelden in ZuidAmerika, de humhum van de Sierra Madre, ik kom er nog wel op. Niemand heeft hem ooit gezien. Zijn boeken

[pagina 121]
[p. 121]

verkochten goed, het geld ging naar een geheime bankrekening en op gezette tijden stuurde hij een nieuw manuscript naar zijn uitgever. Hij deed niet geheimzinnig, hij wás het gewoon. Ideaal leek me dat, publiciteit schuwen en juist daardoor toch belangstelling trekken. Maar het werkt gewoon niet meer in deze tijd. Zo'n Grashoek-mystificatie trekt wel even de aandacht, maar dat duurt niet lang. Na een week of twee wil men toch een gezicht zien en als dat niet komt, verplaatst de aandacht zich. Genoeg andere schrijvers.’

‘Dus je bent nu echt uitgeschreven?’

‘Ja, het is niet anders. Ik heb erg aan het idee moeten wennen, maar ik ben klaar voor een ander bestaan’. Hij zag er inderdaad goed uit, maar ik kon me niet voorstellen dat zo'n rasschrijver er echt vrede mee had nooit meer een boek te maken.

Zat hier niet een verhaal in voor de krant? Mijn journalistiek instinct was zwak ontwikkeld maar dit leek me toch wel een artikel waard. Het zou een aanklacht kunnen worden tegen de te vergaande commercialisering van de boekenbranche: een van onze meest talentvolle schrijvers geeft het op!

Het kostte me de rest van de avond om Peter ervan te overtuigen dat hij er goed aan deed om uit de doden op te staan en uit te leggen waarom hij gestopt was met schrijven. Hij piekerde er niet over. Het had geen zin, en hij zou afgaan als een gieter.

‘Doe het dan voor de schrijvers die er nu aan komen!’ bezwoer ik hem ten slotte en na nog wat pilsjes hielp dat.

 

Ik bakte er een mooi stuk van voor de GPD-bladen (‘Dode Schrijver Springlevend’) en kreeg al snel het verzoek om een follow-up. Landelijke dagbladen namen het onderwerp over, in radioprogramma's vroeg

[pagina 122]
[p. 122]

men zich af wat er aan de hand was in literair Nederland en ik hoorde Peter geregeld uitleggen hoe een goede schrijver onzichtbaar kan zijn in toptienland en hoe dat kan leiden tot het besluit maar te stoppen. Het was een onderwerp waar hij alles van wist en met overtuiging over kon praten. En dat werkte, de publiciteitsvloedgolf kwam op gang.

Na de radio kwam de televisie en ik zag Peter steeds geroutineerder zijn zegje doen, ook over andere onderwerpen dan zijn teloorgang als schrijver. Dat was ook wel nodig, want inmiddels waren zijn oude titels weer herdrukt en verscheen zijn Grashoek-boek in de toptien. Hij was bekend geworden.

Ik zag hem een halfjaar later bij een signeersessie in de Bijenkorf. Tijdens zijn pauze dronken we een pilsje.

‘En?’ vroeg ik.

‘Ik weet het niet,’ zei hij. ‘Vroeger kwam het bijna niet voor dat iemand me complimenteerde met een boek dat hij gelezen had. Eén, hooguit twee lezers per jaar. Ik bedankte ze dan en maakte me uit de voeten. Zo hoort het ook. Contact tussen lezer en schrijver is heel intiem en kan alleen via het boek gaan. Je mag elkaar wel bedanken voor het schrijven en het lezen, maar daar moet het bij blijven. Alle verdere uitleg over en weer is zinloos, het boek is het boek en basta. Maar nu klampen voortdurend mensen zich aan me vast met allerlei meningen over wat ik schrijf. Dat leutert en lult maar door. En ik moet een column hier, een festival daar.

Met een horde andere schrijvers naar Duitsland, want ja ja, ik word vertaald. Bladen bellen op: “Wat is mijn favoriete plek in Nederland? Hoe sta ik tegenover de ontkerkelijking? Heb ik een levensmotto?” Ik probeer al maanden te gaan schrijven, maar het komt er niet van. Geen rust.’

‘Zeg dan nee tegen die mensen,’ zei ik. Hij zond me

[pagina 123]
[p. 123]

een gepijnigde blik.

‘Dat is nou precies het probleem. Ik ben zo dankbaar voor wat aandacht dat ik niets durf te weigeren. Angst dat ik weer in een zwart gat val. En weet je wat het erge is? Dankzij jouw artikel heb ik overal kunnen uitleggen hoe smal de boekenmarkt geworden is en hoe het allemaal draait om de vraag of de schrijver een leuke babbel heeft. Maar het enige effect is dat ik nu bekend ben geworden, ik hoor langzamerhand bij die topvijftig. Verder is er in de boekenbusiness niets veranderd!’

We keken naar een jonge Marokkaanse schrijver die wat treurig bij zijn stapeltje boeken zat, en genegeerd werd door het publiek. Allochtoonse schrijvers vielen een paar jaar geleden nog op, maar er waren er nu zoveel.

Uit de verte zwaaide Peters uitgever naar hem.

‘Kom, ik moet weer signeren,’ zei hij. Hij had een dikke kont gekregen zag ik toen hij wegliep.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken