Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kleine stukjes om te lezen (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kleine stukjes om te lezen
Afbeelding van Kleine stukjes om te lezenToon afbeelding van titelpagina van Kleine stukjes om te lezen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.53 MB)

Scans (0.23 MB)

ebook (2.82 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kleine stukjes om te lezen

(1970)–Hans Vervoort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 20]
[p. 20]

Queen of Sheba

Het uniform was een groene loshangende zwachtel, verzadigd van stof en zweet, een beetje zurig van geur. Er lag een plak dwaasheid khakikleurig op mijn onwillig soldatenhoofd, bij elke stap tikte het loshangende embleem tegen mijn slaap. Met voorzichtige passen liep ik de oprijlaan af, klamme voeten gekromd in te kleine sokken, gereed voor 3 uur bewegingsvrijheid.

Minzaam zei ik ‘prettige wacht’ tegen de wacht aan de poort, die het schamper en jaloers beantwoordde.

De dag stierf in schoonheid, met mooie roze tinten, het was doodstil op de weg. Ik stond als altijd, na 100 meter stil om te beslissen. Er waren eigenlijk maar twee mogelijkheden: wel of niet het militaire tehuis met zijn gesubsidieerde gezelligheid.

Göbel en Krocké kwamen mij achterop, de een slim en mager, de ander fors en bikkelhard. Waar gaan jullie heen?’ vroeg ik. Ze aarzelden even, voelden er weinig voor een intellectueel met zich mee te krijgen. ‘De Spitfire’ zei Krocké tenslotte aarzelend. De Spit was een tent waar de Amerikaanse militairen uit Soesterberg hun liefjes opdeden. Ik was er nog niet geweest, deze kans om er gechaperonneerd heen te gaan kon ik niet missen. ‘Wat kost de pils?’ vroeg ik nog automatisch maar hoorde het antwoord niet eens. Terwijl we verder liepen pepte ik me op tot een gevoel van rustige zelfverzekerdheid, een dosis kalme slagvaardigheid grijpklaar in de achterzak.

Na alle geruchten over vechtpartijen en orgiën, viel de Spit bar tegen. Een vrij klein lokaal met houten banken en tafels, waarop rood geruite kleedjes. Op die banken aan de ene kant de Amerikanen en hun liefjes, en aan de andere kant de geïnteresseerde Hollandse militairen.

Onze zitplaats was daarmee bepaald. Ik schoof naast een forse luchtmachtsoldaat die onmiddellijk vroeg: ‘Hoe lang nog?’

‘57 days,’ zei ik trots. ‘O,’ zei hij teleurgesteld en keek een andere kant op. Ik begreep dat ik een punt had gescored.

‘Hoelang moet jij nog?’ vroeg ik op mijn beurt.

‘98’ gaf hij aarzelend toe. Ik grijnsde.

‘Voor mij ben jij een pieper’ zei ik en keek hem minachtend aan. Hij kleurde en schoof wat opzij. Aan mijn andere kant waren de experts Göbel en Krocké druk naar de overzijde aan het loeren. Daar zaten de breedgeschouderde en kortgeknipte yanks in groepjes van twee of drie, te kijken naar de kleine dansvloer. Er zaten wat meisjes bij, die voornamelijk met elkaar praatten. De yanks dansten niet, soms stak er een Hollandse soldaat over om met een meisje te dansen, dat dan na afloop vanzelf weer terugging naar haar plaats. Vaak dansten de meisjes met elkaar, deden dan uitzonderlijke moeite om hun rokken hoog op te laten zwaaien. Er werd uitsluitend country en western gedraaid, stemmen die elkaar kerfden op de maat van een opgewekt treurfiedeltje. Ik ontdekte de Queen of Sheba pas toen Krocké haar weghaalde bij een grijze Yank, die er uit zag of hij Jack heette. Krocké liet haar op de

[pagina 21]
[p. 21]

dansvloer haar gang gaan, bepaalde zich er toe om haar zo nu en dan een slinger te geven, en bleef haar voortdurend strak fixeren. Ze stak een decimeter boven hem uit, en hij was toch een forse figuur. De andere meisjes waren magere, bleke schimmen vergeleken bij haar. Ze danste een soort flamengo-paardans, met korte passen voor en achteruit en hoog opgetrokken vleugels van rokken. Daarbij keek zij Krocké voortdurend aan met een glimlach die gelijke delen belofte, spotlust en reserve bevatten. ‘Wat een stuk’ zei ik tegen Göbel. Hij zat broeierig voor zich uit te kijken. Ik keek naar zijn smalle handen die een shagje draaiden, en dacht aan die keer dat hij 's avonds in de slaapzaal kwam en die hand onder de neus van Krocké hield. ‘Ruik eens’ zei hij, en Krocké snoof en keek waarderend. ‘Ik dacht dat wordt niks, maar toen ik mijn hand in der broekje had...’ Geluidloos lachend en hoofdschuddend kroop hij ongewassen in bed.

De plaat was uit, Krocké liet Sheba staan en kwam terug naar ons, borst vooruit, een kranig manspersoon in boerse tinten. ‘Een geil wijf,’ zei hij en klopte Göbel op de schouder.

‘Waarom ga je dan niet met haar in het hooi?’ vroeg ik.

Hij keek me even geringschattend aan en maakte een geldtellende beweging.

‘Moet je dat hebben, jongen.’ Geïmponeerd zweeg ik en keek glazig naar het brok superspeelgoed dat nu weer bij haar grijze yank zat, de twee hoofden dicht bij elkaar boven de volle asbak.

De volgende nacht stond ik op wacht, bij de oude en ongebruikte spoorbaan langs het achterhek. Het was 1 uur, en stil rondom. Het avondappèl was achter de rug, met zijn schrille fluitjes en geschreeuw in de waslokalen, de lichten waren gedoofd en het kamp lag zacht ademend achter mij.

Helm en geweer rammelend aan hoofd en schouder liep ik de voorgeschreven route door de greppel langs de spoorbaan, 100 meter op en neer, en voelde me een kerstmannetje in het gewatteerde gevechtsjack.

De maan scheen uitvoerig over het tafereel, aan de ene kant van de spoorbaan het kamp, aan de andere kant een kloostertuin met een hoog hek erom, en drie of vier teruggetrokken huizen. Ik voelde me monter, zoals iedereen die nog wakker is terwijl de wereld slaapt. Ik zong een beetje onder de helm, en bracht het nummer van de dansende beer. Toen er ineens gegiechel in de buurt klonk, schrok ik mij een kapotte lip. Automatisch bracht ik les I van de enkele man te velde in praktijk: waarnemen is zien zonder gezien te worden. Vanachter een struikje zag ik twee figuren over de spoorbaan strompelen. Ik haalde het geweer van de schouder, en probeerde me te herinneren wat ik doen moest. Ik voelde me beslist overbodig, maar ik was er nu eenmaal. Nogmaals scherp toekijkend herkende ik het duo als de Queen of Sheba en haar Jack, en haalde verlicht adem. Geen nozems, geen russen, maar een telg van een bevriende natie met zijn minnares.

Ik besloot het geval als een bagatel te behandelen (‘gisteravond liepen

[pagina 22]
[p. 22]

wij op verboden terrein, maar de wachtpost was zo menselijk...’), en stelde me goed zichtbaar op, midden op de rails. Zelfs toen ze dichtbij waren, zagen ze me niet. Jack was kennelijk dronken, en de Queen had alle moeite om hem op gang te houden. Hij leunde zwaar op haar schouder en keek fervent naar de grond.

Ik zei ‘goedenavond’, en ze bleven staan. De oude leiperd ondernam ineens een klein looppasje, greep met beide handen het geweer dat ik nog steeds voor de borst hield, en ging er aan hangen. Ik dankte de hemel dat ik de grendel nog niet achteruit gehaald had. Sheba kwam naderbij en begon zonder mij te groeten aan hem te sjorren, terwijl hij uitbarstte in een vrolijk wijsje.

Zij kon hem niet baas, hij liet het ding niet los, en ik evenmin.

Tenslotte stopte ze en keek me zuchtend aan. Wat doe je nou verdomme met zo'n mens?’ Ze had een lage stem.

‘Moet hij nog ver?’ vroeg ik.

‘Naar dat huis’ wees zij, een van de villa's die een paar honderd meter verder lagen.

Ik maakte een kleine berekening, en kwam tot de slotsom dat de eerstvolgende wachtpostencontrole pas over een half uur zou zijn. Dat liet een redelijke ruimte vrij. Ik bood aan te helpen, en ze accepteerde dankbaar.

Ik liet het geweer los, de grijze Jack legde het trots over zijn schouder en begon wankelend te marcheren.

‘Be careful, its loaded’ waarschuwde ik hem. ‘Me too’ riep hij en viel op zijn gezicht. We hielpen hem gezamenlijk overeind en begaven ons op weg.

Het was een mooi huis, grote witte hal, ruime lounge met grootscheepse meubels. Jack zakte in een fauteuil in elkaar en sliep onmiddellijk. De Queen en ik gingen tegenover hem zitten, elk aan een uiteinde van de sofa. Ze was helemaal bezweet, grote natte plekken op haar rug, en speeksel op haar borst, waar Jack zijn kop had laten hangen. Toch zag ze er fris uit, en van dichtbij zelfs nog groter dan ik me haar kon herinneren. Grote blauwe ogen, hoog opgestoken haar, een rozige kleur op de wangen, het lichaam athletisch met lange benen waarop blonde haartjes.

Zonde dat zo iemand bij de Spit terecht was gekomen, om de matras van mensen als Jack te worden.

Ik vroeg me af wat er nu verder zou gebeuren. Enige dankbaarheid voor mijn hulp kon er wel af, dacht ik zo. Een lang en vriendschappelijk gesprek zat er op zijn minst toch wel in. Tijdens zo'n gesprek ontdek je allerlei gemeenschappelijke gedachten en gevoelens. Misschien kon ik haar een steun en toeverlaat worden, eindelijk iemand die haar begreep en niets verweet.

Ik keek nog eens goed naar haar. Wat een dijk van een vrouw.

Eerst Jack weg krijgen.

‘Ja,’ zei ik, ‘zullen we hem maar in bed leggen?’

‘O, dat kan ik wel alleen, dat heb ik wel meer gedaan,’ zei ze.

[pagina 23]
[p. 23]

Pech. Krocké zou nog wel andere openingen geweten hebben, maar ik kwam niet verder.

Ze werd ineens heel vriendelijk en attent, koud vriendelijk: ‘Ik zou je heel graag een kop koffie geven, maar ik ben bang dat dat te lang duurt, je moet zeker weer snel terug.’

Ik drong het beeld van de zoekende officier van piket weg. ‘O, ik heb nog wel wat tijd,’ zei ik dapper. Onwillekeurig sjorde ik even aan mijn gulp.

‘Ja maar’ zei ze, ‘ik heb toch liever dat je weer snel terug gaat, anders krijg je straf.’

‘O nee,’ lachte ik, ‘trouwens durf jij wel alleen terug in het donker? Ik kan beter even wachten om je terug te brengen’ (het tutoyeren was een goede zet).

Zij keek heel verbaasd: ‘Ik ga niet meer terug.’

Dat begreep ik niet. Voor een hoer viel er toch weinig meer te verdienen bij Jack, en ze zou hem ook niet kunnen bestelen, zonder verdere klandizie te verliezen.

‘Blijf je dan bij hèm?’ zei ik, ‘er is aan hem toch verder weinig eer te behalen.’

Mijn poging om veelbetekenend te kijken leed schipbreuk onder de helm. Ze keek een ogenblik naar de slapende Jack, met een opmerkelijk zachtaardige blik. Ha, ik had het, hoe noem je ook weer een prostituée voor hele dagen?

‘Ach, ik ben tenslotte met hem getrouwd,’ zei ze.

Nog erger! Ik keek en inderdaad, ze droeg een ring. Ik was blij met de grote helm die mijn gezicht in het donker liet.

‘O, u bent getrouwd’ zei ik stumperig, ‘nou, dan ga ik maar.’

‘Dag,’ zei ze bij de deur, ‘welbedankt soldaat,’ en met een klik stond ik alleen.

De spoorbaan was kaal, ik keek op mijn horloge: kwart voor twee, en nog 56 days.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken