Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kleine stukjes om te lezen (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kleine stukjes om te lezen
Afbeelding van Kleine stukjes om te lezenToon afbeelding van titelpagina van Kleine stukjes om te lezen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.53 MB)

Scans (0.23 MB)

ebook (2.82 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kleine stukjes om te lezen

(1970)–Hans Vervoort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 76]
[p. 76]

Haas

In 1954 leidde ik 3 andere krachtmensen naar een glorieuze victorie in de oefenvier 14-16 jaar, bij de Benelux-wedstrijden in Haarlem. In datzelfde jaar reed ik in één ruk van Maastricht naar Amsterdam op mijn transparant-rode Locomotief sportmodel, met slechts een korte pauze in de omgeving van Utrecht, om over te geven. In deze periode kon ik 20 keer op één been op-en-neer gaan en mezelf 40 keer opdrukken in de voorligsteun. Daarnaast speelde ik een uitgekookt partijtje tafeltennis, als iemand het tegen me op durfde te nemen. Maar nooit zal ik die keer vergeten bij een spelletje basketball, toen Neussie (onze gymnastiekleraar) een scheidsrechtersbal opwierp en ik tegelijk met het ding omhoog ging en tegelijk naar beneden kwam zonder erbij te kunnen. Het was symptomatisch, zoals dat vaak met gebeurtenissen het geval is. Want neem nu het paard (of de bok). Als dat houten gevaarte op een kort commando van Neussie naar het midden van de zaal werd gesleept voelde ik al dat het weer mis zou gaan. Paardspringen: je neemt een aanloop, zet de handen op de rug van het geval en doet een haasje-over. Ik deed dat op drie manieren. Ofwel ik vergat mijn handen los te laten zodat ik midden op het paard op mijn polsen kwam te zitten, of wel ik kwam met mijn staartbeen op de punt terecht, ofwel ik haalde het nèt maar sloeg mijn hielen stuk tegen de achterkant van het gevaarte.

Veel erger nog was de koprol. Mensen als ik namen dan een lange aanloop, zetten de handen op de rug van het paard, plaatsten het hoofd daartussen en wachtten dan op de rol, die om onbegrijpelijke redenen niet kwam. De voeten bleven ferm op de grond staan, en tenslotte begon je dan maar kleine hupjes te maken om te proberen toch dat verdomde achterlijf omhoog te krijgen.

Ander voorbeeld, de rekstok. Men moest hieraan hangen en dan de benen omhoog zwaaien, zodat je een volledige draai maakte om tenslotte (steunend op de gestrekte armen) opgewekt de zaal in te kijken. Ik bleef echter bedroefd hangen, met af en toe een kleine rilling door het lichaam, als ik probeerde mijn benen op te tillen om ze omhoog te zwaaien.

Gelukkig was ik niet de enige die van dit soort dingen last had en ik ontdekte al snel dat mijn soortgenoten lang niet de onaardigste mensen ter wereld waren. Laat ik het zo zeggen: het waren meestal de meest intelligente jongens, mensen waar je een goed gesprek mee kon voeren, personen die wisten dat er belangrijker dingen in het leven zijn dan simpele lichaamsbewegingen. Enkelen van hen beheerden zelfs de schoolkrant, te zamen met het fysieke afval van de meisjessectie. Net toen ik een zekere positie in deze groep ging verwerven, gebeurde er iets eigenaardigs. Neussie had een nieuw idee: hij zette een kleine springplank anderhalve meter voor de bok, spande daar een net tussen en instrueerde ons om een aanloop te nemen, op de plank te springen (waar een veer onder zat zodat je over het net heen geschoten

[pagina 77]
[p. 77]

werd) om dan in handstand op de bok te belanden en vervolgens via een koprol af te springen.

Lachend bereidden mijn vrienden en ik elkaar al voor op het debacle, geruststellend analyseerden wij de absurditeit van dit plan. Toen het mijn beurt was ging ik desondanks met een bezwaard gemoed op weg, een schedelbuil zat er op zijn minst in. Ik sprong op de plank, vloog omhoog, sloot mijn ogen, stak mijn handen uit en voelde hoe ik zachtjes op de bok neerkwam, mijn rug afrolde en probleemloos op mijn voeten terecht kwam.

‘Zo moet het,’ hoorde ik Neussie zeggen en er klonk enig applaus op. Toen ik trots en beschaamd terugkeerde bij mijn groepje zwegen zij een beetje.

Omdat iemand zijn pols brak kreeg ik nooit meer de kans om het verkeerd te doen. De schoolkrant was dan ook voorgoed voor mij gesloten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken