Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met stijgende verbazing (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met stijgende verbazing
Afbeelding van Met stijgende verbazingToon afbeelding van titelpagina van Met stijgende verbazing

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.65 MB)

Scans (0.31 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met stijgende verbazing

(1980)–Hans Vervoort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 4]
[p. 4]

1

‘Hoe zit je met geld?’ vroeg Bert.

Op de vloer van de Mercedes lagen een paar sigarenpeuken.

Op de achterbank stapels oude vaktijdschriften, ooit een keer meegenomen om thuis te lezen en nooit gelezen.

Bert had het daar altijd te druk voor.

Maar hij reed beter dan ik me herinnerde, minder behoefte om bij elk stoplicht het eerst weg te zijn. Ik draaide het zijraam open voor wat frisse lucht.

‘O, ik heb nog wel wat,’ zei ik, ‘ik gaf niet veel uit.’

Een paar kratjes bier per maand, de dagelijkse hap bij snackbar Sonja, dat was het wel zo'n beetje. Een paar pakjes shag. Soms een krant. Maar het geld was nu toch bijna op. Hij keek me van opzij aan.

‘Bruin ben je er niet van geworden.’

‘Ik krijg hoofdpijn van bruin worden.’

Waarom zo prikkelbaar, hij bedoelde het goed.

‘Ik heb vooral in het bos gewandeld,’ zei ik, ‘dan word je niet bruin.’

Hij knikte.

‘Bos. Bladeren. Bomen,’ zei hij. ‘Bedrijvige beesten. Barre branden. Beteuterde boeren. Bosbessen. Buikpijn.’ Plotseling sloeg hij rechtsaf, een bromfietser kon nog net remmen, maar Bert gonsde voort. ‘Bierbuik. Baggelen. Bronken. Belachelijk. Blabla.’

Zo, dat hadden we weer gehad, déze tic was hij nog niet kwijt.

‘Waar gaan we naartoe?’ vroeg ik.

‘Eventjes naar kantoor terug, als je het niet erg vindt.

Ik moet nog wat spullen ophalen, kun je meteen de sfeer opsnuiven. Sfeer meneer. Heen en weer. Ongeveer. Min of meer.’

Ik stak mijn hand op en hij zweeg. Hij deed dit alleen in de auto, verbaal vingertrommelen.

‘Sorry,’ zei hij, en ook dat hoorde erbij.

Ik keek naar zijn dikke handen op het stuur en wierp een blik op zijn vlezige hoofd met donkere bril dat vol aandacht uitkeek naar de volgende honderd meter. Wáár hij ook tegenaan zou botsen, het zou met overgave gebeuren.

‘Hoe gaat het nu met de firma?’ vroeg ik.

‘O, prima. We zijn allemaal overwerkt. Véél winst en geen tijd om het op te maken. Ideaal dus.’

Ik knikte, ook die tekst kende ik.

‘Ik zal je zo even voorstellen aan de nieuwe partner,’ zei hij. ‘Theo Bruins. Hij is wel aardig hoor, maar een beetje officieel.’

Onverhoeds boog hij een straat in, we waren in de buitenwijken

[pagina 5]
[p. 5]

van Amsterdam die ik niet uit elkaar kon houden.

‘Hier is het,’ zei hij en stopte. We stapten uit en ik keek om me heen.

‘Parkeerruimte genoeg,’ zei ik. Kantoorbouw alom, een harde kale wind. Ik wist dat de firma verhuisd was, maar dit?

Ik liep achter hem aan naar het dichtstbijzijnde gebouw van glas en beton, minstens tien verdiepingen hoog. Een glazen duwdeur door en we stonden voor een lift met bordjes. Marcom, instituut voor marktonderzoek, derde verdieping.

‘Zijn er nog veel oude bekenden?’ vroeg ik nerveus.

‘O, de helft nog wel,’ zei hij en trok de liftdeur open. Terwijl we omhoogschoten ving ik in een gladgepolijst metalen paneel een glimp op van mijn gezicht, met de woeste wijnvlek.

Ze zouden er wel weer aan wennen.

Achter het bureautje van de mij onbekende receptioniste was een groot kantoorveld zichtbaar, met enkele op-en-afs, palmen her en der, veel overdreven tl.-licht, op de vloer lucratief tapijt in warme tinten bruin.

Achter de plantenblokkades schemerden koppen die even opkeken en bleven kijken. Ik voelde me nu zeer nerveus, daar kun je je zelf weinig over wijsmaken. Een hittegolf steeg naar mijn hoofd, de wijnvlek gloeide, ik knikte mechanisch in het rond met opgetrokken mondhoeken. Wat is erger dan bekeken worden?

Van ver werd gewuifd en Jenny Korbach kwam aansnellen. De beste assistente die een mens maar kon wensen en dan ook allang geen assistente meer. We botsten hevig en werkten de kusroutine af. Jenny kende me en kuste aan de goede kant. Aan mijn wijnvlek geen polonaise, verboden terrein. ‘Meid, wat ben je groot geworden,’ zei ik en slikte. Onwillekeurig stak ik mijn hand uit en raakte haar blonde vlashaar aan. Ze lachte. ‘Kom je weer werken?’

‘Ik vrees van wel,’ zei ik, met een blik op Bert.

Er stond nu een klein kringetje van oudgedienden om ons heen, ik schudde handen en klopte op schouders en begon zowaar het gevoel te krijgen dat ik weer thuis was.

‘Hé Anton, dag Karel, tjonge jonge.’

Maar in de verte zag ik toch een hoop vreemde koppen nieuwsgierig naar me kijken tussen het gebladerte.

‘Zullen we even verder gaan?’ vroeg Bert tenslotte.

We liepen naar het eind van de ruimte. Daar was zowaar een deur en daarachter een grote directieachtige kamer met drie forse bureaus en een zitje.

[pagina 6]
[p. 6]

Achter één van de bureaus zat een man te dicteren in een microfoontje. Hij stak een hand naar ons op. Bert liep door en zette zijn tas op een ander bureau, zijn plek ongetwijfeld. Ik bleef in het midden staan.

‘Inzake een verdere uitbouw van het non-cholesterolassortiment moet een negatief advies gegeven worden,’ zei de man in de microfoon, ‘marktverzadiging nabij. Zie tabel vijf. Dit nog nader uitwerken.’

Hij drukte een toets in en keek ons afwachtend aan.

‘Theo, dit is mijn pleegbroer Hans Derks,’ zei Bert en presenteerde mij met een handbeweging.

‘Ach!’ zei Theo. Hij kwam snel uit zijn stoel, gaf me een stevige hand (‘Theo Bruins’) en geleidde ons naar het zitje in de hoek.

Ik ben kwiek, onvermoeibaar, ik dring snel tot de problemen door, dat was zijn boodschap. Hij was veel jonger dan Bert en ik. Een stevig lichaam van matige lengte in een keurig pak, brede kaak, nieuwsgierige blauwe ogen, nette bruine lokken.

Wat we ook met elkaar te beraadslagen hadden, een oplossing moest binnen een kwartier te vinden zijn. Dat was zijn boodschap.

‘Veel van je gehoord,’ zei hij, ‘Van Bert. Je schijnt uitstekende rapporten te schrijven, huh?’

‘En voorstellen,’ zei Bert haastig. Ik keek hem verrast aan. Moest ik echt aangeprezen worden?

‘Voorstellen,’ knikte Theo.

‘En vragenlijsten.’

Natuurlijk,’ zei hij, ‘vragenlijsten ook.’

Hij keek even op zijn horloge. Er viel een korte stilte.

‘Ach, in het archief zullen vermoedelijk nog wel wat exemplaren zitten,’ zei ik.

Natuurlijk.’ Hij lachte breed. ‘Maar ik heb het te druk met het heden. Alhoewel, laatst had ik nog een rapportje van je in handen bij een herhalingsonderzoek. Talinca Co zwemvesten, herinner je je dat?’

En voor ik iets kon zeggen: ‘Een helder rapport, hier en daar misschien iets te... Nou nee, dat doet er niet toe. Zeg, je wilt weer hier aan de slag, begreep ik van Bert?’

Zijn intimidatie-techniek was perfect. Ik keek naar Bert, die me gevraagd had of ik weer wilde te rugkomen.

Een moede veertiger was hij toch eigenlijk, dik en gekreukeld, grijzend aan de slapen. Achter de donkere bril knipperde hij nerveus met de ogen.

‘Ik heb Hans gevraagd of hij weer zin had voor ons te werken,’ zei hij, ‘als er werk is natuurlijk.’

‘Ja, daar had je het laatst over. Natuurlijk, graag. Old

[pagina 7]
[p. 7]

soldiers never die, nietwaar. We zitten altijd verlegen om goede projectleiders. Wat wil je verdienen?’

Tien minuten later stonden we buiten de deur, ik was aangenomen als senior projectleider en voelde me aangelijnd en vernederd.

‘Even naar het café?’ vroeg Bert.

‘Is er dan een café in deze buurt?’ zei ik bitter.

Nee, dat was er niet. We reden naar de binnenstad en gingen zonder verder overleg naar de aloude Westside bar, waar we zwijgend een aantal pilsjes naar binnen werkten. Ik zat in de hoek van de bar, de wijnvlek aan de muurzijde, dat was een automatisme.

Gaandeweg werd ik kwaad.

‘Is die jongeman de baas?’ vroeg ik.

‘Welnee, welnee, hij is gewoon een van de drie directeuren, maar omdat Ruud en ik nogal vaak weg zijn hebben we de taken verdeeld. Hij doet het dagelijks management, de planning en zo. En hij neemt de mensen aan.

Dat hebben we nu eenmaal afgesproken.’ Hij keek me verontschuldigend aan.

‘En hij heeft aandelen?’

‘Natuurlijk, dat heb ik je toch geschreven. Hij werkte net een halfjaar voor ons, echt een goede projectleider hoor, econoom van zijn vak. En toen kon hij wat geld lenen en bood aan om zich in te kopen. Of anders zou hij voor zich zelf beginnen en misschien wat klanten meenemen. De keus was niet moeilijk.’ Hij wenkte voor nog twee pils.

‘Ik heb je dat allemaal geschreven.’

Ik herinnerde het me nu, het was in de hausse van mijn depressie.

‘Mij lijkt het een zak,’ zei ik ten slotte.

Bert haalde de schouders op. Heel brede schouders, hij had nu van opzij gezien een onderkin meer dan ik me herinnerde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken