Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een zomer apart (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een zomer apart
Afbeelding van Een zomer apartToon afbeelding van titelpagina van Een zomer apart

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.70 MB)

Scans (7.42 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een zomer apart

(1982)–Hans Vervoort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 144]
[p. 144]

15

De volgende namiddag begroeven we hem. In de ochtend kwam onverwacht een afgezant van de uitgeverij aan, het resultaat van mijn dure telegram van de vorige dag.

Gerrit Zeevliet heette hij, een magere gebrilde jongeman met dunnend blond haar en een klagende stem. Hij had een paar Nederlandse kranten bij zich met het overlijdensbericht van Hendrik. Ze hadden een foto van de auteur afgedrukt van enkele decennia geleden en een korte tekst waarin zijn belangrijkste boeken werden gememoreerd en zijn vertellerschap even laatdunkend werd aangeduid. Twee van de drie stukjes eindigden met de zin ‘De laatste jaren wijdde van Campen zich voornamelijk aan het kweken van siergewassen’.

‘Hoe komen ze daar nou bij?’ vroeg ik, ‘hij kon nauwelijks op zijn poten staan, laat staan siergewassen kweken. De man was tot zijn laatste dag bezig met het schrijven van verhalen.’

‘Sorry,’ zei hij, ‘dat komt uit een brief die hij ons schreef. Maar misschien was het badinerend bedoeld. Konden wij natuurlijk niet weten.’

En ineens happig: ‘Wil je zeggen dat hij met een

[pagina 145]
[p. 145]

nieuw boek bezig was? Dat zou mooi zijn.’

Ik liet hem de inhoud van het groene koffertje zien en viste uit dat het de heren van de uitgeverij niet bekend was dat de oude bard al jaren leefde van pulpverhalen voor buitenlandse bladen.

‘Ach jee,’ zei hij. Het contact was enigszins verwaterd gaf hij toe, de nieuwe generatie op de uitgeverij had niet zoveel verwantschap met het werk van Van Campen en dan drijf je wat uit elkaar, nietwaar?

Hij ging mee naar de begrafenis. Cania had alles geregeld, zes stevige mannen droegen zwetend de kist de heuvel af naar de begraafplaats, de pastoor stond klaar met twee misdienaars en een wijwaterkwast en een lovende maar vage tekst over deze dorpsgenoot die maar zo weinig bekend was in het dorp maar in zijn vaderland een groot en beroemd poëet. Moge God hem genadig zijn en zijn werken de tijd trotseren, eindigde hij en verviel in Latijns gemompel.

Een dozijn nieuwsgierige dorpsgenoten waren meegelopen, Angela had Ditte de rouwjurk en zwarte sluier geleend die zij had gedragen bij de begrafenis van haar man en stond er zelf met gemengde gevoelens bij. Toen de pastoor klaar was viel er een stilte en ontstond enige aarzeling. ‘Een toespraak,’ hoorde ik Cania achter mij fluisteren en hij gaf me een harde por in de rug.

Ik deed een stap naar voren en wist niets. Ik had nog nooit van mijn leven een speech gehouden, het was ook niet in me opgekomen dat dat nu zou moeten. Iedereen keek mij verwachtingsvol aan en ik begon maar iets te zeggen, in het Nederlands.

[pagina 146]
[p. 146]

‘Beste Hendrik,’ zei ik, ‘daar lig je dan. Je deed je best en je had je goede en je slechte tijden. Meer weet ik eigenlijk niet te zeggen. Rust maar lekker uit.’

Ik deed mijn ogen dicht en hoopte maar dat men zou denken dat ik bad. Ik telde zwijgend tot dertig, opende mijn ogen en zei ‘Amen’.

‘Amen,’ hoorde ik rondom mij herhalen.

Ik stapte terug en gaf Zeevliet een duwtje. ‘Nou jij.’

‘Wat moet ik zeggen?’ fluisterde hij in paniek.

‘Gewoon, een formeel speechje. Geen mens verstaat je hier.’

Hij stapte naar voren, zweeg geruime tijd maar begon toen toch te praten.

‘We zijn hier bijeen om Hendrik van Campen te begraven, één van de meest produktieve schrijvers die Nederland in deze eeuw had. Eh, zijn hoofdwerk was de trilogie Zwarte Paarden die twaalf drukken beleefde in de afgelopen vijftig jaar. Ook in het buitenland werd zijn werk hoog gewaardeerd. Met zijn roman Schuim der Aarde behaalde hij in 1935 de Van der Hoogt-prijs. De laatste jaren hield hij zich vooral bezig met het kweken van siergewassen. Eh, een produktief mens is van ons heengegaan, moge Gods zegen op ons rusten. Eh, op hem rusten en wij ons hem herinneren als wat hij was, een eh, eh... groot schrijver.’

Opgelucht keerde hij in het groepje terug.

Cania keek me aan of er nog meer zou volgen, maar op mijn signaal werd het ceremonieel snel afgerond. Iedereen gooide een schepje aarde op de kist, ik rekende met Cania als leidsman snel en discreet af met de dra-

[pagina 147]
[p. 147]

gers en de pastoor en ieder ging zijns weegs. Ik was ongerust geweest over Ditte, maar ze bleef geluidloos onder haar rouwsluier en werd door Angela snel afgevoerd.

Ik liep al achter ze aan toen ik ineens bedacht dat ik nog geen aarde geworpen had. Ik keerde terug, nam de schop en gooide een fikse hap op de kist. Het gaf een dof geluid. Ik wachtte maar er kwam geen geluid terug. Er liep een rilling over mijn rug. Nog een paar jaar dan was het mijn beurt. Ik draaide me om en probeerde de anderen in te halen.

 

Die avond dronken we een glas wijn op het plein. Ditte was gaan slapen, stilzwijgend was haar mijn kamer toegewezen, ik zou bij Angela slapen. Het was excursiedag, de meeste toeristen barbecueden op een ver strand, er waren maar enkele tafels bezet. Na een paar glazen werd Gerrit Zeevliet spraakzaam en lichtelijk opschepperig. Hij zou een omnibus van Het Beste van Van Campen bepleiten bij zijn neef, die de directeur van de uitgeverij was, dat kreeg hij er wel door. Misschien werd het wel een Boek van de Maand. Een kleine biografie zou er ook wel kunnen komen, misschien zou ik daar een bijdrage in kunnen leveren? Wat jammer dat de man de laatste jaren niet meer aan groot werk was toegekomen, maar eerlijk gezegd was na het overlijden van zijn oom geregeld de vraag gerezen of die avonturen-romans nog wel pasten in het literair fonds van de uitgever.

‘Wat voor oplagen haalde hij nou nog?’ vroeg ik. O, er werden er jaarlijks nog wel een tweeduizend afgezet,

[pagina 148]
[p. 148]

vooral op de stations en in de provincie. In de grote steden liep het minder, hè, toch een wat verouderd auteur.

Ik zag het plaatje voor me, een goedkope seller waar de uitgever weinig reclame voor hoefde te maken, een kleine maar blijvende bron van inkomsten.

‘En hij was zo beroemd, vroeger, hè?’ zei hij, ‘de boeken vlogen als warme broodjes de winkel uit, heb ik mijn oom wel horen vertellen. Maar ineens was het afgelopen, zonder dat iemand kon verklaren waarom.’

Hij ging maar door en al zette ik mijn gehoor af, het lukte toch niet om na te denken. Tegen twaalven begon hij klaaglijk te roepen ‘Is hier nog iets te beléve,’ keek hitsig om zich heen en tastte naar Angela toen ze even bij ons kwam zitten.

‘Ga nou maar naar bed,’ zei ik en hij keek me even verbaasd aan, stak beledigd zijn handen op en vertrok met onvaste tred naar de kinderkamer waar we een matras op de grond gelegd hadden.

‘Laatste nacht,’ zei ik tegen Angela en de paar resterende toeristen keken toe hij wij hand in handwegliepen om op een stille plek naar de sterren te kijken.

‘Heb je alles ingepakt?’ vroeg ze.

‘Alles. Ook jouw portret en dat van de kinderen. Ik zal er nog vaak naar kijken.’

‘Ik zal ook naar jouw portret kijken.’

‘Als het mag van Rico.’

‘En als jij het mag van je vrouw.’

‘Ja.’

Het was lauw weer en we gingen buiten het dorp op een stuk rots zitten.

[pagina 149]
[p. 149]

‘We hebben toch mooie tijden gehad, hè?’ zei ik.

‘Heel mooie tijden.’

‘Voor een koele vreemdeling uit het noorden was ik toch niet zo koel, hè?’

Ze grinnikte en trok een vinger over mijn rug. ‘Voor een koele vreemdeling uit het noorden was je niet slecht. Vooral in het begin!’

Ik verstroefde en ze riep meteen: ‘Een grapje, het spijt me.’

‘Echt waar?’

‘Ik zweer bij de pastoor,’ en ze stak haar hand op.

‘Die eerste keer was wel heel erg,’ zei ik. Ze glimlachte en we dachten allebei aan die avond. Ik zat al ruim een week als enige gast op het enige gastenkamertje dat ze had en elke avond bleven wij tweeën over nadat de dorpsgenoten vertrokken waren, het toeristenseizoen was nog niet begonnen. 's Ochtends wandelde ik en dacht na over een goede manier om in contact te komen met de oude bard, 's middags zat ik vruchteloos voor mijn schrijfmachine, 's avonds zat ik somber aan mijn tafeltje en keek naar Angela, en keek geleidelijk ook naar haar billijn onder de dunne jurk en naar haar borsten en haar graag lachende mond. Ik begon haar te helpen met het opruimen en glazen wassen, maar wist verder geen gebaar te maken totdat zij zelf het initiatief nam en voorstelde op mijn kamer nog een glas wijn te drinken. Pas laat de volgende ochtend werd ik wakker. De deur stond open en ik hoorde haar in de verte zingen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken