Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De kristaltwijg (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van De kristaltwijg
Afbeelding van De kristaltwijgToon afbeelding van titelpagina van De kristaltwijg

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.36 MB)

Scans (1.58 MB)

ebook (2.74 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De kristaltwijg

(1903)–Albert Verwey–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 45]
[p. 45]

Duister

 
De dagen duistren. - Nog een gele streep
 
Blikt als door oogenleden over 't duin.
 
Plette in de dunne sneeuw op helm en zand
 
Een voet zijn spoor of volg ik maar mijn waan?
 
Toch - soms staat op de hoogre glooiing tegen
 
Sneeuwlucht en avond een gestalte: mager
 
Hoeken de schinkels en de schouders staan
 
Haaksch in een mantel wapprend als een hemd;
 
In 't mutsje op 't smalle hoofd een veder - rood?
 
Verdwenen - tot ze op verdre helling weer
 
Verrijst. Ik volg. De duinkop schoort een dal
 
En popels wuiven tot terhalverhoogt.
 
Wie schoot omlaag? - Omlaag klauterde ook ik.
 
't Vervallen huisje en erf lag daar: de deur
[pagina 46]
[p. 46]
 
Stond aan: een vrouw, oud, rimplig, in gelapten
 
Schoêrmantel, schuilende in gesleten stoel -
 
Een keukenarmstoel met gevlochten bies
 
Dat losliet, eikhout uit den ouden tijd -
 
Zat bij den haard, die koud was: onbedacht
 
Rekten haar vingers soms: verdorde wensch.
 
Haar man bijzijden in hoogknoopig buis
 
En broek en klompen. Op een steen zat hij
 
En keek naar 't venster, maar met glazen blik.
 
‘'t Wordt koud, man.’ - ‘“Ja, en donker. 'k Voel het licht
 
Toch altijd door mijn blindheid heen.”’ - ‘Je sprak
 
Sints lang niet.’ - ‘“Neen wij hebben ons ontwend
 
Aan eten: eten als men oud is hoeft niet,
 
Als men 't niet heeft, en sintsdien droom ik: weet je
 
Nog hoe we suikers strooiden bij ons bruiloft?
 
Je was zoo mooi in muts en 't gouden ijzer -
 
Je droeg 't voor 't eerst - de zweep was schoon versierd
 
En 't spul van Huibert-oom blonk feestlijk.
 
Ai!
 
Toen kwam de huiszorg: kinders! maar wij brachten
 
Er groot, drie, vier.
 
Waar Knelis zijn zou? Hoor,
[pagina 47]
[p. 47]
 
De wind van zee. Of hij weer opsteekt? Zeven
 
Dagen van storm in éen week. Nu is 't stil.
 
Of hij nu thuiskomt, met of zonder vleet,
 
Met vangst of geen vangst? - God alleen die 't weet.
 
 
 
Els was een jente meid, vrouw, een boerin,
 
Glunder als goud, helder -”’
 
‘Ze werd het hier.’
 
‘“En hoe 't glom op haar hofsteê. Arme deern,
 
Die stierf in 't kraambed.
 
 
 
Arie, die was boos.
 
Stierf als soldaat, in Atjeh.”’
 
 
 
‘Stil, man; 't laatste
 
Wat hij ons schreef was goed. Zijn hart was goed.’
 
 
 
‘“En Barend?”’
 
‘Moet het best gaan. Schreef niet Griet-
 
Van-Aal dat Barend in dat vreemde land
 
Een plaats gepacht had, zooveel koeien, paarden -’
 
 
 
‘“Hij zond nooit niks.”’
 
‘Maar zeven kinders, man -’
[pagina 48]
[p. 48]
 
‘“Je zucht, vrouw.”’
 
‘Man, 't was Barend niet... Dat toen
 
Mij die beroerte trof waardoor ik lam werd,
 
Lam als een lijk en hulploos, en juist toen -’
 
 
 
‘“Ik blind werd, half blind eerst, toen heel, voor goed -”’
 
 
 
Naar 't venster keek hij en ik volgde nu
 
Zijn blik, zag 't bleek geglim van 't raam, - wat meer?
 
Een hol oog voor die ruit - een veer - was 't rood?
 
 
 
‘“Wat is 't, vrouw?”’
 
't Leek een zucht.
 
‘“Vrouw! - o,
 
Hoe koud!”’
 
‘Hoe donker!’
 
Langs mij schoof 't - de donkre
 
Gestalte - onhoorbaar week de deur. De wind
 
Van zee zuchtte in de popels en ik vlood
 
Door duin en dal en 't land donker en koud.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken