Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het lachende raadsel (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het lachende raadsel
Afbeelding van Het lachende raadselToon afbeelding van titelpagina van Het lachende raadsel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.31 MB)

ebook (2.72 MB)

XML (0.07 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het lachende raadsel

(1935)–Albert Verwey–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 70]
[p. 70]

In het Uur van de Wending

I
Op een Duintop

 
Was er ooit een tijd waarin 't verleden
 
Zó vreemd-ver was weggezonken? -
 
Toekomst-adem speur ik.
 
Toen ik wakker lag vannacht - de stilte
 
Scheen mij stiller dan gewoonlijk -
 
Stopte 't tikken van de klok éen even,
 
Om zijn gang dan krachtger te hernemen.
 
't Was of het heelal zelf plotsling poosde
 
En dan voortging, vaster, doelbewuster.
 
Op een hoogste duintop sta ik, landen achter,
 
Vóor mij uit de zee, wier waatren
 
Van geen grenzen weten, oovral overvloeien
 
In elkander en in bond met wolken
 
Rondom de aarde, de rivieren zenden,
 
Die niet delen, die verenen.
 
Mensen enkel maakten domme grenzen,
 
Die niet deugen, die niet duren.
 
Maar ik zie van oost naar west, van noord naar zuiden,
 
Alle volken in eenzelfde woeling.
 
Schijnbaar elk voor zich, maar in hun maatslag,
 
Zonder dat zij 't weten, is de golf gekomen
 
Die hen meesleurt, de ene ontembre golfslag
 
Die hen éénmaakt.
 
Al hun dwaze liefde voor 't verleden
 
Kan niet baten.
[pagina 71]
[p. 71]
 
Want de tijd is om, 't heelal zelf wierp zich
 
Om, en de aarde, als door een zweep geknepen,
 
Voelt een siddring door haar oude leden,
 
Voelt, gelijk een paard, het bit, de teugel
 
Van haar éne rijder, de bewuste
 
Nieuwe geest van de toekomstige tijden.
 
Spreken doe ik nu in naakte beelden,
 
Niet verbloemend, maar de zin omkledend
 
Als met gladde spieren die de saamhang
 
Duidlijk tonen.
 
Want de waarheid is nu zo: de volken
 
Mommen zich voor 't laatst in schone waanzin
 
Van hun roemzucht, wieglen zich in dromen
 
Van vergane grootheid, maar ik hoorde
 
't Schokken van de klok van 't lot, en de omkeer,
 
En ik zie dat zij verloren drijven
 
In de stroom die allen éenmaakt,
 
Allen kindren van mijn Zee.
[pagina 72]
[p. 72]

II
Bolletuinen

 
Het groene veld ving aan te kleuren.
 
De bloemen groeiden vol en groot.
 
Toen hing de lucht gekruid met geuren
 
En verste nevel room en rood.
 
 
 
Dan zag men oovral nijvre handen
 
De kelken plukken van hun steel,
 
Storten op bermen volle manden
 
Van bont en paars, van rood en geel.
 
 
 
En aanstonds op een heldre morgen
 
Lagen de velden vlak en groen,
 
En onder hen in 't zand verborgen
 
De bollen voor een nieuw seizoen.
[pagina 73]
[p. 73]

III
Spelevaren

 
De monsters zwemmen onder 't water
 
En hebben elk hun eigen doel -
 
Toch valt de golf met zacht geklater
 
Op 't schelpig strand in speels gespoel.
 
 
 
De zon verzilvert iedre rimpel
 
En spiegelt kleur in iedre drop,
 
De ronde bark draagt zeil en wimpel
 
De lange deining af en op.
 
 
 
En 't vaarvolk onder witte tenten
 
Op kussens tot zijn zacht gemak
 
Beschouwt bij schal van instrumenten
 
Het breekbaar glazen oppervlak.
[pagina 74]
[p. 74]

IV
Dijkbreuk

 
De stroom stuwt aan, weerhouden door de dijken.
 
Hun zacht geweld
 
Zal voor zijn machtige aandrang niet bezwijken,
 
Hoe 't water kwelt.
 
 
 
Maar 't perst en gromt en graaft zich eigen wegen
 
En holt die uit.
 
Daar zijpt het door, daar heeft het lucht gekregen
 
En fluit en spuit.
 
 
 
Noch mat noch zak noch graafwerk kan meer helpen:
 
De stroom, nu heer,
 
Slaat bres op bres en, langer niet te stelpen,
 
Stort hij zich neer.
[pagina 75]
[p. 75]

V
Horeb

 
Zal ik, nu de lasten
 
Die ikzelf verzwaarde
 
Van mijn schouders gleden,
 
Klagend ernaar tasten?
 
Waarlijk, andre waarde
 
Kan mijn kracht bevreden.
 
 
 
Licht slechts kan men stijgen
 
Tot op hoogste bergen,
 
Tot in ijlste luchten, -
 
Openst uitzicht krijgen
 
En van de einders vergen
 
Dat ze ons verst ontvluchten.
 
 
 
Moge er vuur en donder
 
Als om Horebs wanden
 
Wolken slaan tot rafels,
 
Mozes steeg en vond er -
 
En droeg in zijn handen
 
Neer - de Stenen Tafels.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken