Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van vrouwen ende van minne (1871)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van vrouwen ende van minne
Afbeelding van Van vrouwen ende van minneToon afbeelding van titelpagina van Van vrouwen ende van minne

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.01 MB)

Scans (8.45 MB)

XML (0.56 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

studie
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van vrouwen ende van minne

(1871)–Eelco Verwijs–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 34]
[p. 34]

[Ene goede boerde van eren man die bedrogen wart] II.

 
Ga naar margenoot+Ic prijs een wijf, die haren man
 
Verdwasen can ten sot;
 
Al duet si hem die blaeu hoeyck an,
 
Hi waent dat hi is hair afgod.
5[regelnummer]
Al dez gelijc viel in spot
 
Tot eenre herrebergen van eenen gast
 
[Die waert, een ries, een out wihotGa naar voetnoot1,]
 
Mer mitter vrouwen hoveerdi vast.
 
 
 
Ende wat die guede gesel verteerde
10[regelnummer]
Screfmen an die want mit crijt.
 
Hi rekende altoes mit den werde,
 
Mer die vrouwe scolt hem quijt.
 
Dat dochte den waert een cranck profijtGa naar voetnoot2,
 
Want hem twivelde in sinen moet;
15[regelnummer]
Mer sijn wijf dreychde hi mitter smijt,
 
Mer doch si maect hair al guet.
 
 
 
Si ghinc tot hair hertsen heer
 
Ende seyde: ‘Hoe moeghen wi dit verleyden,
 
Dat ic mach bliven in mijn eer,
20[regelnummer]
Ende wi onse vrienscap niet en sceyden?’
 
Die jonghe man sprac mit groter wijsheiden:
 
‘Draecht uwen man der gulden acht,
 
Ga naar margenoot+Ende segghet hem, dat hi mi sel ontbeyden
 
Int pryel ter middernacht.
[pagina 35]
[p. 35]
25[regelnummer]
U beste cleder ende uwe ghewade
 
Selghi uwen man an doen;
 
Ghi selten smeken ende raden,
 
Dat hi voir u [sal] gaen int groen.
 
Tewijl sal ic cleder ende scoen
30[regelnummer]
Uutdoen ende comen bi u slapen,
 
Ende spelen als wi sijn ghewoen,
 
Ende laten den esel sitten gaepen.
 
 
 
Die vrouwe ghinc tot haer ghec
 
Ende toechde dair toe achte guldijn.
35[regelnummer]
Si sprac: ‘Lief, wi hebbens groot ghebrec,
 
Dit ghelt is u, lief man, ende mijn.
 
Hi gaf mi die achte florijn,
 
Omdat ic soude comen inden boemgairt;
 
Duet an mijn cleder, die reyse is dijn,
40[regelnummer]
Hi sel u cussen, deckt uwen baert.’
 
 
 
Die guede man dede sijns wijfs raet:
 
Si ghinc hem cleden recht of hi soude gaen dansen.
 
Gelijc ene vrouwe was sijn ghelaet,
 
Ga naar margenoot+Ghehult was hi mit eenre ransen.
45[regelnummer]
Int groen ghinc hi mit sijnre cransen
 
Sitten tot over middernacht,
 
Tewijl sijn wijf speelde hair siccansen,
 
Totdat die jongelinc had volwracht.
 
 
 
Doe ghinc hi hem weder cleden ende scoeyen,
50[regelnummer]
Den cluppel nam hi in sijn hant,
 
Den ezel mocht wel vernoyen:
 
Die jonghelinc quam dair hi hem vant.
 
Hi sprac: ‘Joncfrouwe, wair is mijn pant?
 
Ic heb u ghelofte wel ghehouden.
55[regelnummer]
Ghi maect van uwen man een plimant:
 
Bi Gode, ghi waert dair om ghescouden!
 
 
 
Dat ic hier coem, dats op een proevenGa naar voetnoot1.’
[pagina 36]
[p. 36]
 
Die jonghelinc sinen cluppel swanc,
 
Hi sprac: ‘Quade vrou, God moet u bedroeven:
60[regelnummer]
Ghi set uwen man up Hugen banc.’
 
Den waert hi met groten slaghen dwanc,
 
[Maer hi hadde des cleen berouwe;]
 
[Hi seide: ‘Ic weets u groten danc,]
 
Mijn wijf is guet ende ghi sijt ghetrouwe.’
 
 
65[regelnummer]
Doe ghinghen si onder hem drien hoeven,
 
Ga naar margenoot+Ghelijc dat si te voren daden.
 
Die wert die ghinct hem seer beloven,
 
Van sinen gast liet hi hem raden.
 
Der vrouwen hert dat wert ontladen,
70[regelnummer]
Want si vercreech hair beiden prijs;
 
Si leveden inder camenaden
 
Gelijc dat scapen mit wolven grijs.
 
 
 
Die wert had sinen gast te liever,
 
Dat hi castien waende sijn wijf.
75[regelnummer]
Hi sprac: ‘Mi es gheriever
 
Gelijc yoft wair mijns selfs lijf.
 
Al dat hi verteren mach dat scrijf;
 
Want guede vrouwen en hebbens scout,
 
[Dattie man dicken es so keytijf,]
80[regelnummer]
[Ende hise over onghetrouwe houtGa naar voetnoot1.’]
[tekstkritische noot]2 Hs. een sot. - 6. Hs. eenre g. - 7. Hs. ontbr. - 8. Hs. hoveerde. - 13. Hs. crancke wiin - 21. Hs. wijsheit.

margenoot+
H. 37.
voetnoot1
In het Hs. ontbreekt deze regel, die het subject moet hebben bevat, en aldus ex conjectura is ingevoegd. Daar de rijmwoorden op ot niet zoo talrijk zijn, wist ik geen beteren weg om het ontbrekende aan te vullen.
voetnoot2
Het Hs. heeft wiin, d. i. win, winst, dat niet in het rijm past, en ongetwijfel in profijt moet veranderd worden.
margenoot+
H. 38.
[tekstkritische noot]28. Hs. sal ontbr. - 29. Hs. sal u cleder. - 33. Hs. gheec. - 34. Hs. gulden. - 37. Hs. U gaft. - 41. Hs. wijf raets. - 48. Hs. volvracht.
margenoot+
H. 39.
voetnoot1
Aan deze strophe ontbreken wederom een paar verzen, die ik heb getracht bij gissing er in te voegen. Doch niet alleen zijn twee verzen weggevallen, ook de overige verzen zijn min of meer bedorven. In de eerste 4 regels hebben wij de rijmen -oeven en -anc. Nu luidt vs. 58 in het Hs.:
 
Die jonghelinc quam dair hi hem vant.
Daar vs. 60 ongetwijfeld door den afschrijver niet is verhaspeld, zouden wij een onzuiver rijm van -ant en -anc hebben. Mocht dit al geen bezwaar opleveren, het vers hoort hier niet in den zin, en is door den afschrijver uit de vorige strophe bij vergissing nogmaals hier geplaatst. In de vorige strophe komt de jongeling ter plaatse waar hij de gewaande vrouw vindt. Hij spreekt haar een hartig woordje toe, gaat nu van woorden tot daden over, en zwaait zijn knuppel om er den waard mede te tuchtigen.
Vs. 61 eischt ook weder een rijm op -anc en is kennelijk bedorven. Ook ongeveer op deze wijze zou het vs. te herstellen zijn:
 
Die waert hat der slaech een goet ontfanc.
De twee ontbrekende regels moeten blijkens het laatste vs. iets dergelijks hebben bevat als door mij aan den tekst is toegevoegd.
[tekstkritische noot]58. Hs. Die jonghelinc quam dair hi hem vant. - Vs. 61 - 64. Hs. Die waert die meeste die slaech ontfaen, Miin wijf is guet ende ghi siet ghetrou. - 66. Hs. dede. - 70. Hs. wercreech. - 71. Hs. levenden. - 72. Hs. volven. - 75. Nu es. - 78. Hs. gueder wrouwen een.
margenoot+
H. 40.
voetnoot1
Ik waag het als een bloote gissing de twee ontbrekende verzen der strophe aldus aan te vullen. Ik geef ze intusschen gaarne voor eene betere lezing.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken