Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6 (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6
Afbeelding van België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6Toon afbeelding van titelpagina van België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.80 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/Tweede Wereldoorlog


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6

(1988)–Rudi van Doorslaer, Etienne Verhoeyen, Herman van de Vijver–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Het verzet 2


Vorige Volgende

2 Op zoek naar een eenheidsfront.

In mei 1941 lanceerden de communisten de ‘Oproep tot het Vlaamse en Waalse volk voor de onafhankelijkheid van het land’. Het is pas vanaf dit ogenblik dat er opnieuw sprake kon zijn van een politiek perspectief in het Verzet tegen de bezetter.

Zowel de harde werkelijkheid van de bezetting, als de discussie in de leiding van de Communistische Internationale lagen aan de basis van deze heroriëntatie. Het was trouwens opmerkelijk dat de Belgische partijleiding al in maart 1941 aan de hoofdredacteur van de clandestiene ‘Drapeau Rouge’, Pierre Joye, opdracht gegeven had in alle stilte enkele personaliteiten te contacteren met het oog op de vorming van een politiek front tegen de bezetter.

De Duitse inval in de Sovjetunie op 22 juni 1941 betekende voor de Belgische communisten het definitieve einde van een periode van dubbelzinnigheid en verwarring. Na het niet-aanvalspact van 23 augustus 1939 hadden de communisten Engeland en Frankrijk als even grote oorlogstokers beschouwd als naziDuitsland. Pas na de Duitse aanval in de Sovjetunie waren bij de Belgische communisten alle onduidelijkheden en aarzelingen verdwenen. Dit wilde niet zeggen dat de KPB zich vóór de zomer van 1941 zomaar bij de nieuwe situatie had neergelegd,

[pagina 30]
[p. 30]


illustratie
1




illustratie
2




illustratie
3




illustratie
4




illustratie
5




illustratie
6




illustratie
7




illustratie
8




illustratie
9




illustratie
10
(1) De communistische journalist Pierre Joye. Hij legde al in de lente van 1941 de eerste contacten met het oog op een breed verzetsfront, het OF.
(2) Dr. Marteaux, één van de drie (symbolische) stichters van het OF
(3) Norbert Hougardy. Hij vertegenwoordigde de liberale partij in de leiding van het OF.
(4) Jean Terfve. Weinigen hadden zoveel invloed op het beleid van KP, OF en partizanen.
(5) Xavier Relecom, nationaal-secretaris van de KP van 1936 tot zijn aanhouding in 1943
(6) Priester Bolland en Fernand Demany, met Marteaux de stichters van het OF
(7) Edgar Lalmand. Hij leidde samen met de Komintern-afgevaardigde Andor Bereï, de KP vanaf 1943.
(8) Terfve, Demany, Dispy en Hougardy bij de bevrijding
(9) Bert Van Hoorick bij zijn terugkeer uit Buchenwald
(10) Aloïs Gerlo. Hij speelde al vroeg een belangrijke rol in het OF en Lomo, later ook in de Patriottische Milities, de OF-leiding en de KP.


[pagina 31]
[p. 31]

maar het had tot dan ontbroken aan duidelijke doelstellingen. Vanaf nu zouden de communisten opnieuw aanknopen bij de-anti-fascistische traditie van de jaren dertig en zouden zij de motor worden van het verzet tegen de bezetter en de collaboratie...

Uit de contacten die Pierre Joye in de lente van 1941 had gelegd met vooraanstaanden uit alle milieu's, ontstond de kern van het latere Onafhankelijkheidsfront. Onder hen was Fernand Demany, een gewezen journalist van ‘Le Soir’, Dr. Marteaux, die van de socialistische partij overgestapt was naar de communisten, en abbé Bolland.

Merkwaardig was de aanwezigheid van André Bolland, een priester uit het bisdom Luik, oprichter van een lekenhulporganisatie voor de missies, de SAM (Société d'Auxiliaires aux Missions). Bolland was missionaris in China en had er de Japanse bezetting meegemaakt. Hij was de medestichter van een Belgisch-Chinese vriendschapsvereniging waarvan ook communisten en socialisten, zoals Dr. Marteaux deel uitmaakten.

De communisten wensten een zo breed mogelijk volksfront uit te bouwen, en waren in de eerste instantie op zoek gegaan naar hun ‘volksfrontrelaties’. ‘Het front van alle vrijheidskrachten, zonder onderscheid van politieke of wijsgerige overtuiging, is opgericht in Vlaanderen’, schreef ‘De Roode Vaan’ in september 1941. ‘In de ellende en de verdrukking hebben de handen van alle eerlijke strijders, katholieken, liberalen, socialisten, communisten, Vlaams-nationalistische democraten en partijlozen zich dan toch gevonden.’ De KPB wilde politieke meningsverschillen zoveel mogelijk uit de weg gaan. Eigenlijk namen de communisten hun eenheidsdromen voor werkelijkheid. Van een echt front was toen immers nog geen sprake. Ze hechtten heel veel belang aan een samengaan met de socialisten. Ze droomden van een onafhankelijkheidsfront, waarvan de arbeidersbeweging de ruggegraat zou vormen. De socialisten die zich zowat tegelijkertijd als het Front in de clandestiniteit begonnen te reorganiseren, wezen evenwel iedere vorm van samenwerking met de communisten af.

Dit standpunt werd vastgelegd op de clandestiene socialistische bijeenkomst van Burnot-Rivière in september 1941. Vooral de poging van de KP om vanaf juni 1940, na het manifest van BWP-voorzitter De Man, de socialistische arbeiders aan te trekken, sterkte de socialistische partijleiders in hun wantrouwen ten aanzien van de communisten. Onderlinge scheldpartijen in de clandestiene kranten van die periode wijzen er trouwens op hoezeer beiden wel van elkaar vervreemd waren. Daarbij kwam nog dat de socialisten in 1941 niet meer konden beschikken over een machtig partijapparaat om de communistische invloed op te vangen.

Toch lieten de communisten niets onverlet om toonaangevende socialisten bij de werking van het onafhankelijkheidsfront te betrekken. Onder hen waren volksvertegenwoordiger De Cooman en senator Missiaen. Ze hadden zitting in het nationaal bureau van het Onafhankelijkheidsfront. In elk geval heeft de clandestiene BSP wel Marcel Sonneville afgevaardigd in het OF-bureau, maar dan alleen als waarnemer.

Bij het Katholiek Blok en zelfs bij de Christelijke Arbeidersbeweging voelde men uiteraard weinig voor een door de communisten geïnspireerd verzetsfront. Alleen enkele ‘randfiguren’ uit de christen-democratische beweging bleken bereid tot medewerking. Eén van hen was advocaat Marcel Grégoire, oud-kabinetslid van eerste minister Pierlot. Hij kwam eind 1942 in het Nationaal Comité van het Onafhankelijkheidsfront.

In de verdere uitbouw van het onafhankelijkheidsfront speelden de regionale comité's een grote rol. De Communistische Partij had daarin wel haar vertegenwoordigers, maar vanaf midden 1943, dus na de aanhoudingen in de partijleiding werd de KP-invloed in vele OF-comité's geringer. In sommige streken, vooral in Oost-Vlaanderen, slaagde het OF erin de plaatselijke comité's op evenwichtige basis uit te bouwen. Bijna overal vond men vertegenwoordigers van alle democratische strekkingen. In Gent b.v. was er 'n liberaal, Martens en later Merchiers, een socialist, Achilles Mussche, een communist, Robert Mussche, en een katholiek, André Alers. De katholieken in de comité's waren ook heel dikwijls figuren die wat buiten het traditionele katholieke milieu stonden.

Het Onafhankelijkheidsfront beschouwde zich als de spil van het Belgische verzet. Al vlug zocht het contact met andere groeperingen zoals de Belgische Nationale Beweging, die net

[pagina 32]
[p. 32]


illustratie
1




illustratie
2




illustratie
3




illustratie
4




illustratie
5




illustratie
6




illustratie
7




illustratie
8




illustratie
9
De sluikpers van het OF en de KPB.


[pagina 33]
[p. 33]

als het OF, voorstander was van een eenheidsbeweging over alle politieke en wereldbeschouwelijke grenzen heen. Dit betekende ook dat de BNB een rechtstreekse concurrent was voor het OF. Eind 1942 publiceerde het orgaan de BNB ‘La voix des Belges’ wel het programma van het OF, maar daarbij bleef het. Midden 1943 kwam het dan ook tot een (voorlopige) breuk. Wat daarbij ongetwijfeld een rol speelde, was de sterke aantrekkingskracht van het OF. Vanaf midden 1942 nam die nog toe. Het dynamisme van de communistische militanten droeg daartoe aanzienlijk bij. Ze waren actief op alle domeinen van de clandestiene strijd, bij de Gewapende Partizanen, in de Syndicale Strijdcomité's, het Joods Verdedigingscomiteit (CDJ), de sluikpers en allerlei organisaties als ‘Justice Libre’, ‘Médecine Libre’ en LOMO. Met LOMO (Leraarsbond Officieel Middelbaar Onderwijs) wilde het OF de invloed van de Nieuwe Orde op de jeugd tegengaan. In LOMO speelden Aloïs Gerlo, Leo Michielsen en André Alers een grote rol.

Er kwam vlug 'n samenwerking tot stand tussen LOMO en het ‘Jeugdfront voor de vrijheid’, dat gegroeid was uit de werking van de communistische jongerenorganisatie, de ‘Revolutionaire Volksjeugd’.

Het ‘Jeugdfront’ werd door de bezetter onverbiddelijk bekampt, voornamelijk omwille van het intense verzet tegen de verplichte tewerkstelling. In 1943 stierven 'n aantal leidende figuren onder de guillotine. Abbé Bourguignon, de bezieler van het ‘Jeugdfront’, werd aangehouden, maar hij overleefde de oorlog. Merkwaardig is wel dat hij werkzaam was in dezelfde lekenorganisatie als Abbé Bolland, één van de drie - symbolische -stichters van het OF.

De sterk uiteenlopende activiteiten van het Onafhankelijkheidsfront, waren slechts mogelijk door een uitgebreid net van ondergrondse strijdbladen. De hoofdbedoeling was vanzelfsprekend de bevolking beïnvloeden in de strijd tegen de bezetter. Daartoe had de leiding van het OF een persdienst in het leven geroepen die richtlijnen opstelde voor de samenstelling van de vele illegale kranten.

De taak van de plaatselijke bladen, die door de verschillende lokale organisaties uitgegeven werden, bestond er dan meer in van dat gedeelte aan te vullen met wetenswaardigheden van plaatselijk belang.

De redactie en de verspreiding van deze bladen was een erg gevaarlijk werk, niet minder gevaarlijk dan de ophefmakende uitgave van de valse ‘Soir’.

‘Le Soir’ was tijdens de bezetting zowat het paradepaardje van ‘de gestolen pers’. Het was dus met een zeker enthousiasme dat het Brabants comité van het OF reageerde op een idee van Marc Aubrion om op 11 november 1943 een valse uitgave van ‘Le Soir’ op de markt te brengen.

Om allerlei redenen werd de operatie gepland op dinsdag 9 november 1943. Op dinsdag telde de krant immers slechts twee pagina's. Dat was voor de ‘vermomde’ journalisten van ‘Le Soir’ nog net haalbaar. De artikels werden geschreven door Adrien van den Branden de Reeth en advocaat Pierre Anciaux.

Voor de gietvorm met de titel van ‘Le Soir’ en de lijst van de kiosken waar de krant verkocht werd, zorgde Theo Mullier, de OF-verantwoordelijke bij de Duitse (of gestolen) ‘Le Soir’. Van de 50.000 gedrukte exemplaren waren er 45.000 bestemd voor de verkoop door de plaatselijke afdelingen van het Onafhankelijkheidsfront. Vijfduizend kranten werden in de Brusselse krantenkiosken aangeboden door OF-koeriers. De ganse operatie was slechts mogelijk door de goedgesmeerde organisatie van het Onafhankelijkheidsfront. Maar er was ook een keerzijde aan de medaille. Er volgden heel wat aanhoudingen. Verscheidene medewerkers aan de actie overleefden de oorlog niet, onder meer drukker Wellens en de OF-verantwoordelijke bij ‘Le Soir’, Mullier. Aubrion liep tegen de lamp toen hij - op eigen houtje - een valse ‘Signal’ wou uitgeven...

Minder spectaculair werk werd verricht door ‘Solidariteit’, het ‘Rode Kruis’ van het Onafhankelijkheidsfront. ‘Solidariteit’ zorgde voor de nodige fondsen voor iedereen die in nood verkeerde, ook personen van buiten het OF. Er werd hulp geboden aan joden, werkweigeraars en andere onderduikers en vooral aan familieleden van gearresteerde verzetsmensen.

[pagina 34]
[p. 34]

Het tricolore front

Het OF had in 1943 een definitieve vorm aangenomen. Aan de leiding ervan stond een driemanschap, een Nationaal Secretariaat, bestaande uit Fernand Demany, advocaat Jean Terfve die de KP vertegenwoordigde en Norbert Hougardy die zetelde in naam van de Liberale Partij. Daardoor stond een Nationaal Comité, waarvan de leden uit veiligheidsoverwegingen in diverse kleine groepen vergaderden. In het Nationaal Comité waren in principe de provinciale comité's en de nationale organisaties vertegenwoordigd, zoals het Jeugdfront, Solidariteit, het Joods Verdedigingscomiteit enz.

In dit OF dat zich steeds meer uitbreidde, werden de communisten steeds meer een minderheid. Velen onder hen waren immers in de nazi-kampen terechtgekomen of terechtgesteld. In de federatie Brussel was tijdens de laatste oorlogsmaanden de KP slechts in 10 van de 33 bestaande OF-comité's vertegenwoordigd. De KP had sinds 1942 alles gedaan om het succes van het OF mogelijk te maken. Zij ging met haar strategie van het patriottisch front in 1943 nog een stap verder. Naar buiten uit werden de eigen politieke oogmerken nog wat dieper in de koelkast gestopt. In mei 1943 werd op initiatief van Moskou de Communistische Internationale, de Komintern, ontbonden. Zoals de ‘Roode Vaan’ van augustus 1943 het uitdrukte had Stalin daarmee de bedoeling de strijd tegen het ‘Hitler-fascisme te vergemakkelijken’.

In de praktijk veranderde er door de ontbinding van de Internationale niets aan de gehechtheid van de communisten aan de Sovjetunie. Na de golf van aanhoudingen in juli 1943, die een groot deel van de partijleiding trof, speelde de vertegenwoordiger van de Komintern in Brussel een belangrijke rol bij de reorganisatie van de partij en de vorming van een nieuwe leiding.

De aanhoudingen van juli 1943 hebben voor de partij dramatische gevolgen gehad. Het begon met de arrestatie van drie leidinggevende militanten, waaronder Paul Nothomb. Kort nadien volgde de ene aanhouding na de andere. Nagenoeg de hele top van de KP kwam in Breendonk terecht. Onder hen: Relecom, Van den Boom, Joye en Leemans. De Duitsers stelden hen een ‘wapenstilstand’ voor. Hun leven zou gespaard worden op voorwaarde dat de partizanen hun aanslagen zouden stopzetten. De aanslagen gingen evenwel verder. Wat er in Breendonk precies gebeurd is, is eigenlijk ook nooit duidelijk geweest. In elk geval werden de betrokken KP-leiders na de oorlog op een zijspoor gezet.

Kort na deze crisissituatie moest het OF ook beginnen nadenken over de organisatie van de bevrijding. In de clandestiene ‘Roode Vaan’, kwam dit thema in oktober 1943 voor het eerst aan bod: ‘Zeker, de communisten hebben noch aan hun ideaal, noch aan hun programma verzaakt, doch ze weten dat zij zulks zullen kunnen verwezenlijken. 't Is daarom dat zij met alle ware democraten zullen waken opdat het land democratisch geraadpleegd zou worden en vrijelijk zijn politiek en sociaal statuut zou kunnen kiezen’. Een ander punt dat steeds terugkwam in de KP- én in de OF-pers was de eis tot rechtvaardige bestraffing van de collaborateurs, en die eis werd steeds gekoppeld aan het herstel van de democratische vrijheden.

De bevrijding zelf zagen de communisten als een nationale opstand. Tegelijkertijd zou een algemene staking uitgeroepen worden en het beheer van de gemeenten zou tijdelijk in handen moeten komen van de Bevrijdingscomité's. Zij moesten instaan voor ravitaillering, ordehandhaving en het contact met de geallieerde troepen. De OF-comité's moesten ‘in overeenstemming met onze autoriteiten in Londen’ - aldus een interne richtlijn van december 1943 - de vorming van deze Bevrijdingscomité's voorbereiden. In januari 1944 werd de vorming van de Bevrijdingscomité's concreter uitgewerkt, waarbij: ‘de OFcomité's een beroep konden doen op de bevolking, deze verzamelen in openbare vergaderingen waar de burgemeesters, schepenen en gemeenteraadsleden door de bevolking zelf zouden aangeduid worden, op voorstel van het OF-Bevrijdingscomité’. Deze stellingname stemde hoegenaamd niet overeen met de inzichten van de Belgische regering in Londen. Ook binnen het Nationaal Comité van het OF zorgde deze taakomschrijving voor heel wat onenigheid. Marcel Grégoire b.v. kon ermee niet akkoord gaan.

Onder druk van Londen besloot het OF van de Bevrijdingscomité's af te zien. Toch ging men door met de voorbereidingen van de nationale

[pagina 35]
[p. 35]

opstand. Met die bedoeling waren immers in februari 1944 de Patriottische Milities opgericht, waarvoor de leden in principe buiten de kring van de OF-comité's moesten worden gerecruteerd. In de praktijk was dat niet het geval en waren de PM - waarvan het succes sterk streekgebonden was - vaak gemilitariseerde OF-groepen.

Wanneer begin september 1944 de geallieerde troepen de Belgische grens overschreden, werden de Patriottische Milities van het OF en de partizanen, net als de andere verzetsorganisaties opgeroepen om hen bij te staan. Het grondgebied werd echter zo snel bevrijd dat de verzetsmensen nauwelijks de kans kregen om te doen waar ze al lang op gehoopt hadden: massaal een rechtstreekse confrontatie aangaan met de bezetter. De nationale opstand - zoals het OF en de communisten die hadden gezien - kwam er niet. Voor vele verzetsmensen was dit een ontgoocheling. In het zog van de geallieerde troepen kwam de Belgische regering zeer snel terug in Brussel. De door haar gevreesde moeilijkheden met het verzet kwamen er niet, althans niet onmiddellijk.

De KP was uit de bezetting te voorschijn gekomen als de partij van de gefusilleerden en oefende dan ook mede dankzij de popularitiet van het Rode Leger een grote aantrekkingskracht uit. Dit succes werd meteen haar ondergang. Honderden kaderleden en militanten waren door de nazi's omgebracht of waren psychisch en fysisch aangetast uit de kampen teruggekomen. De meestal jonge, onervaren kaders konden de toevloed van nieuwe leden niet opvangen. Van de samenwerking tussen de communisten en de andere verzetsmensen uit het OF bleef al kort na de bevrijding niet veel meer over.

Het programma van de KP was te eenzijdig op haar verzetsverleden gericht. Dit bracht haar bij de verkiezingen van 1946 nog wel 23 zetels op, maar voor de concrete noden van het ogenblik had ze niet meteen een oplossing klaar die de kiezers aansprak. Tot de achteruitgang van de KP droeg vanzelfsprekend ook de Koude Oorlog bij. In 1952 hield de KP nog 12 zetels over en in 1958 nog 2.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken