Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een onwaerdeerlycke vrouw. Brieven en verzen van en aan Maria Tesselschade (1918)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een onwaerdeerlycke vrouw. Brieven en verzen van en aan Maria Tesselschade
Afbeelding van Een onwaerdeerlycke vrouw. Brieven en verzen van en aan Maria TesselschadeToon afbeelding van titelpagina van Een onwaerdeerlycke vrouw. Brieven en verzen van en aan Maria Tesselschade

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.22 MB)

Scans (14.62 MB)

ebook (3.54 MB)

XML (0.91 MB)

tekstbestand






Editeur

J.A. Worp



Genre

proza
poëzie

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/brieven
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een onwaerdeerlycke vrouw. Brieven en verzen van en aan Maria Tesselschade

(1918)–Maria Tesselschade Roemer Visschersdr–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 67]
[p. 67]

III. Elck syn waerom.
Tesselschade.

[pagina 69]
[p. 69]

Brief van Hooft.

Hooft aan TesselschadeGa naar voetnoot1).

Mejoffr.e

De wijsen gebieden verliesbaer goedt loshartigh te lieven, ende 't verlooren zonder bedroeven over te zettenGa naar voetnoot2) Tot houden van 't eerste gebod heb ick altoos zoo weenigh wils gehadt, dat het my billijck aen macht mangelt, om het tweede te volghen. Die noit anders dan spelden en spijkers opzocht, om, 't geen hy beminde, naghelvast in zijn herte te maeken, hoe kan 't hem daer af gescheurt worden, zonder ongeneeslijke reeten te laeten? Die gewoon was, zelfs de geringste gunsten en begaeftheden van de geene, die hy opperlijk bezint hieltGa naar voetnoot3) wt te schilderen, en die beelden in sijnen binnenborst als een kappelle te metsenGa naar voetnoot4), hoe kan hy zonder mistroostigheit zich zien verlaeten van zijnen oppersten toeverlaet naest God? Evenwel heb ick het geloof niet, dat droefheidt deughd is, of kante my met stijfzinnigheidt tegens allen troost. Te zeer zoude my wroeghen d'ongehoorsaemheidt jegens de geene, die, onder haer wterste wille, my de verquikking mijns gemoedts zoo ernstelijk bevolen heeft. Ick en zoek de rouw niet, maer zy weet my te vinden. Dujsendt en dujsendt dingen daeghs haelen mijn schaede op, en meeten ze ten breedsten wt. Dat de wterlijke zinnen in 't gedacht draeghen, moet 'er nootlijk plaets grijpen. Terwijl men op leedt peinst, is de troost vergeten. Want niemandt kan meer dan een ding t'evens denken. Dit's een groot mangel in den menschelijken aerdt, alhoewel de snelheidt der gedachten ten deele de schaede boet, ver-

[pagina 70]
[p. 70]

drijvende het eene gedacht het ander, dat het wtslujten kon. Die fraeye meesters van de konst der heughenisse, eere zoud' ick hun geeven, konden zy ons de vergetelheidt leeren. Neen ook. Zoo waerd is my het vieren van de gedachtenis der verloorene edelheidt, dat ick eerder wenschte meer te lijden, dan haerder niet gedachtigh te zijn. Oft ick in verlies van overlieve kinderen door rauwe verovert ben, is U E bekent. Want afbrek van haeve, alhoewel wt de kerf gaende, weet U E dat mijn vroolijkheidt njet wt haeren tredt deed gaen. Die Seneca, zoo fier tegens de wederspoedt, hoort men eens kleen zingen, als hy, op Corsica gebannen, den vryeling Polybius smeektGa naar voetnoot1). De Gascoensche wijze man, zoo waenloos, zoo oordeelvast (heb ick eenigh oordeel) dunkt dat er geen zon voor hem opgaet, sedert den ondergang van zijnen Estienne de la BoëtieGa naar voetnoot2). U E vergeve dan aen mijn gemoedt de verslaeghenheit, dat op veel nae niet, gelijk die helden, verzien is met kraft van vernuft, oft waepen van geleertheit, en verbidde t' mijnen troost die goedertieren God, die

Mejoffre,

met alle genoeghen opvulle U E en haeren waerden gemael, aen de welke sich van heeler harte gebiedt

U E verplichte dienstw.e P.C. Hooft.

Van den Hujse te Mujden, den 6en Julij a. 1624.

[pagina 71]
[p. 71]

Brief van Tesselscha Roemers.

Tesselschade aan HooftGa naar voetnoot1).

Mijn Heere,

Nae dat ick verheertGa naar voetnoot2) ben door kraftiger gedachten als de wel voegende beleeftheyt heeft konen wederstaen, so derff ick wenschen, dat in my soo veel her leeven als in ue versterven moegen (soo ghy 't my waerdich acht) de salige duechder van onse patrona, die de aert te lang onwaerdich genoeten heeft, ende nu onlangs eerst nae waerdy ten Heemelschen troon verheeuen is, daerse overlang al hadde tuijs behoort, ende ons onthantGa naar voetnoot3) te weesen. Ick hebbe met meerder leetweesen uwen Rouw vernoemen, die welcke ick met drift van droeffenische gevoele, en nochtans niet van ue geloeven kan. Wel hoe, mijn heere, ghy die soo veel voorraet van stanthaftige wijsheyt hebt op gedaen, zoudt ghy noch wel konen elendich gemaeckt werden door wareltlycke nootsaeckelykheyt. ick bid ue te beantwoorden dese mijne moeyelijkheyt, soo sal ick blyven

ue dienst verbonden vrindinne

Tesselscha Roemers.

Zoo 't ue belieft te schryven, myn broederGa naar voetnoot4) sal dien wel bestellen met een van syn brieven, die hy daer om sal maecken.

 

Adres: Aen myn Heere || myn Heere P.C. Hooft || ten Huyse || van || Muyden.

[pagina 72]
[p. 72]

Brieven van Hooft.

Hooft aan TesselschadeGa naar voetnoot1).

Ill.re Signora, mia Osser.ma,

Dovendosi hoggidi dar principio alla lettura del TacitoGa naar voetnoot2) in casa Sr ConradiGa naar voetnoot3), supplicho V.S. sia servita di farmi tenere quelle mie tradottioni del detto autore, che la havra fornito di leggere. Lequali in ogni modo non stimo che vi possuno piu servire di nulla. Et se pur V.S. desiderasse di rivederle un' altra voltà, saranno ogni hora al suo commando. In tanto le offerisco colla presente l'HecubaGa naar voetnoot4) mandatami hieri dal Vanden Vondel, sopra alla quale me tarda assai d'intendere la censura del pulitissimo giudicio vestro. Il che sará alla prossima visita. Facia donche la gratia Iddio, che conserui sempre nel calmo d'honore et prosperità V.S., alla quale humilmente raccommandandomi baccio riverente la degna mano, et me l'enchino,

Ill.re signora mia Osser.ma,

Alli 24 di Novembre 1625.

Di V.S. Ill.re Devotimo servitore, P.C. Hooft.

[pagina 73]
[p. 73]

Hooft aan TesselschadeGa naar voetnoot1).

Illtre Signa et P.rona mia osservma,

Poiche la sorte, per la mia portenza vicina, m'invidia il potere offerire di mano proprio alla S.V. il mio BaetoGa naar voetnoot2), mi para il dovere della mia servitù verso lei richiegga, et la gentilezza del cuore di V.S. tanto pronta a scusare gli falli miei, mi porga l'ardire di farle l'offerta della detta Tragedia per mezzo della presente. S'il rilevato vostro ingegno si degnero dalle volte di mirar tant' a basso, come sarà di leggerne qualche verso, potra vantarsi quel povro principeGa naar voetnoot3) d'hauer incontrato nella miseria del suo essiglio il colmo di gloria et felicità. Il quale Iddio conceda a V.S. come lo pregho di devoto cuore, et bacciandola riverente la bella et degna mano mi rimango,

Di V.S. Illre. Il piu humil servitore.

[pagina 74]
[p. 74]

Gedicht van Huygens.

'Tspoock te Muyden, daer ick sliep in Graef Floris de Ves gevang-kamerGa naar voetnoot1).

 
Tesselscha, die lijden kondt
 
‘Tsott gerammel van mijn’ mond,
 
Selver als mij dunck ick stamer;Ga naar voetnoot3
 
Hoort, het spoockt in dese kamer.
5[regelnummer]
Kont ghij 't lijden? jae, ghij moet;
 
'T spoockter, maer in mijn gemoed.
 
Swanger-hoofdigh van gedachten
 
Over 'tweder-sijds verkrachten
 
Vanden meester en den knechtGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Bey ten vuylsten aengerecht,Ga naar voetnoot10
 
Kruyp ick tusschen dese lakens,
 
Daer ick menigh' ure wakens
 
Hanghe aenden overslaghGa naar voetnoot13
 
Wie men schuldigst keuren magh,
15[regelnummer]
Of den terger, of den wreker,
 
Of den echten-bande-breker,
 
Of den breker van sijn' trouw
 
Tegen 's lands Heer, om een' vrouw.
 
'Ksie den Graef hier liggen vloecken,
20[regelnummer]
'Ksie hem kruypen door de hoecken.
 
Van sijn omgetuymelt hert,Ga naar voetnoot21
 
‘Ksie hem smelten in sijn’ smert.
 
'Ksie hem zitteren van boosheidt,Ga naar voetnoot23
 
'Ksie hem allerhande loosheidt,
25[regelnummer]
Schrapen bij den anderen,Ga naar voetnoot25
 
Honderd mael veranderen,
 
Vande balcken tot haer' daken,
 
Vanden hoosband tot het laken,Ga naar voetnoot28
 
Vande venster tot de deur
[pagina 75]
[p. 75]
30[regelnummer]
En verwerren in de keur,
 
Sluijter Gerrit hoor ick buytenGa naar voetnoot31
 
Woelen dat mijn' ooren tuyten,
 
'Khoor hem stomm'len door den nacht,
 
'Khoor hem rasen aen de wacht,
35[regelnummer]
'Khoor hem kijven op de flauwe,
 
Reden eischen van de lauwe,
 
Bijstand van de moedigste,
 
Wrake van de bloedigste;
 
'Khoor hem roepen; lustigh, Vader,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Lustigh, Neeff, 't is geen verraderGa naar voetnoot40
 
Die het luck bij 'thare vatt,Ga naar voetnoot41
 
Daer 't een ander is te gladd;
 
'Khoorse loopen met hun allen
 
Opde doen-al-oude wallen,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
'Khoor se luystren naer een spie,
 
Die weet hoe, en waar, en wie,
 
Hoeveel Kermers, hoe veel Vriesen,Ga naar voetnoot47
 
Hoe veel lands-luy vande biesen,
 
Waterlanders, op het Y
50[regelnummer]
Vallen over 's Graven zij;Ga naar voetnoot50
 
'Ksie hem op soo swaren tijding
 
Met een masker van verblijding
 
Treden voor des Graven stoel
 
En hem rucken naerden poel,
55[regelnummer]
Die het edel bloed most smetten,Ga naar voetnoot55
 
Doe 't de vlucht niet kon beletten
 
'Ksie. Wat sie ick achter dit?
 
'Ksie de Sonn, de muren witt,
 
'Ksie de schaduwen verdweenen,
60[regelnummer]
Die my vleesch en beenen scheenen,
 
'Ksie myn selven, en mijn' schroom
 
Even ijdel als mijn droom.
 
Wie sal 't evenwel ontkennen
 
En mijn' seggens-eer niet schennen?
[pagina 76]
[p. 76]
65[regelnummer]
Tesselschade, 'tspoockter wat.
 
Vraegt ghij mij, hoe veel is dat?
 
'Tis soo veel, als oude minnenGa naar voetnoot67-70
 
Door verrotte of dorre sinnen
 
Sou doen sweeren dat het Spoock
70[regelnummer]
Vrij wat meer is dan een roock;
 
'T is soo veel als huys en hoevenGa naar voetnoot71, 72
 
Huerlingen sou doen behoeven,
 
Daer het volckjen, soo gewoon,Ga naar voetnoot73
 
Lichter dwaelt dan daer ick woon.
75[regelnummer]
Mochten ghij en ick eens richten,Ga naar voetnoot75
 
Daer des duyvels koers soo licht, en
 
Menschen van soo laegen trapp
 
Voor den hencker raken schrapp!Ga naar voetnoot78
 
'Kmeen ons vonnis soude wesen,
80[regelnummer]
All uw spoocken is uw vreesen.
 
Kont ghij 't vatten? Neen. Gij moet;
 
'Tspoockter, maer in uw gemoed.

FebricitansGa naar voetnoot1), 9o Iul.

1626. Hagae.

Constanter.

Brieven van Hooft.

Hooft aan TesselschadeGa naar voetnoot2).

Me Joffr.e

Wij bedanken V E voor het bijzettenGa naar voetnoot3) uwer borst van gitteGa naar voetnoot4), die houdende voor een Hieroglyphike oft heilighletter ende zinnebeeldt van het deel, dat wij hebben ende hoopen te houden aen

[pagina 77]
[p. 77]

d'andre, daer zoo goede ende groote wenschen ujt komen. Wij zienze niet beter te vergelden, als met beede tot V E, dat ons de eere geschiede van 't kindt te heffenGa naar voetnoot1), dat het V E zoo zujr maekt, ende tot God, dat hij V E aen 't selve zoo veele vreughde laete beleeven tot belooninge dier smarte, als alle deughden ende fraeijigheden van een' gewenschte vrucht ter borste van een' beminnende moeder, in veele jaeren, konnen inneboesemen, laetende deselve met den H V E gemael den zelven in genaede bevolen, nevens wel hartelijke groete ende gebiedenis,

Me Joffr.e van

U E. verplichte dienstw.e P.C. Hooft.

 

Adres: Aen me Joffr.e || Me Joffrouwe Tesselscha || Visschers, Hujsvrouwe van || Sr Allart Krombalgh, || in de Koorenstraet, || tot || Alkmaer. || is betaelt.

Hooft aan TesselschadeGa naar voetnoot2).

Me Joffre,

Het schijnt dat de dochter, die wij VE zaeghen tot Mujden hebbenGa naar voetnoot3), VE zoo wel voeghde, dat mijne hujsvrouwe, kort beraedt goedt beraedt, haer daernae zette, om binnen ontrent acht daeghen nae onze overkoomste alhier, mij gelijke vrucht in de lujeren te schotelenGa naar voetnoot4), ende dat jck met het over winnen van 't spraekeloos kindt mijne spraekelijkheit verlooren heb. Nu koomt (recht anders ging 't den zoon von CresusGa naar voetnoot5) de blijschap, ende snijt mijne pen vanden tongriem, om VE toe te roepen de goede maere vanden H. Ridder

[pagina 78]
[p. 78]

Reael, daer nu geen maerGa naar voetnoot1) meer aen en is. Want zijne Ed. Gestr. schrijft mij vanden 14en Feb. wt Hamburgh, dat hij aldaer was aengekomen, om een schip oft twee van oorloghe te verbejden te zijner herwaerts coomste, nochte der fortujne, bij dewelke hij in 't quaede blaetjen schijnt te staen, ende onder 't getal vande deughdsaeme, die haeren haet verdienen, echter zoo schoon een spel te geven. Zijne Ed. Gestr. verblijt zich van eenmael, als wt de helle ontkomen te zijn:

 
Regemque tremendum
 
Nesciaque humanis precibus mitescere cordaGa naar voetnoot2).
 
 
 
Den vreesselijken vorst, en zielen ongedwee,
 
Met ooren altijds dicht voor menschelijke beê.

Ik weet dat V E de adren rijsen zullen door deze zijne verrijsenis. Voor mij, het verlangen dubbeltGa naar voetnoot3) zijnen draf, ende veeght met den voerman heenGa naar voetnoot4), nu 't de lucht vande stal zijner wenschen in den neus krijght, ende schiet tusschen elken avont ende morghen een geheele maendt in. Ach, dat mijne hoop maer geen schipbreuk en lijde, als zij in Tessel in zal zijn, ende dat onze gebeden, die hem ten toppe van eeren opheffen, hem maer voor ons niet weghenwerpen, ende zoo diep in de bekommering van landtzaken, dat het ons jaren hangelensGa naar voetnoot5) koste, eer men eens kan hoekGa naar voetnoot6) hebben aen een half wrtjen van zijn geselschap! Ik vertrouw een beter. Maer hoe dickwils blinddoeckt ons de onwetenheit van Midas, dien 't aen kennis gebrak om zijn gebedt wel te bewoorden?Ga naar voetnoot7) Help bidden evenwel, dat het schiprijkste ende strijdbaerste volk ter zee aen eenen vroomen ammirael ende hooft met hart en harssen geraeke. En zoudt gij niet? Ick heb mijnen swaegher den wachtmeesterGa naar voetnoot8) wel voor V E broederGa naar voetnoot9) gebeden, die jck meene, dat men maer wat op den dujm zal kloppen, om ze zoo plat te maeken, datse tot een stopsel in zijnen mondt zal passen. Maer vierigher gebedt stort jck voer de welvaert van V E ende V E beminden man met Tetjen ende Tesselschae, die

[pagina 79]
[p. 79]

God alsaemen in eere [en] voorspoedt bewaere, nae de hartelijke groete ende gebiedenisse van

VE Verplichten dienstwen. P.C. Hooft.

Ujt Amsterdam, den 7en Maerte 1629.

 

Adres: Aen me Joffre. || Me Joffrouwe Tesselschae || Visschers Hujsvrouwe van || Sr. Allart Crombalgh, inde || Sinte Magdaleenen straet, || tot || Alkmaer || loont.

Gedicht van Tesselschade.

Grafschrift van Mr. Pieter van VeenGa naar voetnoot1).

 
Die 't leven gaf, met zijn penseel,
 
Aen menigh konstigh tafereel,
 
Die 't leven nam, aen twist bij twist,
 
Met rechtsgeleerde pen' geslist,
5[regelnummer]
En zoo met lujden leven kon,
 
Dat hij de strafste harten won,
 
Leidt levenloos alhier gekist.

(Tesselschade).

[pagina 80]
[p. 80]

Brief van Hooft aan Tesselschade.Ga naar voetnoot1)

Me Joffr.e

Mijn verdrooghde rijmpen is, deez daeghen, een groenigheitGa naar voetnoot2) over, ende daer van gekomen, 't geen VE hier bij ontfangtGa naar voetnoot3). Indien 't het beste maxelGa naar voetnoot4) niet en is, laet het VE niet nieuw geeven. Want behalve dat jck nojt mijn heele werk maekte van dichten, gelijk schierGa naar voetnoot5) dient te doen, die nae volmaektheit tracht, zoo heb jk 's mij nu in zoo lange niet onderwonden, dat jck haest waende dit deel der werelt gestorven te wezen. Maer 't gaet mij (acharme!) als de vrouwen, die denken haer krujs van 't kinderen te kerke gebraght te hebben, ende weder mal worden in haer ouwde daeghen. 'T welk mij doet duchten, dat jck deze quael in mijn graf sal voeren, ende misselijk waer maeken 't zeggen van eenen Latijn, dat jck onlanx nae, oft viellichtGa naar voetnoot6) verbij gekujert heb, aldus deunende:

 
Tot rijmzucht is geen raedt. Dat seer is veel te snoodt.
 
Een dichter zeven jaer moet dichten nae zijn doodtGa naar voetnoot7).

Maer als er geen beternis te wachten staet, is 't tijdt om den zieketrooster te loopen. Aij lieve, verdient ghij dat geldt, 't welk geschieden zal, indien VE met eenigh gedicht mij te zenden, bewijst vande zelve quaele niet heel genezen te zijn. Want het is geen kleene troost gezelschap in zijn' ellende te hebben. Maer, dit wel ujtgezeidtGa naar voetnoot8), wort VE ende mijn' Heere uwen man, met alle de haere, nevens hartlijke groetenis, alle goedt gewenscht,

Me Juffr.e van

VE. Gans dienstwillighen P.C. Hooft.

Ujt Amsterdam. 20 Feb. 1630.

 

Adres: Aen me Joffr.e || Me Joffrouwe Tesselschae || Roemer Visschers || Hujsvrouwe || vanden H. Allert Crombalgh, || tot || Alkmaer.

[pagina 81]
[p. 81]

Antwoort van TesselschadeGa naar voetnoot1

op de Vraag van de Amsterdamsche Academie.

 
De beste tong die stemmen smeede,
 
Zong gode loff, den menschen vreede.
 
Die swygen meest haer deucht betoont,
 
Is die met vier d'Apostels kro[o]nt.
5[regelnummer]
De snoodste op aerde deed de menschen
 
Van godts verborgen wysheyt wenschen.
 
De booste sprack in 't Heemelryck:
 
Mijn macht sy d'hooghste macht gelyck.
 
In hun sticht god zyn heerschappyen,
10[regelnummer]
Die met het doen 't gelooff belyen.
 
Schyn, als een Droch en dwael licht, lejdt
 
Wie dat haer volght ter duysterhejt.
 
De vrome zielen te belaegen,
 
Kan Hollants zachte grondt niet dragen.
15[regelnummer]
De Roomsche geus het smekent blad,Ga naar voetnoot15
 
Tot Brussel, ondertekent had,
[pagina 82]
[p. 82]
 
Soo wel als d'ander, en versochter
 
'S lants vryheyt bij aen 's Kaizars dochter.Ga naar voetnoot18
 
Den muijter, die gerustheyt haet,
20[regelnummer]
Looft altyt een geschickte staet.
 
Daer d'eene burger 's anders mujren
 
Bestormt, die stadt en kan niet dujren.
 
Geen aerdsche god, off hy wordt by
 
Een Eedt verknocht: meer schuttery.Ga naar voetnoot24
27[regelnummer]
Wat leeraers ook dien bant ontlitsen,Ga naar voetnoot25
 
Die kerven 't snoer der zeeven flitsen.Ga naar voetnoot26

Elck zyn WaeromGa naar voetnoot1).

 

Adres: Aen Sr Joost vande || Vondeln, woonende in de trouw in de Warmestrat || om te bestellen aen myn Heere De Heere Hooft || Drossart tot Muyden. || port.

Brief van Hooft.

Hooft aan TesselschadeGa naar voetnoot2).

Mejoffre.

Als jck nae de prijs vande Academje staen wilde, jck zoude staende houden, dat de beste tong is die van Joffre. Tesselschaes pen. Want haer ujtspraek heeft niet alleen mij wel gevallen, maer mijne liefste Helionora zoo wel gesmaekt, dat ze door die lekkernije, tot haere eerste liefde ter poësie bekoort zijnde, ernstelijk op mij verzocht heeft, jck zoude dat gedicht doch ujtschrijven, 't welk 't eerst is, dat zij mij zulx in alle haer leven geverght heeft. Zij verlangt zeer nae U E jeghenwoordigheit, ende alzoo wij rekening maken in ['t] eerst van Juny de vrienden vande Beverwijk te verzoeken, zijn ook in meeninge van alsdan U E met eenen bij te koomen, mits dat U E gelieve ons de eere te belooven van met ons nae Mujden te trekken, ende te zien oft dat gewest stof tot festoenen zal ujtleveren. Mijne

[pagina 83]
[p. 83]

Huisvrouwe verzoekt hartelijk nevens mij, dat ons deze bede niet geweighert werde, maer U E gelieve haere zaeken daernae te schikken. Het bijgaende antwoort op de vraeghe kan U E, zoo betutteltGa naar voetnoot1) als 't nu is, in 't net stellen, ende beslooten aende Akademie overzenden, oft aen U E zuster, om aldaer ingelevert te werden. De roemer, verstae jck, zal door haer handt gesneeden werden, ende misschien zucht tot de vrienden hebben, om niet ujt het geslaght van Roemer te gaen. Wij gebieden ons bejde aen U E ende mijn' Heer U E man, die God met alle de uwe in eere ende voorspoed altijds bewaere, nae wensch,

Me Joffre.

van

Ujt Amsterdam, 10 Apr. 1630.

UE gansch dienstw.en P.C. Hooft.

 

Adres: Aen me Joffrouwe, || Me Joffre. Tesselscha || Roemer Visschers, Huis vrouwe van Sr. Allart || van Crombalgh, inde || Langestraet, || tot || Alkmaer. || Loont.

Uit een brief van Hooft aan Huygens, van 29 Sept. 1630.Ga naar voetnoot2)

Gelijk een swangere vrouw, die haeren mondt op een glas lekkeren wijns gemaekt hadGa naar voetnoot3). dat haer tegens de tanden aen stukken gesmeetenGa naar voetnoot4) wort, oft als een alchijmist, dien een werk van zeven jaeren, ende 't grontzap van een' grondelooze hoop om zijn ooren springt, zoo stond ick, mits het schielijk doorreizen zijner Vorstl. Doorl. ende uwer Ed.Ga naar voetnoot5) voor 't hooft geslaeghen, ziende teleurgestelt de lust, die ick mij, uit d'eere uwer jeghenwoordigheit,

[pagina 84]
[p. 84]

had toegeleghtGa naar voetnoot1). De busschietersGa naar voetnoot2) waeren ontboden, de speelende gezellenGa naar voetnoot3) besproken, om onder 't schaffen der spijze ook eenige kluchten aen te rechtenGa naar voetnoot4). Tesseltjen en Joffrouw FranciscaGa naar voetnoot5) had ick in waerdtgelt,Ga naar voetnoot6) om ten eersten tromslaghe op te zijn, haere keelen veirdigh ende de loopplaets hier te hebben. Wij dreighden de heele zaal met festoenen van fruit en loveren te sieren, ende zoud' der U Ed. misschien van levende braessems, karpers, snoekken, baerzen en botten doorvlochten met groen slijm, kroost ende andere waterruighte,Ga naar voetnoot7) gezien hebben. Mr. DirkGa naar voetnoot8), uitnemend orghelist ende zoon van Mr. Jan SweelingGa naar voetnoot9), quam een uir oft twee te laet, om de klavesim te roeren. Al wintvangGa naar voetnoot10), wil U Ed. zeggen. Ook isser de windt meê deur en laet ons suffigh zitten naekijken.

Fragment van een brief van Tesselschade aan HooftGa naar voetnoot11).

Haar pas geboren dochtertje is gestorven; het zou Magdalena hebben geheeten. ‘Ick had het soo geerne behouden, ook om door haer naem aen mijne MoeiGa naar voetnoot12) te denken, die ik niet gekend heb’.

April 1631Ga naar voetnoot13).

[pagina 85]
[p. 85]

Uit een brief van Hooft aan Baak, van 10 Aug. 1631Ga naar voetnoot1).

Wij hebben hier Joffr.e Tesselschae, ende verwachten daerbij de Fransche nachtegael, dat is Joffr.e Francesca Duartes. Op deeze keeltjens noodigh jck eenighe ooren, op éénen dag ujt en 'thujs, te weeten tegens woonsdagh naestkomende. D' ingeslooten aen den Heere ReaelGa naar voetnoot2) is daer toe dienende, gelijk deze aan U E ende Joffr.ema soeur vruntlijk te versoeken, gelieve ons, nevens zijn' Ed. Gestr., die eere te doen, van alsdan hier mede te verschijnen. Waerop wij morghen een gunstigh antwoort zullen verwachten.

Brieven van Hooft.

Hooft aan TesselschadeGa naar voetnoot3).

Me Joffr.e

V E heeft tot noch toe, met haer keel, de minnende harten in 't vier, menschen en dieren op aerde, de voghelen in de lucht verheught. Nu zij ook de visschen in 't water weet t'onthaelen, en hen te doen hoverenGa naar voetnoot4), moet jck bekennen, datze is a tout faire, ende goedt voor alle elementen. Joffrouw Duarte zal mij vergeven, dat jck d'uwe voortaen boven de haere stel, gemerkt haere miltheit zoo verre niet en gaet, als 't water diep is, en d'uwe strekt tot den gront der zee. Ick heb, sedert den ontfang van V E brief onverduldelijkGa naar voetnoot5) nae den haeren, dien V E beloofde, gehongert, om te zien wat stof van dankzegging haere E rijke geest zal weeten te vinden, daer der geen' en is. Want wij anderen hebben niet dan 't logge lijf, V E ende de haere de ziel van 't gezelschap verstrekt. Joffrouw Susanne moght V E dit jaer de reiz' wel schuldigh blijvenGa naar voetnoot6), bij gebrek van geleghenheit, maer verlangt, met al haer hart, nae 't toekomende, zich belovende

[pagina 86]
[p. 86]

dat V E haer' troonij op papier zal doen leven, gelijk V E haer heeft toegezeidt. Ondertussen hoop jck, dat V E mijnen laesten ontfangen heeft, met de munte die daer in was, tot betalinge van 't stuk dat V E onder de meestres heeft, ende 't lijnwaet door Joffr.e Susanne gehaeventGa naar voetnoot1), Want jck had het al eenighe daeghen voor den ontfang vanden uwen van hier gezonden. Wij gebieden ons zeer aen Joffr.e Duarte, V E man, ende Monsr SammerGa naar voetnoot2), dezelve met alle, die V E lief zijn Gode bevelende, blijvende altoos,

Mê Joffr.e

V E Verplichte dienstwe vriendt P.C. HooftGa naar voetnoot3).

 

Adres: als boven.

Hooft aan TesselschadeGa naar voetnoot4).

Me Joffr.e

De schilder heeft, nae 't zeggen van meest alleman, mijn' schoondochterGa naar voetnoot5) te leelijk gemaelt. Evenwel dit kan zij lijden, maer qualijk zonder klaeghen overzettenGa naar voetnoot6), dat V E haer (meent ze) in 't ontfangen gedichtGa naar voetnoot7) schoonder gemaakt heeft, als 't wezen ujtwijst, ende dan zij V E lijnwaedt had konnen kuischenGa naar voetnoot8). Doch oordeelende, dat het niet dan V E goede geneghenheit te wijten staet, wil zij dit ongelijk in suiker opneemen, en denkt:

 
Wie zoud zich stoorenGa naar voetnoot9)
 
Te zijn bemindt.

Ook vindt zy zich hooghlijk gehouden inGa naar voetnoot10 de rijmen haer toegeeighent, dan haer kas verre ten achteren, om inde zelve maat te betaelen. Groote benautheit ist, een rijk hart en een' beroojde borze, om zijn' schulden te voldoen. Maer al is haer dit van 't Lot geweighert, echter kon zij zich niet onthouden, van haere dankbaarheid, met eenighe geringe erkentenis, te betoonen. Dies zeindt hier bij zeker

[pagina 87]
[p. 87]

queevleeschGa naar voetnoot1), onlanx toegestelt. Arme wisselGa naar voetnoot2), zeit ze, vleesch om geest! maer neemt gedult, op vertrouwen, dat V E gelijke gewoon zijn, de wil voor 't werk aen te neemen. Zonder dat ook, al de werelt moest achter ujt vaeren. Maer dezelve staende te houden, is V E meerder eere; waerin God V E staende houde, nae wensch,

Me Joffr.e van

V E verplichtten dienstw.en P.C. Hooft.

Ujt Amsterdam, j Novemb. 1631.

 

Adres: als boven.

Hooft aan TesselschadeGa naar voetnoot3).

Me Joffr.e

Wij hadden wel behoort stip op onze uire te passen, met V E te bezoeken, maer de bruiloftgang heeft zoo veel toereedens aen, dat het eenen licht ujt zijn' gissing gaet. 'T Was een groote Eclipsis voor mijn SusekenGa naar voetnoot4), in plaets van V E aenschijn andere troonijen te vinden, daer 't haer niet lang in en luste te starrekijken. Niettemin zij had vertrouwt, dat de wederliefde zoo koel niet geweest waer, oft V E en zoude haer 's andren daeghs dat verzoek betaelt hebben, ende ons een vischjen helpen eeten. Maar (ach arme!) een ongeluk komt zelden alleen. Zij was V E quijt, en had het naekijken, min nocht meer als Psijche, als haer vrijer een' glippert maekteGa naar voetnoot5). Nu quijnt en steent d'arme tortelduif, beweenende haer' verlaetene eenzaemheit, ende kan aen CoriscaGa naar voetnoot6) geen volslaeghen ongelijk geven, die een gasthuisGa naar voetnoot7) van haer hart maekte, om zich aen 't vlotgras te houdenGa naar voetnoot8), als haer de wal ontging. Maer 't magh haer een' leer zijn, dat ze zich hoede op vrijers te verslingeren, die, nae 't

[pagina 88]
[p. 88]

zeggen van haer sede, de meisjens in wispeltuirigheit noch verre de loef afsteken. Had zij ook ten minsten een Crommetjen om den tijdt meê te korten, zoo moght zij haer droefheit noch ten deele vergeten. Nu laet ghij haer hier bedrukt en troosteloos zitten. Zij en is nochtans geen MedeaGa naar voetnoot1), om V E Teetjen te verscheuren, nocht DidoGa naar voetnoot2), om V E op de bouten van uw MaryeGa naar voetnoot3) te gast te nooden; maer een zoetemelx hartjen, dat al zijn leedt met sujker wreekt. Hier nevens gaet een kisjen vol. Zoo veel beetjens alsje daarin bijt, zoo veel kusjens, zal zij zich inbeelden 't ontfangen, ende laet V E op die zoete hoope, gelijk wij mede doen, met alle die V E lief zijn, Gode bevolen; blijvende,

Me Joffr.e

V E Toegeneghen dienst.e P.C. Hooft.

De soldaet, die mij van V E bevolen wort, heeft mij, meen jck, gesproken, ende verlof, ten aenzien van zoo veele kinderen, om tot Alkmaer te blijven tot Maj toe; daer nae dagh en raedt.

Ujt Amsterdam, 18

Febr. 1632.

 

Adres: als boven.

Hooft aan TesselschadeGa naar voetnoot4)

Me Joffr.e

De roê maakt goê kinderen, gelijk V E ziet, mits jck mij gae beteren met schrijven, nae 't laeste kijven, dat jck van haer gehoort heb. Want deze is alleenlijk om dat te bewijzen, ende niet om V E van onze koomste te waarschouwen. Wij hadden 'er wel onzen mondt op gemaektGa naar voetnoot5), tegens deze ingaende week. Maer wat daeghen hebben wy alledaeghs? Wie zagh Sint Jan ojt zoo verkleumt in 't landt koomen? Hij moet zijn tijdt vergistGa naar voetnoot6) hebbenGa naar voetnoot7) oft doen 't van

[pagina 89]
[p. 89]

hoovaerdij om ten minsten Kersmis in koude en guirigheit te gelijken. Het weder schijnt blutsch van zoomers te zijn en dat wij voortaen niet dan winters aen hem in 't vat hebben. Ujt wat hoek dat de windt ook waejt, geen' warmte komt er over. Jck erbarme mij over onze arme pruimen, die niet een zonneschijn gebeurenGa naar voetnoot1) magh. Wanneer zal 't eens zijn, dat wij die rijpe geeltjes met haeren waes onder de blaeuwe van Damasco zullen zien ujtsteken, als starren aen haeren hemel? Ick waetertande 'r nu meer nae, dan als jckze in 't oogh heb, en slaght Homerus in dit stuk, die 't levendighste gezicht had, doe hij blindt was, ende door 't verlangen nae de verwen en maxels der dingen, d'innerlijke verbeelding derzelve schijnt gesterkt te hebben. Ick hoorde weleer, datje kunsjes kondt. Jst waer, zoo spreekt een hoogh tooverwoordt, ende, doende meer als Circe, steekt het weder in een ander bakhujsGa naar voetnoot2). Oft zoo V E ooghen zonnen zijn, gelijk de vrijers plaghten te swerenGa naar voetnoot3), zeinter ons een over tot gelejde derwaerts aen. Oft planter een inde Beverwijk, om Joffr.e Tols ujt te lokken, die ook tegen geen' koude en magh, al isze beter gedost met vlees en vet, dan wij zijn,

Mê Joffr.e

V E Verplichte dienstw.e P.C. Hooft en H. Hellemans.

Ter vlucht, ujt mijn Toorentjen, 27 Junij 1632.

 

Adres: als boven.

Hooft aan TesselschadeGa naar voetnoot4).

Me Joffr.e

Wat drommel voor liefkruidtGa naar voetnoot5) heeft V E mijn Suseken ingegeven, dat haer zoo doet quynen, en jookenGa naar voetnoot6) nae V E jeghenwoordigheit? 'T meisje heeft het heele hoofdt vol Tesselschaes, ende droomt bij lichten dagh van de genoote vriendtschappen, lekkende

[pagina 90]
[p. 90]

haere vingeren nae den hooning van U E lieflijkheit. Jck begin Huighens ujt zijn' deerGa naar voetnoot1) te zetten, ende voor vol aan te neemen dat ghij toveren kunt, oft ten minsten eenighe kunsjens, die wat meer in hebben als een ijdele hairringGa naar voetnoot2). Om zich eenighzins te verlichten van den brandt dezer koortse, heeft zij zich wat minnebloedts af laeten tappen, en zeindt het hier by, tot een schenkaedje.Ga naar voetnoot3) Arme sloof, die hier door lichtenisGa naar voetnoot4) meent te krijghen. Z' is op den verkeerden wegh. Die van tovery genezen wil, moet zelf bloedt van de kol hebben. Kan ick haer dat dietsch maeken, zoo vreest vrij onder haer lippen te komen. Want zij zullen V E zoo nijpen, dat 'er 't roode sweet nae volght. Ten minsten zuight zy er een scharlake plekje keel meê. 'K wedde dat dat helpen zal, ende wenschte daerom V E hoe eer hoe liever hier. Maer om niet te vinningh een spel te drijven, waer goedt, dat wij een pleister van prujmen op het zeer lejden, ende die weeten van geen rijp worden voor over acht daeghen. Bidden dan, dat V E niet in de naeste, maer in 't eerst vande week daer aen, naemelijk met den herfst, over koome, om haere guirigheit, met de zoete melk van U E hart, wat te smijdighenGa naar voetnoot5). Zoo zullen wij 't berGa naar voetnoot6) van September niet voelen, dat zoo zeer nae den winter smaekt, dien hij in den mondt heeft. Zijn eerste dagh is een woensdagh, 't welk jck zeg, ujt zorghe dat 'er t' Alkmaer geen' almanakken zijn. U E kieze dien tot het aenveirden der rejze, oft een etmael oft twee te vooren, nae haere beste geleghenheit, maer wij dienden 't te weeten. Ende ons daer toe verlaetendeGa naar voetnoot7), zullen V E, met haer Crommetjen en kinderen, Gode bevelen, nevens hartlijke groetenis,

Mê Joff.re van

V E Verplichten dienstw.en P.C. Hooft.

Van den Hujze te Mujden, 20 Aug. 1632.

 

Adres: als boven.

[pagina 91]
[p. 91]

Hooft aan TesselschadeGa naar voetnoot1)

Mê Joffr.e

Dank heb V E schrijven heden ontfangen, dat mij tot een' bril gedient heeft, om te zien de gedachten uwer E die hier noch bij haere vrienden gebleven waeren. Die een gedeelte van de ziel behoudt, magh niet zeggen heel verlaeten te zijn. Maar jck benijde de lucht van Valkenburg, die meer maghts op de gezontheid van V E Crommetjen van verre heeft, dan de lucht van Abkoude van naebij doet. Evenwel is ons lief, dat hij aende beter handt is, al verdriet ons dat de genezing ujt een anderen hoek herkomt. Mijn' huisvrouw laet zich al voorstaen dat het schoolziekt was, spruitende ujt ons onvermoghen om zijner E de siere te doen, die hij waerdt is. Dan wat ist? 't en heeft aen geenen goeden wille ontbroken. Zoo V E haer deze inbeelding ujt den hoofde begeert te slaen, gelieve onze perzenGa naar voetnoot2) hier te komen proeven, als zij rijp geworden zullen zijn door 't goede weder, dat zich schaemen zal achter te blijven, naerdien 't van E V toovertong besworen is te voortschijn te komen. Ondertussen speelt mij het Koninx deuntjenGa naar voetnoot3) in den zin. 'T eerste veirs hebbe vertolkt, oft veel eer naegekujert, als V E zien magh. Zoo 't V E maer half wel gevalt, zal 't zoeken wat te schaeven, en moghelijk ijet daeraen te flanssen, wenschende V E in ijet grooters te dienen, ende dat de goede Godt haer ende alle de haeren in genaede bewaere; nevens vierighe groetenis ook aen V E lieven man, ende d' andere vrienden aldaer, van

V E V E Verplichten dienstw.en P.C. Hooft.

Van den H. te Mujden, in haeste, 7 Sep. 1632.

 

Adres: als boven.

[pagina 92]
[p. 92]

Liedjes van Tesselschade.

Onderscheyt Tusschen een wilde, en een tamme zangster. Ter eeren vande Jonk-vrouwe Maria Pilt, Uytnemende Zanghster.Ga naar voetnoot1)

Wilde Zanghster.

 
Prijst vry den Nachtegael,
 
Als hy uw' menighmael
 
Verlust, en schatert uyt;
 
Een zingendt veedertje en een ghewieckt gheluydt,
5[regelnummer]
Wiens quinckelere zoet
 
De oore luystre doet
 
Gauw nae het tiereliertje
 
Der vlugge luchtigheyd van 't oolijck vroolijck diertje,
 
Wiens tjilpendt schril geluyd,
10[regelnummer]
Gelijck een orgel fluyt,
 
Veel losse toontjes speelt,
 
En met een tongh alleen als duyzent tongen queelt.
 
Zijn hoogh' en laege zwier,
 
Met lieffelijk ghetier
15[regelnummer]
Van 't helle, schelle zoetje
[pagina 93]
[p. 93]
 
Vermeestert al 't gesang van 't zingend', springend' goetjeGa naar voetnoot16.
 
Een diertje, wiens ghelaet
 
In zeldtzaemheydt bestaet,
 
Omdat het niet en heeft
20[regelnummer]
Als zangh, die maer een maendt in 't gantsche jaer en leeft.
 
Maer 't meeste wonder, dat
 
Zijn roem ooit heeft gehadt,
 
Is, dat zoo kleyne leeden
 
Herbergen zulk een kracht van die luytruchtigheden.
Tamme Zanghster.
25[regelnummer]
Maer, wilde Zanghster, zwijght
 
En na uw' adem hyght;
 
Uw' tjukken heeft geen klem,Ga naar voetnoot27
 
Noch komt niet by den aerdt van Rosemondtjes stem,
 
Die na een liever trant
30[regelnummer]
Doet luyst'ren het verstandt,
 
Met wisse maat en snikjes,
 
Die vriend'lijkheijtjes sluyt in vaster toone strikjes;
 
Wiens reden-stem vertaalt
 
En waerdiger onthaaldt
35[regelnummer]
De geesjes van 't ghehoor,
 
En hipp'len doet de ziel van 't hartje tot het oor,
 
Als zy met grof ghedreun,
 
En dan met teer gekreun
 
Van minnelijke treeken,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Doet onderscheidelijk verscheide tongen spreeken.
 
Geen veelheit ons verveelt,
 
Hoe veel haar keeltje queelt,
 
Maar eenen versschen lust
 
Bekoort het grage oor, als 't maar een snikje rust.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
't Is zeldtzamer geneught,
 
Die staagh op nieuw verheught;
 
Geen stemmigheyt zoo lustigh
 
Als deez', die zoomers is en 's winters even rustigh.
Oordeel.
 
Een yder oordeel nu
50[regelnummer]
Van Nachtegael en uw,
[pagina 94]
[p. 94]
 
Wat een ghelijkenis
 
Het ydel galmen by dit woorden zielen is.Ga naar voetnoot52

(Tesselschade.)

Antwoort op het Gedicht van den Minnaar van Juffr. SteenhuysenGa naar voetnoot1
 
Cupido spreekt:
 
Die naer mijn luysteren wil, die sal ick eens beloonen
 
Met levendige waer, en legge goude Kroonen;
 
De schoonheyt en het gelt
 
Zijn beyd in mijn gewelt.
5[regelnummer]
Ik vergulde de pijlen,
 
En weetse soo te vijlen,
 
Tot wraack, in liefdes schijn,
 
Die ongehoorsaem zijn;Ga naar voetnoot8
 
Dus treckt u hert en zinnen
10[regelnummer]
Van die ghy placht te minnen;
 
Een beestiger dan ghy
 
Onsteent de herde zy.Ga naar voetnoot12
 
U sucklen is verlooren;
 
Sy is in steen gebooren,
15[regelnummer]
Want soo u heus gelaet niet by haer op en doet,Ga naar voetnoot15
 
Een Diamant ontlaet niet dan in Boeken bloet.Ga naar voetnoot16

Tesselschade.

voetnoot1)
Het Hs. schijnt verloren, we! is er een afschrift van in de Bibl. der Kon. Akademie te Amsterdam, dat door water moeilijk leesbaar is Vgl. Hooft's Brieven, I, blz. 244.
Hooft was op 30 November 1610 gehuwd met Christina van Erp (gedoopt 20 Juni 1591), die den 6den Juni 1624 was gestorven. De vier kinderen, uit hun huwelijk geboren, waren toen reeds overleden
voetnoot2)
over te laten.
voetnoot3)
boven alles hooggeschat.
voetnoot4)
metselen
voetnoot1)
De wijsgeer L. Annaeus Seneca (2-65), door Keizer Claudius verbannen, leefde van 41-49 als balling op Corsica. In dien tijd schreef hij de Consolatio ad Polybium, een vrijgelatene en gunsteling van den keizer. Het stuk draagt het kenmerk van karakterlooze vleierij en is daarom wel voor onecht gehouden.
voetnoot2)
Etienne La Boétie (1530-1563), geboren in Perigord, studeerde te Bordeaux en werd daar in 1557 benoemd tot lid van het Parlement. Hij had er Michiel Montaigne (1533-1592) tot ambtgenoot en de beide mannen werden innig bevriend. Montaigne spreekt over hem in zijne Essais (b. I, ch. 28, de l' Amitié), gaf daarin sonnetten van zijn vriend uit (ch. 29) en bezorgde in 1571 de uitgave van andere werken van den jong gestorven dichter, waarin hij ook eene ‘Lettre sur la mort de la Boétie’ liet opnemen.

voetnoot1)
Naar het Hs. in de Bibliotheek der Kon. Akademie te Amsterdam. Vgl. Hoofts Brieven, II, blz. 453. De brief is een antwoord op den vorigen.
voetnoot2)
overmeesterd
voetnoot3)
ontroofd.
voetnoot4)
Nl. Pieter Roemers Visscher. Van hem is niet veel anders bekend dan dat hij secretaris is geweest der Kamer ‘In Liefd' bloeyende’ en ongehuwd is gestorven. (Geb. 1600).

voetnoot1)
Naar het Hs. in de Univ.-Bibliotheek te Amsterdam. Vgl. Hoofts Brieven, I, blz. 254. De brief heeft geen adres, maar is waarschijnlijk gericht aan Tesselschade.
Vertaling: ‘Edele, door mij zeer geëerde Juffrouw. Daar men heden een begin maakt met de lezing van Tacitus ten huize van den Heer Conradi, verzoek ik Uwe Edelheid zoo vriendelijk te zijn, mij mijne vertalingen van dien schrijver, die ik u ter lezing gaf, te doen toekomen. Ik meen, dat zij in elk geval u niet meer eenigszins van dienst kunnen zijn. En als Uwe Ed. toch wencchte ze andermaal terug te zien, zullen zij u elk oogenblik ten dienste staan. Intusschen bied ik u hierbij de Hecuòa aan, mij gisteren door Van den Vondel gezonden, waarover ik zeer verlangend ben de kritiek van nw zeer beschaafd oordeel te hooren. Wat geschieden zal bij het volgende bezoek. God verleene de gunst, dat Hij altijd op het toppunt van eer en voorspoed Uw Ed. beware, aan wie ik, mij nederig aanbevelende, eerbiedig de waardige hand kus en mij buigend, Edele, zeer geëerde Juffrouw, van U. Ed. de zeer toegenegen dienaar’ ....
voetnoot2)
Cornelius Tacitus, de beroemde Romeinsche geschiedschrijver, geb. 50 na Chr. Hooft heeft hem zeer bestudeerd, zijne werken in het Nederlandsch vertaald en in zijn eigen proza den eigenaardigen stijl van Tacitus nagevolgd.
voetnoot3)
Zeker is bedoeld Mr. Albert Coenraets Burgh (1593-1647) geb. te Amsterdam, die 17 April 1614 als student te Leiden werd ingeschreven en in de rechten promoveerde. Hij was koopman en verwer te Amsterdam, maar ook in 1619 schepen, in 1638 en 1643 burgemeester. Later werd hij Gecommitteerde Raad en meermalen gezant. In 1618 trouwde hij met Anna Wolphaerts van Diemen (1590-1647); zijne schoonmoeder heette Anna Fabri en was verwant met Hooft. Bij zijne inschrijviug als student noemde hij zich Albertus Conradi, bij zijne inteekening in huwelijk Albertus Conradi.
voetnoot4)
Het treurspel De Amsteldamsche Hecuba, door Vondel vertaald naar Seneca's Troades, zag in 1626 het licht en beleefde nog datzelfde jaar twee herdrukken. De opdracht is van 6. Aug. 1626.

voetnoot1)
Naar het Hs. in de Univ.-Bibliotheek te Amsterdam. Vgl. Hoofts Brieven, I, blz. 258. De brief - het is een klad - mist onderteekening en adres, maar is door Hooft geschreven en zeker aan Tesselschade gericht.
Vertaling: ‘Edele Juffrouw en door mij zeer geachte beschermster. Daar, wegens mijn aanstaand vertrek, het lot mij misgunt U.E. eigenhandig mijn Baeto te kunnen aanbieden, schijnt het mij toe, dat de plicht van onderdanigheid jegens u vereischt - en de beminnelijkheid van Uw Ed. hart, dat zoo bereid is, om mijne fouten te verontschuldigen, geeft mij den moed - U het genoemde treurspel door middel van dezen brief aan te bieden. Als uw verheven geest zich verwaardigen zal, om uit de hoogte zoo laag neer te zien, als het lezen van eenig vers er van zal zijn, dan zal die arme prins er zich op kunnen beroemen, in het ongeluk van zijne verbanning het toppunt van roem en geluk te hebben bereikt. Het geen God moge veroorloven aan Uw. Ed., zooals ik uit een vroom hart bid, en u eerbiedig de schoone en waardige hand kussende, verblijf ik Van Uw. Ed. de zeer nederige dienaar ...’
voetnoot2)
Hoofts treurspel Baeto, oft Oòrsprong der Hòllanderen, verscheen in 1626. Den 27sten Januari zond de schrijver een presentexemplaar aan Huygens (vgl. Hoofts Brieven, T.a.p.); deze brief is dus ook zeker van dien tijd.
voetnoot3)
Nl. Baeto.

voetnoot1)
Vgl. Gedichten van C. Huygens, II, blz. 160. Het blijkt niet, op welk verblijf van Huygens te Muiden hier gedoeld wordt
voetnoot3
Selver - Zelfs.
voetnoot9
Van Floris V en Gerrit van Velsen.
voetnoot10
Beide op de vuilste wijze uitgevoerd.
voetnoot13
aenden overslagh - aan het overdenken.
voetnoot21
omgetuymelt - onrustig.
voetnoot23
zitteren - sidderen.
voetnoot25
bij den anderen - bijeen.
voetnoot28
hoosband - kouseband.
voetnoot31
Sluyter Gerrit - Cipier Gerrit van Velsen.
voetnoot39
Vader, nl. zijn schoonvader Herman van Woerden.
voetnoot40
Neeff, nl. Gijsbrecht van Amstel.
voetnoot41
luck - geluk; 'thare - het haar.
voetnoot44
doen - toen.
voetnoot47
Kermers - Kennemers.
voetnoot50
over - aan.
voetnoot55
smetten - bezoedelen.
voetnoot67-70
Er is zooveel van aan, als genoeg zon zijn, om oude wijven met hun verzwakt en suf verstand te doen zweeren, dat het spook meer is dan rook.
voetnoot71, 72
Er is zooveel van aan, als genoeg zou zijn om huizen en hoeven leeg te doen staan.
voetnoot73
Daer - waer.
voetnoot75
richten - rechtspreken.
voetnoot78
hencker - beul; schrapp - bevreesd.
voetnoot1)
Huygens heeft bijna den geheelen zomer van 1626 aan koorts geleden en kon eerst den 8sten September den prins in het leger opzoeken.

voetnoot2)
Naar het Hs. in de Amsterdamsche Universiteits-Bibliotheek. Vgl. Hoofts Brieven, I, blz. 376. De brief mist plaats, jaar en datum, maar is waarschijnlijk geschreven in 1628 vóór de geboorte der tweede dochter van Tesselschade.
voetnoot3)
schenken.
voetnoot4)
zijden, satijnen of fluweelen lap, door vrouwen op den boezem gedragen, aan het keurslijf vastgeregen en met gitten versierd,
voetnoot1)
ten doop houden.

voetnoot2)
Naar de Hs. moeilijk leesbaar door water, in de Bibl. der Kon. Akad. te Amsterdam. Vgl. Hoofts Brieven, I, blz. 334.
voetnoot3)
Zie den vorigen brief.
voetnoot4)
Dat was dan toch bijna een half jaar geleden. Want Christina Hooft werd den 20sten Aug. 1628 gedoopt. Zij is 1 Maart 1650 getrouwd met Mr. Coenraed Burgh (1619-1699), heer van Kortenhoef, sedert 1666 thesaurier-generaal der Unie. Den 3den Febr. 1681 is zij gestorven. (Vgl. Johan E. Elias, De vroedschap van Amsterdam, 1578-1795 ... I. Haarlem. - Vincent Loosjes, MDCCCCIII, blz. 148).
voetnoot5)
Deze, die stom was, kreeg door schrik de spraak terug.
voetnoot1)
gene bedenking.
voetnoot2)
Vergilius, Georgica, IV, vs. 469.
voetnoot3)
verdubbelt.
voetnoot4)
heenvegen-wegsnellen.
voetnoot5)
hengelens.
voetnoot6)
beet.
voetnoot7)
in woorden uitdrukken.
voetnoot8)
Nicolaes Hasselaer (1593-1635), brouwer en ‘Kapitein-majoor van 't krijgsvolk binnen Amsterdam’, was in 1619 getrouwd met Geertruid van Erp (1596-1620), eene zuster van Hooft's eerste vrouw. In 1622 hertrouwde hij met Sara Wolfphaerts van Diemen.
voetnoot9)
Zie blz. 71, noot.

voetnoot1)
Naar het Hs. onder de papieren van Hooft in de Universiteits-Bibliotheek te Amsterdam. Uitgegeven door P. Leendertz Wz. in De Navorscher, XII, 1862, blz. 152; Gedichten van P.C. Hooft, I, blz. 382. - Het versje heeft geen opschrift.
Mr. Pieter van Veen, geboren te Leiden, was advokaat te 's Gravenhage, maar tevens schilder. Hij behoorde trouwens tot eene schildersfamilie, zijn broeder Octavio Veen (Otto Vaenius), die van 1558-1629 leefde, heeft grooten naam gemaakt. Mr. Pieter van Veen was ook ‘Haags Advocaat’, en werd dus door den magistraat gebruikt ‘tot verrichtinge van Stads zaaken’ (vgl. J. de Riemer, Beschrijving van 's Gravenhage, II, blz. 185, Noot). Hij was gehuwd met Jacoburijna van Ruyven en is den 4den Dec. 1629 in de Groote Kerk te 's Gravenhage begraven. Ook Hooft heeft een grafschrift op hem geschreven (vgl. Gedichten, I. blz. 280) en Barlaeus een vers op zijn portret (Poemata, II, blz. 525).
Eene schilderij van hem, voorstellende het beleg van Leiden, bevindt zich aldaar in de Lakenhal. Van Mander prijst zijn schilderwerk. Zie over hem C. Kramm. De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche Kunstschilders, Beeldhouwers, Graveurs van den vroegsten tot op onzen tijd, Amsterdam, 1861, III, blz. 1677, 1684; Aanhangsel, blz. 150; P. Leendertz Wz. en W.J.C. Rammelman Elsevier in De Navorscher, XII, 1862, blz. 151, 244, 245, 338; Gedichten van P.C. Hooft, I, blz. 382.
voetnoot1)
Naar het Hs. in de Bibl. der Kon. Akad. te Amsterdam. Vgl. Hoofts Brieven, II, blz. 5.
voetnoot2)
jeugdige kracht, frischheid der jeugd.
voetnoot3)
Het gedicht De Hollandsche groet aen den Prinsse van Oranien, over de zege vanden jaere 1629 (vgl. Gedichten, I, blz. 281).
voetnoot4)
maaksel.
voetnoot5)
bijna.
voetnoot6)
misschien.
voetnoot7)
Het is eene zeer vrije vertaling van Juvenalis, 7, vs. 50 en 52, die luiden:
 
Nam si discedas, laqueo tenet ambitiosi
 
Consuetudo mali; tenet insanabile multos
 
Scribendi cacoethes et aegro in corde senescit.
.
voetnoot8)
dit kwaad uitgezonderd.
voetnoot1
Naar het Hs. in de Leidsche Bibliotheek. Vgl. Unger's Vondel, 1630-1636, blz. 245.
In het laatst van 1630 gaf Vondel naar aanleiding van de oneenigheden en het oproer, te Amsterdam ontstaan door het drijven der predikanten, namens de Amsterdamsche Academie het volgende gedicht uit (T.a.p., blz. 1):
D' Amsterdamsche Academi aen alle poëten en dichters der Vereenigde Nederlanden, Liefhebbers van de goude vryheit.
 
Apoll, op Helicon geseten
 
Vraeght al syn heylighe Poëten:
 
Wat beste en slimste tongen syn?
 
Of waerheyt salich maeckt, of schijn?
5[regelnummer]
Of dwang van vrome Christen-sielen
 
Niet streckt om Hollandt te vernielen?
 
Of vryheyt niet en was de schat
 
Waerom men eerst in oorlooch tradt?
 
Of oock in wel bestierde steden
10[regelnummer]
Een oproermaecker wort geleden?
 
Of huyse-plondren vesten sticht?
 
Of d' eedt geen burgerij verplicht?
 
En of sich leeraers niet verloopen,
 
Wanneerse dezen bandt ontknoopen?
 
. . . . . . . . . . . . . . .

Dit vers lokte een groot aantal antwoorden uit (T.a.p., blz. 245-320), die meestal zeer vinnig en grof waren. Het Antwoort van Tesselschade is zeker het schoonste.

voetnoot15
het smekent blad - het smeekschrift der edelen.
voetnoot18
's Kaizars dochter - Margaretha van Parma.
voetnoot24
meer - nog des te meer.
voetnoot25
ontlitsen - los maken.
voetnoot26
't snoer der zeeven flitsen - den band, die de zeven pijlen van het wapen der Vereenigde Nederlanden samenhoudt.
voetnoot1)
Dit was de zinspreuk van Tesselschade.

voetnoot2)
Naar het Hs. in de Univ.-Bibl. te Amsterdam. Zie Van Vloten Hoofts Brieven, II, blz. 12.
voetnoot1)
Hooft heeft dus ook dit gedicht van Tesselschade nagezien en verbeterd.

voetnoot2)
Vgl. Hoofts Brieven, II, blz. 98; De briefwisseling van C. Huygens, I. blz. 294.
voetnoot3)
den mond maken op - begeerig zijn naar, vlassen op.
voetnoot4)
geslagen.
voetnoot5)
De prins bezocht den 18den Sept. het huis ter Eem, Naarden en Muiden en sliep dien nacht te Weesp (vgl. Dagboek van C. Huygens, blz. 17). Hooft had op een langer verblijf te Muiden gerekend en daarvoor allerlei toebereidselen gemaakt.
voetnoot1)
voorgesteld.
voetnoot2)
Kanoniers, soldaten met geweer.
voetnoot3)
tooneelspelers.
voetnoot4)
voor den dag brengen, geven.
voetnoot5)
Francisca Duarte was eene der vier dochters van Gaspar F. Duarte (1582-1653), een zeer rijk en kunstlievend Portugeesch Israëliet, die te Antwerpen in juweelen handelde en bankier was. De geheele familie was zeer muzikaal en vooral Francisca had eene prachtige stem. Zij was gehuwd met Francisco Duarte, die te Alkmaar woonde en daar op 1 Febr. 1646 werd begraven (vgl. C.W. Bruinvis in De Navorscher, LII, 1902, blz. 387, 388. Waarschijnlijk is zij kort daarna naar Antwerpen teruggekeerd, waar zij den 29sten Oct. 1678 overleed (vgl. Dagboek van Constantijn Huygens, blz. 82).
voetnoot6)
soldij.
voetnoot7)
allerlei wild gewas in het water.
voetnoot8)
Dirk Sweelinck (1591-1652) was zijn vader in 1621 opgevolgd als organist in de Oude Kerk te Amsterdam.
voetnoot9)
Jan Pietersz. Sweelinck (1562?-1621), de beroemde Amsterdamsche organist en componist.
voetnoot10)
wind.

voetnoot11)
Den inhoud en den aangehaalden zin vindt men bij Mr. J. Scheltema, Anna en Maria Tesselschade, de dochters van Roemer Visscher, Amsterdam, 1808, blz. 90.
voetnoot12)
Scheltema las Moeder, wat foutief is, want Tesselschades moeder heette Aefgen Jans en is in 1619 gestorven, toen hare jongste dochter 25 jaren oud was. Maar Magdalena Jans was een mooi meisje, dat door Roemer Visscher is bezongen. (Zie Quicken, V, 51 in Brabbeling, blz. 74). Zij zal eene zuster van Aefjen zijn geweest.
voetnoot13)
Scheltema stelt den brief, ik weet niet, om welke reden, op April 1630. Het zal April 1631 zijn; den 19den van die maand werd een kind van Crombalgh en Tesselschade te Alkmaar begraven.
voetnoot1)
Zie Hoofts Brieven, II, blz. 194. Joost Baak, heer van Wulverhorst (1597-1681) was koopman en reeder te Amsterdam en in 1623 getrouwd met Magdalena van Erp (1605-1684), eene zuster van Hoofts eerste vrouw.
voetnoot2)
Die brief is verloren gegaan.

voetnoot3)
Naar het Hs., gedeeltelijk door water onleesbaar, in de Bibl. der Kon. Akad. te Amsterdam. Vgl. Hoofts Brieven, II, blz. 215.
voetnoot4)
vroolijk zijn, zich verheugen.
voetnoot5)
ongeduldig.
voetnoot6)
Zij logeerde dikwijls te Alkmaar.
voetnoot1)
in orde gebracht.
voetnoot2)
In Alkmaar woonden Thomas, Jacob en Allert Sammer, neven van Crombalgh.
voetnoot3)
Plaats, datum en jaar ontbreken.

voetnoot4)
Naar het Hs., door water beschadigd, in de Bibl. der Kon. Akad. te Amsterdam. Vgl. Hooft's Brieven, II, blz. 216.
voetnoot5)
stiefdochter, nl. Susanna Bartolotti; zie blz. 85, 87, 89.
voetnoot6)
er over heen komen, uit haar hoofd zetten.
voetnoot7)
Dit vers van Tesselschade is verloren gegaan.
voetnoot8)
schoon maken.
voetnoot9)
zich er boos over maken.
voetnoot10
verplicht aan.
voetnoot1)
kweemoes, ingemaakte kweeën.
voetnoot2)
ruil.

voetnoot3)
Naar het Hs., door water beschadigd, in de Bibl. der Kon. Akad. te Amsterdam. Uitgegeven door Van Vloten, t.a.p. II, blz. 231.
voetnoot4)
Susanna Bartolotti.
voetnoot5)
De koningsdochter Psyche werd door Amor weggevoerd en leefde met hem vereenigd, zonder hem te zien of te kennen. Toen zij trachtte hem te zien, werd zij door Amor verlaten. Zij zocht hem, vond hem eindelijk en werd weer met hem vereenigd.
voetnoot6)
Corisca is eene persoon in Guarini's Pastor fido (1590), het beroemde herdersspel, dat in de 17de eeuw meermalen in het Nederlandsch werd vertaald. De herderin Corisca, doodelijk van Myrtillo, tracht dezen en zijne geliefde Amaryllis, uit ijverzucht in het ongeluk te storten.
voetnoot7)
herberg.
voetnoot8)
zich verlaten op iets, dat onzeker is.
voetnoot1)
De Grieksche koningsdochter Medea doodde hare kinderen, om zich te wreken op den ontrouwen Jason.
voetnoot2)
De naam der Koningin van Carthago wordt door een commentator der 12de eeuw verklaard als moordenaarster.
voetnoot3)
De jonge Maria Tesselschade.

voetnoot4)
Naar het Hs., gedeeltelijk door water onleesbaar, in de Bibl. der Kon. Akad. te Amsterdam. Vgl. Hoofts Brieven, II, blz. 270.
voetnoot5)
op gevlast.
voetnoot6)
misrekend.
voetnoot7)
Hier achter is een zin door geschrapt.
voetnoot1)
te beurt vallen.
voetnoot2)
De tooveres Circe kon menschen in dieren veranderen.
voetnoot3)
Zie het Liedeken van Bredero, vs. 28 (blz. 12).

voetnoot4)
Naar het Hs., door water gedeeltelijk onleesbaar in de Bibl. der Kon. Akad. te Amsterdam. Vgl. Hoofts Brieven, II, 277.
voetnoot5)
Liefdedrank.
voetnoot6)
jeuken, vurig verlangen.
voetnoot1)
leed.
voetnoot2)
ring of band voor het haar.
voetnoot3)
eenig rood vruchtensap?
voetnoot4)
verlichting.
voetnoot5)
verzachten.
voetnoot6)
't barre. Waarschijnlijk woordspeling op den uitgang van de namen der vier laatste maanden van het jaar.
voetnoot7)
daerop vertrouwende.
voetnoot1)
Naar het Hs. op de Amsterdamsche Universiteits-Bibliotheek. Vgl. Hoofts Brieven, II, blz. 280.
voetnoot2)
perziken.
voetnoot3)
Klacht van Koning Henrik. Zie blz. 102.

voetnoot1)
Het gedicht is op muziek gezet door Ban en met de muziek gedrukt in Zangh-Bloemsel Van Ioan Albert Ban. Haeriemmer Dat is Staeltjes vanden zin roereuden zangh; Met dry stemmen, En de Gemeene-Grondstem. Neffens een kort Zanghbericht, Ten dienste van alle Vaderlandtsche Zangh-lievers. Hooghstem. (Vignet.) t' Amsterdam, by Paulus Matthijsz. Voor Louys Elzevier, op 't Water, inden Olm-Boom 1642, blz. XXI-XXXIII. - Het is in het Engelsch vertaald door Edmund W. Gosse, Studies in the literature of northern Europe, London, 1879, blz. 261.
Ook opgenomen in Jacobi Westerbani Minne-dichten, 1644, blz. 272, en in Verscheyde Nederduytsche Gedichten, Il, 1653, blz. 32. De tekst van de Minne-dichten is hier gevolgd. Wanneer het gedicht is geschreven, is niet vast te stellen.
Dr. F.A. Stoett zegt in zijne uitgave van Hoofts Gedichten, I, blz. 342, dat het gedicht eene navolging en uitbreiding is van Marini's verzen over hetzelfde onderwerp. Die verzen zijn mij niet bekend. Maar Tesselschades gedicht heeft geene overeenkomst met het mij bekende sonnet van Marino, Il rossignuolo cantante (vgl. Gianbattista Marino, Poesie varie, a cura di Benedetto Croce Bari.... 1913, blz. 100).
Maria Pilt, aan wie het gedicht is opgedragen, was misschien eene dochter van Jan Heindrixsz Pelt, waardijn (muntmeester), wiens naam sedert 1617 in een register van regenten en officianten, aanwezig op het archief te Alkmaar, voorkomt. (Mededeeling van Mejuffr. C.E.C. Bruining).

voetnoot16
Vermeestert - Beheerscht.
voetnoot27
tjukken - klanknabootsend woord.
voetnoot39
treeken - listen.
voetnoot44
snikje - kort oogenblik.
voetnoot52
zielen - bezielen.
voetnoot1
Vgl. Verscheyde Nederduytsche Gedichten, II, 1653, blz. 41. Het gedicht diende tot antwoord op het versje: Den Minnaar van Juffr. Steenhuysen spreekt (zie t.a.p, blz. 40):
 
De alderliefste Maeght, die ick van harten meen,
 
Heeft Oogen van Sapphijr, daer ick om sucht end' ween;
 
De Lippen van Roobijn; van wit Albast de Handt;
 
De Borst van Marmor en het Hert van Diamandt;
5[regelnummer]
Wat wonder ist, ô Min, dat op dit schepsel straf
 
Uw minneschichten en mijn suchten stuyten af?

Wie Juffrouw Steenhuysen was, is, in weerwil van de onvermoeide nasporingen, door Mejuffr. C.E.C. Bruining, adjunct-archivaris van Alkmaar, ingesteld, niet gebleken. De familie Steenhuys, of Steenhuysen, behoorde tot de deftige lieden te Alkmaar; velen van dien naam zijn lid der vroedschap en schepen geweest. Het jaartal van het gedicht is dus ook niet bij benadering vast te stellen.
voetnoot8
nl. voor hen die ongehoorzaam zijn.
voetnoot12
onsteeni - maakt zacht.
voetnoot15
op...doet - indruk maakt.
voetnoot16
ontlaet - wordt zachter, smelt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • J.A. Worp


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 26 juli 1624

  • 24 november 1625

  • 9 juli 1626

  • 7 maart 1629

  • 20 februari 1630

  • 10 april 1630

  • 29 september 1630

  • 10 augustus 1631

  • november 1631

  • 27 juni 1632

  • 20 augustus 1632

  • 7 september 1632