Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een onwaerdeerlycke vrouw. Brieven en verzen van en aan Maria Tesselschade (1918)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een onwaerdeerlycke vrouw. Brieven en verzen van en aan Maria Tesselschade
Afbeelding van Een onwaerdeerlycke vrouw. Brieven en verzen van en aan Maria TesselschadeToon afbeelding van titelpagina van Een onwaerdeerlycke vrouw. Brieven en verzen van en aan Maria Tesselschade

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.22 MB)

Scans (14.62 MB)

ebook (3.54 MB)

XML (0.91 MB)

tekstbestand






Editeur

J.A. Worp



Genre

proza
poëzie

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/brieven
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een onwaerdeerlycke vrouw. Brieven en verzen van en aan Maria Tesselschade

(1918)–Maria Tesselschade Roemer Visschersdr–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 127]
[p. 127]

VI. Het bloed van vrienden kruypt daer 't niet
en weet te gaen,
TBloed van een vader springt, daer 't niet
en weet te kruypen.
Huygens.

[pagina 129]
[p. 129]

Brief van Hooft.

Hooft aan Tesselschade.Ga naar voetnoot1)

Me Joffr.e

Tesseltje, leef je noch? Ik en verneem nocht woordt noch windt van 't behaeghen by V E in de dichten van Hujghens geschept. Leggen poezylust en vriendenliefd teffens achter de bank? Torni, ritorni alle dulcezze prime.Ga naar voetnoot2) Maer meer jookt onsGa naar voetnoot3) nae V E wezentlijk dan schriftelijk aenschijn. Dies zouden niet gejrne tot den afgaenden zoomerGa naar voetnoot4) verbejden, maer wenschen, dat V E met haer waerdste Crommetjen, gelieve zich over acht oft tien daeghen alhier te laeten vinden, niet zoo zeer om ons de aerdbezen, als om MarinoGa naar voetnoot5) te helpen lezen. Want dit moet voorgaen, oft anders heb jk 'er niet af. Als wij vijf oft zes daeghen daeraen besteedt zullen hebben, zal 't ons lief zijn, dat den Heere D. PaeuwGa naar voetnoot6) met zijn hujsvrouweGa naar voetnoot7), ende Joffr.e FranciscaGa naar voetnoot8) met haeren genanGa naar voetnoot9) op een' letter naeGa naar voetnoot10) gelieve te volghen, ende dat V E hen daer toe verbidde, van onzentweghe. Aen de hoonigh dezer hoope zullen wij zoo lang likken, ende V E met alle die zij bezint heeftGa naar voetnoot11), met naemen haere twee dochters, die wij wenschen mede te komen, Gode bevolen laeten, nevens groetenis ujt heeler heeter harte,

Me Joff.re van

V E Verplichten dienstw.sten P.C. Hooft.

Van den Hujze te Mujden, 28 Maj 1634.

 

Adres: als boven.

[pagina 130]
[p. 130]

Uit een brief van Hooft aan Huygens, van 30 Mei 1634.Ga naar voetnoot1).

In al een' wijle niets vernomen hebbende van Joffr.e Crombalgh, zondt ik op gister bij mijn' huisvrouwe, die t' Amsterdam etlijke boodschappen had, zeker schrijven, om voort op Alcmaer bestelt te werden, en te vereissenGa naar voetnoot2) hoe aldaer smaeken moght' het Engelsch ooft, bij U Ed. Gestr. gezult in Hollandschen honigh. Maer mijn' huisvrouw braght den ontijdighen brief terug, en daernevens deze tijding, dat Crombalghs oudste dochtertjen, een voeghlijkGa naar voetnoot3) meisken, krank aen de poxkens, op de moeder verzocht hadt, de koeken, die, nae zijn overlijden en 't gebruik aldaer, den buirkinderen zouden verscheenenGa naar voetnoot4) zijn, bij zijn leven uit te deilen. 'T welk geschiedt zijnde, zeid' het, als thans meer niet te doen hebbende, gereedt te zijn tot sterven, ende gaf vier uiren daerna zijnen geest.Ga naar voetnoot5) De vaeder had het uit der maete bezintGa naar voetnoot6), en betreurd' het nae gelange. De arts PauwGa naar voetnoot7), zoon van den Leidschen voorleezer in die wetenschap, bestondtGa naar voetnoot8) hem eenen dronck van moedtzalfGa naar voetnoot9) te geven, die hem opbrak met een' weldigheGa naar voetnoot10) zucht en eenigh bloedt, daer voorts heele plassen op volghden en vloeiden tot hij doodt was, zulks zij beide op gistren zouden begraeven worden. Ende om het treurspel te deerlijker te maeken, stort dus een' smakGa naar voetnoot11) van ramp op 't murwe hart van Tesseltjen. Zoo U Ed. Gestr. zich verwaerdight, de versleghene met een letterken van troost te bezoeken, ik verzeker mij, ten aenzien van de hoogh achtbaerheit, waerin zij U Ed. Gestr. houdt, dat het geen verlooren werk van Barmhartigheit wezen zal, om deze droefheit yetwes af te spoelen.

Uit een brief van Hooft aan Baak, van 1 Juni 1634.Ga naar voetnoot12)

De ramp van de comique Tesselscha zal U E verstaen hebben; zulx ons van haer dezen zomer kleene vreughde te verwachten staet.

[pagina 131]
[p. 131]

Uit een brief van Huygens aan Hooft, van 3 Juni 1634Ga naar voetnoot1)

De Heere CalvartGa naar voetnoot2) uijt Noordholland komende, daer hij aengenomen hadde Joff.w Crombalgh mijnenthalven te begroeten, vernam binnen Alckmaer, hoe haer dochter in stervensnood lagh, ende 's anderen daeghs onderweghen, dat God haer den vader tot geselschapp geroepen hadde. Welcke tyding mij korts daeraen thuijs komende, was ick wel van meeningh U E. schouderen bij de mijne te hulp te soecken, tot het dragen van die lijcken, hadde ick niet voorsien, dat alle maren van Westfriesland door Zuijd Holland in Waterland te spade moeten komen. Ick sie het nu aen U.E. schrijvens, ende blijve nochtans in wat berouws van voorkomen te zijn in de gemeensteGa naar voetnoot3) plichten van vriendschapp. Aen 't ellendigh hooft met soo schielicken donderslagh overvallen vervoordereGa naar voetnoot4) ick mij noch gheen' hand te steken. De versche wonde heeft Tesseltjen te ongevoeligh, mij te gevoeligh gemaeckt, haer om te hooren, mij om te konnen spreken. Tusschen vier drooger ooghen sal ick de reden te berde brengen, en sien hoe se haer uijt mijn' hand gevallen will. U.E., die sij toeschrijft wat sij behoort, moet sich het spits bevolen laten wesenGa naar voetnoot5). Alle wij gregarijGa naar voetnoot6) verlaten d'er ons op.

Gedicht van Huygens.

Op de dood van Tesselschades oudfte dochter, ende van haer man strax daeraen doodt gebloedt.Ga naar voetnoot7)

 
De groener vrucht als rijp, de rijper vrucht als wrang,Ga naar voetnoot1
 
De voor-vrucht in de rij van Tessels echte plantenGa naar voetnoot2
 
Verrotte van quaed vier; God raepte s' uijt het sand, en
 
Verhief 'er 'tbeste van in 'theilighe gedrang
[pagina 132]
[p. 132]
5[regelnummer]
Van d'onverderflickheid. De Moeder weeck den dwangGa naar voetnoot5
 
Van 'teewighe beschick; haer worstlen was geen kantenGa naar voetnoot6
 
In 's hemels wederwill; sij dreef maer bij de kanten
 
In beider ooghen zee. Maer 't werd den Vader bang
 
 
 
Van 's Moeders wee en 'tsyn; en, omse beij 'tontvaren,
10[regelnummer]
Verdiept' hij 's moeders zee, met droppen eerst, doen baren,Ga naar voetnoot10
 
Bloed-baren; en gingh t' zeil, van Tessel opwaert aen;
 
 
 
En bloedde noch dit woord van uijt de laeste stuijpen;
 
Het bloed van vrienden kruypt daer 'tniet en weet te gaen,
 
'Tbl oed van een vader springt, daer 'tniet en weet te kruijpen

13 Jun. 1634. Hagae.

Constanter.

Brief van Tesselschade.

Tesselschade aan Hooft.Ga naar voetnoot1)

Myn Heere ....

Hoe het wrange noodtlott door een dollen herde slach (in teyckenGa naar voetnoot2) noijt smart alleen komt over dien Godt beproeven wil) myn gedult op lydens toets-steen op het uyterste getoetst heeft, sullen eervaeren gedachten leevendigher sich kunnen in drucken als myn pen uytdrucken kan.

Der halven ick 't selfde (om soo naere beeltenis ue geluckighe vreughde niet voor te schilderen) had voorgenoemen die in myn herte op geslooten te draegen, maer door ue aengenaeme dochter Susanna uijt gelockt, en de gelegentheyt van neeff Sammer[s]Ga naar voetnoot3) vertreck sich voordeede, uyt de welcke ue sult konen verstaen siecktens eygenschap, stervens schielyckheyt en andere omstandigheeden, die ick met een wenende ziel, benaudt herdt en treurenden gheest,

[pagina 133]
[p. 133]

doch drooghe oogen hebbe verdraegen, geen andere gedacht de sin beslaende in soo droeven treur nacht, van myn siel-son berooft, als herdencken aen myn beminde, en ach! alte lief hebbenden Adelaert, die welck als op wieken van lieffde syn Tadea ten Heemel naer gestegen, 't onsterfelyck voor sterfelyck lott verkooren hebbende, my laes bedruck[t] achterlaetende het geselschap van syn beminde andere helfftGa naar voetnoot1), op dat ick in dees, als in een spiegel, syn lieve gedaente souw stadich by my hebben, in t ooch van myn gemoedt, mij troestende in de opperwille, tegens welcke niet te willen is.

Tesselscha RoemersGa naar voetnoot2)

 

Adres: Aen myn Heer || De Heere Hooft || Drossaer van Muyden et || Tot || Amsterdam || met vrindtGa naar voetnoot3) die godt bewaere.

[pagina 134]
[p. 134]

Brief van Hooft.

Hooft aan Tesselschade.Ga naar voetnoot1)

Mê Joffr.e

Jk sloofde mij af met 't saemenschraepen van stoffe, ujt alle winkelen mijner heughenisse, tot hartezalf over V E leedt, ende vondt den heelen hoop te beroojtGa naar voetnoot2), om yetwes te baeten tot heelnis (zoo mij docht) zulk eener quetsujre, als V E schrijven, gezult in ongelooflijke manhaftigheit, mij komt onderwijzen, hoe de studjen, besteedt aen 't kauwen en verduwen der waere wijsheit, maghtigh zijn een murw vrouwengemoedt zulxGa naar voetnoot3) te verstaelen met rede, dat de felste schichten der Fortujne kinkenGa naar voetnoot4), jae, daerin maer geen' wonden kunnen maken. Hejl zy V E, heldinne, daer de helden bij ter schoole behoorden te gaen. De traenen, die 't in 't geweldtGa naar voetnoot5) des ramps niet geweest is uwer E af te perssen, zijn tot mijn' ooghen ujtgewrongen door innerlijke tederheit, gebooren ujt het betrachten des overheerlijken zins, van die leerlijke en stichtlijke regelen, meldende den hooghen ende weledelen aert uwer inborst, die met het slijk der gemeene geesten niet gemeens heeft. Traenen derhalven, meer van ghenoeghen, dan van droef heit. De troostbehoefster komt troosten, de benaeuwde verquikken, de bedrukte ontlasten. Al wat jk zouw weeten bij te brengen, waer waeterdruppen gedraeghen in de zee uwer doorluchtighe weetenschap, ende zaegh' ik V E nerghens beter dan derwaerts ende tot haer zelve te zejnden, daer SenecaGa naar voetnoot6), MontaigneGa naar voetnoot7) ende PlutarchusGa naar voetnoot8) in gesmolten zijn. Mijnen dienst in andre zaeken, zoo hij V E bij deze geleghenheit moght te staede koomen, heb jk haer voor dezen doen aenbieden, ende hoope 't zelve noch mondelinx te doen, eer acht daeghen omloopen, als wanneer mijn voornemen is, onze welwaerde dochter te koomen haelen. De rijke Godt, daerentussen, bereghene V E voorts met de schatten zijner genaede, die hij tot noch toe zoo mildelijk op haeren wil, zoo

[pagina 135]
[p. 135]

gebooghzaem onder den zijnen, heeft ujtgestort, waer aen het minste deel niet en zal hebben,

Mê Joffr.e

Uwer E Verplichtste dienstwillighste P.C. Hooft.

Van den Hujze te Mujden, 15 Junij 1634.

 

Adres: Aen mê Joffrouwe, || Mê Joffr.e Tesselscha Roemer || Visschers, || tot || Alkmaer.

Uit een brief van Hooft aan Huygens, van 31 Juni 1634Ga naar voetnoot1).

Voor heenen waend' jk, dat bondighe troostredenen den last van 't vernieuwen der droefheit ruim opwoeghen, maer ziende U Ed. Gestr. van ander verstandtGa naar voetnoot2), hebbe dat, als 't behoorde, boven 't mijne gestelt. Niettemin, dewijl ik haeren laesten ontfing in de Beemster op de hofstede van mijnen swaegher CloekGa naar voetnoot3), ende vandaer een reisken op Alkmaer deed, zoo en moght het niet min dan tot vermaen koomenGa naar voetnoot4) van U Ed. Gestr., bij welke gelegenheit ik, speurende Joffr.e Tesselscha stantvastigh boven mijn' hoope, ende wat hartzalfGa naar voetnoot5) het haer zijn zoude, dat een persoon, haer zoo waerdt voorstaende, zich haeres treurens aentrokke, mij vervordertGa naar voetnoot6) heb haer Uwer Ed. Gestr. briefGa naar voetnoot7) en gedichtGa naar voetnoot8) te vertoonen. Ende vertrouw ik, naerdien mij deze bijkans ongehoorzaemheit nae wensch gelukt is, genaedigher rechter aen U Ed Gestr. te zullen vinden, dan de jonge Manlius aen zijnen vaeder, toen hij tegens 't bevel deszelven voorspoedelijk gestreden hadGa naar voetnoot9).

[pagina 136]
[p. 136]

Brief van Tesselschade.

Tesselschade aan Hooft en zijne vrouw.Ga naar voetnoot1)

Myn Heer en me vrouwe Hoofts....

Naer winsching, dat u e wens gewenst sy, beveel ick die aen Godt, en had noydt gedacht soo veerdGa naar voetnoot2) schrift van myn handt te sendenGa naar voetnoot3), ten waer u e handt mij trock, en hebbe liever in die zedicheyt van mijn pen by huys te houden, als in vrindtschaps plicht te sondigen. U e ingeleyden is wel bestelt, als in handen selfs van de heer Kessel.Ga naar voetnoot4) De groetenissen, aen mij gesonden, syn by de vrinden aengenaem geweest, die nevens my verhoopen, dat de bruyne wolck, die u e tot Brussel beneevelt hout, in een deluvio d'oroGa naar voetnoot5) sal komen uijt te regenen, op dat wy haest vernemen moogen, dat ghy geluckich by u e lieve kinderen, daer doch u e hert gebleven is, sult weer gekomen syn, daer wy naer verlangen.

Juffrouw Susanna sy gegroet, die ick hoop, dat het heuvelich hoff sal dienen, om haer effen staet te beter smaeck te geeven, en blyff, nevens ue beyden, haer onveranderlycke vrindinne

Tesselscha Roemers.

 

Adres: Aen He Carel vander WijerGa naar voetnoot6) || op de heere graft byde

[pagina 137]
[p. 137]

huijde straet || in de vlucht van Egipten || Tot || Amsterdam. port || en vort te bestellen aen myn Heer || De Heere Hooft, Drossaert || tot Muyden etc.....

Brief van Hooft.

Hooft aan Tesselschade.Ga naar voetnoot1)

Mê Joffr.e

Mijn Suseken waerdeert haere brieven naer gelange van 't geduldt, dat zij aen haere gemaklijke en schrijfschuwe handt kosten. Dies dunkt haer wel deghelijk 13 brieven voor een douzijn aen U E ten achtren te wezen, ten aenzien van 't verloop des tijdts, zonder eenen letter te verneemen van U E, sedert haeren laesten. U E magh dan wel een grof bondelGa naar voetnoot2) gereedt maeken, wil zij voor een' goede betaelster zijn aengezien. Oft zoo dit te veel moejtes is, U E. steekt doch zelf vol brieven; zij zal brenge ons de moeder met de jongenGa naar voetnoot3) ende koome in persoon over. D'aerdbeezen zijn op 't bekoorlijxt, de prujmen aen 't rijpen; van d'eene zoud' U E de bedaeghtheid, van d'andre de jeughd moghen genieten. Hadden wij dat luk! Ik darGa naar voetnoot4) zoo veel naeuwlijxs wenschen. Hoope nochtans, dat d'ouwde vonken van vrundtschap niet t'eenemael gedooft oft in assche verwandeltGa naar voetnoot5) zijn. Gelieve ten minsten, ons met een regelken toe te lujstrenGa naar voetnoot6), tegens wanneer wij onzen mondt op de koomste van U E ende de jonge Tesselscha te maeken hebben. Wij gebieden ons aen de vrienden aldaer, ende boven al in gunst Uwer E, die met haere dochter [Gode be] volen zy van

Mê. Joffr.e van Vanden H. te Mujden, 19 Julij 1635.

U [E] [Verplichtsten dienstw.sten] [P.C. Hooft].Ga naar voetnoot7)

 

Adres: Aen mê Joffrouwe, || Mê Joffr.e Tesselscha || Visschers, Weduwe van || S.r Combalgh z.g. inde || Langestraat, || tot || Alkmaer. || Loont.

[pagina 138]
[p. 138]

Uit een brief van Hooft aan Baak, van 29 Aug. 1635.Ga naar voetnoot1)

Overmorghen wachten wij Tesseltjen, die met haer keel zal moghen volmaeken het mangel dat d' uwe, bij fael van middel om vrienden alhier nae waerdij te festeeren, zullen lijden.

voetnoot1)
Naar het Hs. op de Amsterdamsche Universiteits-Bibliotheek. Uitgegeven door Huydecoper, blz. 320; Van Vloten, II. blz. 374.
voetnoot2)
Zie blz. 106.
voetnoot3)
verlangen wij.
voetnoot4)
het laatst van den zomer.
voetnoot5)
Giovanni Battista Marino (1563-1625), een in dezen tijd zeer bewonderd Italiaansch dichter, wiens gemaakte manier overal in Europa werd nagevolgd.
voetnoot6)
Zie blz. 105.
voetnoot7)
Zie blz. 103.
voetnoot8)
Nl. Francisca Duarte.
voetnoot9)
naamgenoot.
voetnoot10)
Hij heette Francisco Duarte, Zie blz. 84.
voetnoot11)
bemint.
voetnoot1)
Zie Hoofts Brieven, door Huydecoper, blz. 321; Van Vloten, II, blz. 77 en De briefwisseling van C. Huygens, I, blz. 465.
voetnoot2)
vragen.
voetnoot3)
innemend, bevallig.
voetnoot4)
ten deel gevallen.
voetnoot5)
Taddaea of Tettge was den 19den Febr. 1625 geboren en dus 9 jaar oud, toen zij stierf.
voetnoot6)
bemind.
voetnoot7)
Zie blz. 105.
voetnoot8)
ondernam het.
voetnoot9)
Blijkbaar een geneesmiddel.
voetnoot10)
sterke.
voetnoot11)
slag.

voetnoot12)
Vgl. Hoofts Brieven, II, blz. 378.
voetnoot1)
Zie Tesselschade Roemers en hare vrienden, blz. 10; De briefwisseling van C. Huygens, I, blz. 466.
voetnoot2)
Jhr, Lieven de Caluart, heer van den Bossche († 1638), was luitenant-kolonel en een vriend van Huygens.
voetnoot3)
meest gewone.
voetnoot4)
haast, waag.
voetnoot5)
vooraan gaan.
voetnoot6)
gewone soldaten.

voetnoot7)
Vgl. Gedichten van C. Huygens, II, blz. 291.
voetnoot1
De vrucht, meer groen dan rijp, meer rijp dan wrang.
voetnoot2
voor-vrucht - eerste vrucht.
voetnoot5
onverder flickheid - onsterfelijkheid.
voetnoot6
beschick - beschikking, de ordonnantiën van God.
voetnoot10
Verdiept' hij 's moeders see - voegde hij het bloed, dat hij opgaf, toe aan de tranen der moeder.

voetnoot1)
Naar het Hs. in de Leidsche Bibliotheek. Vgl. Hoofts Brieven, II, blz. 382. - Hooft schreef onder den brief: ‘Ontfangen op den h. te Mujden, 15 Juny 1634’
voetnoot2)
als bewijs.
voetnoot3)
Zie blz. 86. Hoofts stiefdochter was Tesselschade gaan troosten en werd door hem afgehaald, Zie bl. 134.
voetnoot1)
andere helft, het andere dochtertje Maria Tesselschade.
voetnoot2)
Op blz. 3 van den brief staan de volgende versregels met T's. hand:
 
‘Pensando ay suoi filia si gravi e tanti
 
geme in vn mormorio flebile e fioco
 
si distempre in sospir, si stilla in piante
 
E giace in ghiaccio, e si dissoga in foco
 
E poy l'Altire Cor non may tremante
 
ne trova al gran martier requie, ne loco
 
E si forte e l'affanno, e si possente
 
Chi le Corde del Cor spezzar si sente.
 
Questo E l'advise
 
del Sagace D. Pauoni.’

Zij zijn uitgegeven door J.A. Alberdingk Thijm (vgl. De Dietsche Warande, Nieuwereeks, I, blz. 596, 1876, die ze aldus vertaalde (t.a.p.):
 
‘'t Ghedencken van sijn Dochter quam hem d'ademtoght beletten;
 
Hij kerremde in sijn anghst met swack en pijnlijck stenen;
 
In suchten gingh hy op en smolt wegh in het weenen;
 
Verstijfde tot ijs en vondt verluchtinghe in de hette;
 
Soo dat het edel herte, dat noyt van beven en wist voorhenen,
 
Gheen rust vondt, en sijn leedt ter gheener plaets meer kon versetten.
 
Soo hevigh was de slagh, dat alle crachten hem besweecken,
 
En het hert syne snaren in de spanningh voelde breken.’

Met Pavoni, zooals Thijm las - is vermoedelijk bedoeld Dr. Pauw van blz. 129. Vertaling: ‘Dit is het oordeel van den schranderen D. Pauw.’
voetnoot3)
vrindt, neef Sammers, die den brief zou overbrengen.

voetnoot1)
Naar het Hs., voor een deel door water onleesbaar, in de Bibl, der Kon. Akad. te Amsterdam. Vgl. Hoofts Brieven, II, blz. 382. - Het is een antwoord op den brief van Tesselschade.
voetnoot2)
arm, nietig.
voetnoot3)
zoodanig.
voetnoot4)
terugspringen.
voetnoot5)
de macht.
voetnoot6)
Zie blz. 70.
voetnoot7)
Zie blz. 70.
voetnoot8)
Plutarchus (59-120 n. Chr.). Grieksch, platonisch wijsgeer en geschiedschrijver, romeinsch Consul in Illyrië, leermeester van keizer Hadrianus.

voetnoot1)
Zie Hoofts Brieven, door Huydecoper, blz. 327; Van Vloten, II, blz. 391; De briefwisseling van C. Huygens, I, blz. 943.
voetnoot2)
meening.
voetnoot3)
Mr. Pieter Cloeck (1589-1667), advokaat te Amsterdam, was 28 Juni 1615 als weduwnaar getrouwd met Johanna Hooft (1595-1639), eene zuster van den Drost (vgl. Elias, t.a.p., I, blz. 450).
voetnoot4)
gesproken worden.
voetnoot5)
troost.
voetnoot6)
gehaast.
voetnoot7)
Die brief is verloren gegaan.
voetnoot8)
Zie blz. 131.
voetnoot9)
Titus Manlius Imperiosus Torquatus, Romeinsch consul in de 4de eeuw v. Chr., liet zijn zoon ter dood brengen, omdat deze, tegen zijn streng verbod, een strijd was begonnen.

voetnoot1)
Zie Tesselschade Roemers en hare vrienden, blz. 13. Naar het Hs. in de Leidsche Bibl.
voetnoot2)
Onder het adres schreef Hooft: ‘tot Brussel. In Nov. 1634.’
voetnoot3)
Den 17den Sept. 1634 ontving Hooft bericht van het overlijden van Don Francisco Hellemans, een neef van zijne vrouw, waardoor het majoraat der familie - d.i. is het goed, dat telkens ongedeeld aan den oudsten blijft - aan Leonora moest komen. De inkomsten van dit majoraat, in Brabant gelegen, bedroegen jaarlijks f 6000 en Leonora had, na het overlijden van haar eersten man, Jan Battista Bartolotti, ‘haere neutraliteit verworven ende genomen tot Zevenberghen, om niet versteken te zijn van die erfenis, in gevalle zij hem moght komen t' overleven. Dit nu gebeurt zijnde, begint d' advocaet fiscael’ - van eene rechtbank te Brussel, waarvoor de zaak diende - ‘voor te wenden, dat zij, met het huwen van eenen, die in eedt der Ed. Grootm. H.H. Staeten van Hollandt is, haere neutraliteit zoude gebrooken hebben.’ Zoo schreef Hooft den 17den October aan Huygens, terwijl hij zijne hulp inriep (vgl. Hoofts Brieven, III, blz. 6). Hij was toen reeds met zijne vrouw en zijne oudste stiefdochter, Susanna Bartolotti, te Brussel, om er persoonlijk de zaak van Leonora voor te staan, en is eerst in het laatst van December 1634, of in het begin van Januari van het volgende jaar teruggekeerd (t.a.p., blz. 4-21), zonder dat hij de quaestie iets verder had gebracht. De zaak was in het najaar van 1645 nog niet beslist, maar schijnt later in orde te zijn gekomen door de bemoeiingen van Hooft's schoonzoon, Johan van der Meyde (t.a.p., IV, blz. 198).
voetnoot4)
Het blijkt niet, wie bedoeld is. De naam komt verder niet voor in Hooft's Brieven.
voetnoot5)
‘Zondvloed van goud.’ De uitdrukking komt voor in Marino's La Maddalena ai piedi di Cristo, Madr. 11, vs. 6.
voetnoot6)
Carel van de Wyer was een zaakwaarnemer van Hooft, die telkens in zijne brieven wordt genoemd.

voetnoot1)
Naar het Hs. in de Bibl. der Kon. Akad. te Amsterdam, dat echter door water beschadigd is. Vgl. Hoofts Brieven, III, blz. 61.
voetnoot2)
zwaren bundel (brieven).
voetnoot3)
de schrijfster met de brieven.
voetnoot4)
durf.
voetnoot5)
veranderd.
voetnoot6)
toe te fluisteren.
voetnoot7)
De onderteekening is op één letter na afgescheurd.
voetnoot1)
(Naar het Hs. in de Univ. Bibl. te Utrecht.) Zie Hoofts Brieven, III, blz. 68. 2) gebrek.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • J.A. Worp


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 28 mei 1634

  • 30 mei 1634

  • 1 juni 1634

  • 3 juni 1634

  • 15 juni 1634

  • 31 juni 1634

  • 19 juni 1635

  • 29 augustus 1635