Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Uitnodiging tot moord (1954)

Informatie terzijde

Titelpagina van Uitnodiging tot moord
Afbeelding van Uitnodiging tot moordToon afbeelding van titelpagina van Uitnodiging tot moord

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.23 MB)

Scans (10.90 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
thriller


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Uitnodiging tot moord

(1954)–Ab Visser–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige

XVI

 
‘Anna moest eens wachten,
 
Wachten op haar man.
 
's Nachts om twalef uren
 
Kwam die schooier an.’

Het was reeds over elven toen de inspecteur afscheid nam van de gasten van Villa Lucie. ‘Ik behoef U zeker niet te vertellen dat ieder nu zijn eigen weg kan gaan,’ zei hij. ‘Het is zeer wel mogelijk dat wij U nog eens een oproep zenden, maar dat hoort U dan wel. Het was mij aangenaam met U allen kennis gemaakt te hebben. Voor mij breekt er een korte vacantie aan, wanneer de administratieve kant afgewerkt is, maar dan zal ik de vacantie benutten om hier in de omgeving eens een beetje rond te neuzen. De natuur kan mij hier veel geheimen openbaren.’

Mieke liet hem uit en hij drukte haar stevig de hand bij de voordeur. ‘Voor U valt er nóg een probleem op te lossen,’ zei hij met een glimlach, ‘een levenslang, maar een mooi probleem. 't Is vreemd dat een verstokte vrijgezel U dat moet zeggen, maar zo is het leven soms.’

Mieke keek zijn forse gestalte na en zij voelde een grote genegenheid voor hem. Ze streek met de hand door haar haren. Ze was moe. Het was een uitermate zware dag voor haar geweest en velerlei gevoelens en gedachten verwarden haar en hielden haar geest bezig. Ieder was naar zijn en haar kamer gegaan en zij maakte haar avondlijke rondgang door het huis om te zien, of alle lichten gedoofd en alle deuren en vensters gesloten waren. Daarna beklom zij langzaam de trappen naar haar kamer. Er stond een kleine schemerlamp op de tafel en die stak zij aan. Zij wist, dat ze nog niet zou kunnen slapen en ze zette zich voor haar geopend raam. De maan was opgekomen. Het dunne streepje goud van een paar dagen geleden was een sikkel geworden en de tuin werd er schemerig door verlicht. Zij luisterde naar de

[pagina 129]
[p. 129]

nachtvogels en snoof de geuren op, die uit de tuin opstegen. Heel zacht klonk het ruisen van de dennebomen. De minuten verstreken, maar zij lette niet op de tijd. Zij dacht eigenlijk aan geen bepaald ding. Er was alleen een wonderlijk gevoel van geluk en verwachting in haar. Eindelijk durfde zij het zichzelf bekennen, dat zij van Maarten Roesink hield, zij, die altijd zo critisch was geweest ten opzichte van de mannen. O zeker, ze zag zijn fouten duidelijk, zijn kleine ijdelheden en verkeerde begrippen omtrent bepaalde gebieden van het leven, maar ze zag ook zijn kwaliteiten, zijn eerlijkheid en spontaneiteit en met ontroering dacht zij er aan, dat hij haar had willen beschermen, toen hij meende, dat zij die hamer daar neergeworpen had. Tijdens het souper van deze avond had de inspecteur nog verteld dat het de timmerman was geweest, die getracht had de hamer op de oude plaats te leggen. Hij had deze namelijk zelf op de dag, dat het lijk ontdekt was, uit de schuur gehaald. Een paniekstemming had zich van de arme drommel meester gemaakt, toen de vermeende moord ruchtbaar was geworden. Hij moest een ontzettende tijd doorgemaakt hebben, want hij vreesde natuurlijk dat niemand hem ooit zou willen geloven, wanneer hij de ware toedracht van de zaak zou vertellen. Dat had hem tenslotte zo angstig gemaakt, dat hij de vlucht had genomen.

Mieke hoorde de torenklok heel in de verte twaalf uur slaan. Waarom ging zij niet naar bed. Er was de volgende dag van allerhande te doen. Maar zij kon er niet toe komen zich uit te kleden. Zij wachtte. Waarop? Ach, zij wist heel goed waarop zij wachtte, maar zij wilde het zich niet openlijk bekennen. En toch, toen er op de deur van de kamer geklopt werd, en zij wist wie daar zou zijn, schrok zij op, eer zij rustig ‘binnen’ kon roepen.

Maarten opende de deur en bleef een ogenblik staan. Eindeloos had hij zijn kamer op en neer gelopen, om moed te verzamelen, hij, de grote dichter, de causeur in literaire salons, de vriend van Anton Vreeburg, die nu om zijn gunst smeekte, hij, die de mooie, populaire Ella afgewezen had. Ja, hij had moed moeten verzamelen om dit vertrek binnen te gaan.

‘Ik bied je nog mijn excuses aan, dat ik vanavond zo maar je kamer binnengedrongen ben,’ zei hij.

Mieke trad hem tegemoet. ‘Onzin,’ zei ze, ‘ik weet nu toch waarom je het deed? En je zou mij ongeveer hetzelfde hebben kunnen verwijten. Ik ontdekte de hamer bij jou, toen je koffer van de stoel viel en ik alles weer op moest rapen.’

[pagina 130]
[p. 130]

Hij sloot de deur achter zich en zij namen plaats bij het open raam. Enkele minuten sprak geen van beiden een woord, maar zij ondergingen elkaars nabijheid als een grote, zuivere en duizeligmakende kracht.

‘Ik heb zin om nu eindelijk eens behoorlijk te gaan werken,’ zei hij, ‘ik heb het gevoel, dat ik jaren verprutst heb met snobistisch literair gedoe.’

‘En ik heb zin om te gaan studeren,’ zei Mieke, ‘ik zou graag Frans doen. Dat is altijd een hartewens van mij geweest. Ik kan het me nu permitteren, of denk je, dat ik daar te oud voor ben?’ Zij keken elkaar aan. Zij hadden zeer belangrijke dingen van hun leven gezegd en toch was er voor het ogenblik iets nog belangrijkers te zeggen. Maarten wendde de blik van haar af, maar toen hij voelde, dat ze hem aan bleef kijken, sloeg hij zijn ogen weer naar haar op. Alle moed ontzonk hem. Als zij toch eens niet voor hem voelde, wat hij hoopte, wat hij begeerde met hart en ziel... Hij zou het nooit te boven komen. Hij moest het weten, hoe haar beslissing ook uit zou vallen.

‘Mieke,’ zei hij en greep haar hand. Hij kon geen andere woorden vinden en drukte haar hand aan zijn lippen. Zij trok haar hand terug en geschrokken keek hij op. Ze was nu heel dicht bij hem met haar gezicht.

‘Zou je mij niet liever een zoen op mijn mond geven?’ vroeg ze. ‘Dat vind ik prettiger.’

Er werden geen woorden meer verspild. Het was niet nodig Toen hij later de kamer verliet, zei ze tegen hem: ‘Dit huis staat, meen ik, op jouw naam?’

Hij knikte en zij vervolgde: ‘Ik zou hier toch niet graag blijven wonen. Hoewel wij elkaar hier gevonden hebben, zijn er te veel nare herinneringen aan verbonden.’

‘Ik heb daar ook al over nagedacht,’ antwoordde Maarten. ‘Ik heb zelfs al een besluit genomen. Ik wil Villa Lucie aan de een of andere weldadigheidsinstelling schenken, misschien kunnen ze er een vacantietehuis voor arme, zieke kinderen van maken. Vind je dat een dwaas, sentimenteel idee?’

‘Ik vind het een prachtig idee,’ zei Mieke, ‘en ik zou er nog iets aan toe willen voegen. We moesten in dat geval zien te bedingen dat mevrouw de Groot dan leidster of directrice van dat tehuis voor kinderen werd, met een jonge assistente natuurlijk, anders gaat de boel scheef. Maar ik heb medelijden met haar. Ze staat tenslotte alleen en zonder middelen op de wereld.’

[pagina 131]
[p. 131]

‘Je bent een schat,’ zei Maarten. ‘Ze heeft het niet aan je verdiend, maar ik vind het best. Tot morgen dan.’

Ze omhelsde hem nog eens in de deuropening en schoof hem toen met zachte dwang de kamer uit. ‘Tot morgen en hier heb je mijn laatste pakje sigaretten, maar van nu af aan moet je ze zelf weer kopen.’

‘En laat ik vooral niet vergeten meneer Henkelmans de vijftig cent terug te geven, die ik de eerste dag van hem geleend heb,’ zei Maarten, die ook, in de overgelukkige stemming waarin hij verkeerde, iets grappigs wilde zeggen.

Maar Mieke had haar kamerdeur reeds gesloten.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken