Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Baron van Hippelepip (1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van Baron van Hippelepip
Afbeelding van Baron van HippelepipToon afbeelding van titelpagina van Baron van Hippelepip

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.15 MB)

Scans (46.42 MB)

XML (0.05 MB)

tekstbestand






Illustrator

Leo Visser



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Baron van Hippelepip

(1917)–Mien Visser-Düker–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige

[VIII]



illustratie

Het tooneel werd nu gauw veranderd voor den goochelaar.

Onderwijl liepen de kelners door de zaal en presenteerden allerlei lekker muggengebak. Toen het scherm weer opgehaald ward, toen durfde niemand haast adem te halen van verbazing.

Op het tooneel was het bijna geheel donker gemaakt.

Een zwaar gebouwde kikker, in een heel wijd, wit kleed met kolossaal wijde mouwen, liep druk heen en weer op het tooneel

[pagina 30]
[p. 30]

en mompelde allerlei rare, vreemde woorden, waarvan niemand iets verstond. Op een tafeltje vóór hem lagen verschillende voorwerpen als: hulstbessen, dennenappels, een doode meikever en een waterranonkel. Niemand begreep, wat hij daarmee zou uitvoeren; de gasten keken elkaar aan en haalden ongeloovig hun schouders op. Toen maakte de kikker een buiging als een knipmes, deed een beweging met zijn wijde mouwen, of hij ging vliegen, - - - de gasten rekten hun halzen uit, om beter te kunnen zien en riepen: ‘zou hij!’... ‘zou hij!’... en heusch, daar ging de groote, zware kikker de hoogte in, steeds buigende en wuivende.



illustratie

Vlak onder het dak bleef hij hangen, begon toen hard op zijn buik te trommelen en riep met een zware stem:

 
‘Verdwijn, jij, oûwe kikker!
 
Word dunner, inplaats van dikker;
 
Gooi weg je leelijke kikkerhuid,
 
En toover om je groenen snuit.
 
Laat hangen op deez' zelfde plek
 
Een witte muis, zonder ééne vlek!
 
Hocus - Pocus
 
Pierla - locus!’
[pagina 31]
[p. 31]

En vóór de gasten wisten, wat er gebeurde..... was de kikker verdwenen en hing in de lucht te zweven: een aardig wit muisje! - dat met z'n roode oogjes lachend op de verbaasde gasten neerkeek. De goochelaar stond weer rustig op den grond en keek, alsof er niets gebeurd was.

Toen zwaaide hij met zijn tooverstaf in het rond.... en de witte muis stond naast hem! De goochelaar aaide haar over het witte kopje, gaf haar een stukje kaas tot belooning en daarmee zette de muis zich in een hoekje neer, om er met haar scherpe tandjes heerlijk op te knabbelen.

Nu plukte de toovenaar een hulstbes van een takje, gooide die een paar maal in de hoogte, rook er eens aan, at ze toen op. Vervolgens plukte hij er weer een af, maakte er dezelfde grimassen mee, beklopte ze toen aan alle kanten met zijn tooverstaf, gooide de bes tegen het dak aan en...... uit de bes rolden honderden bloempjes, - steeds meer bloempjes, - zoodat het tooneel er geheel mee bezaaid werd.

Weer maakte de goochelaar een plechtige buiging, - raapte de bloemen op, - stapte het trapje af, dat naar de zaal voerde en..... legde al de bloemen neer in den schoot van het lieve bruidje, dat een kleur kreeg van pleizier.

Nu was er een kleine pauze, want de goochelaar moest allerlei in orde maken voor een nieuwe kunst.



illustratie

Na deze korte pauze werd het scherm weer opgehaald. De goochelaar stond weer op z'n oude paats.

Alle gasten waren even verlangend naar de volgende tooverkunst. De goochelaar vroeg nu, wie van de kleine kikkers of padden even bij hem op het tooneel wilde komen.

De meeste vaders en moeders wilden hun kleintjes niet laten gaan. Je wist toch maar nooit, wat voor een rare streken zoo'n goochelaar uitvoerde met je kinders, - fluisterden ze.

Maar een vroolijke kikkermoeder, die veel pleizier had in die tooverkunsten, bracht een kleintje van haar op het tooneel en fluisterde hem in het oor, dat hij vooràl niet bang moest zijn.

[pagina 32]
[p. 32]

Toen ging ze weer op haar plaats zitten. De goochelaar wees met zijn tooverstaf den dennenappel aan.

‘Jongeheer, weet je wel, wat dit voor een ding is?’ vroeg hij.

‘Jawel, mijnheer de toovenaar, een dennenappel,’ antwoordde de kleine kikker met trillende stem.

‘Goed gezegd, jongmensch! - nu meet je me eens vertellen, of je wel graag in zoo'n dennenappel zoudt willen wonen.’

‘Ik wil liever bij mijn moesje blijven wonen, toovenaar!’

‘Ja, natuurlijk, dat begrijp ik wel, beste vent, dat màg je ook wel, maar zou je niet eens even willen kijken, hoe 't er binnen in zoo'n aardig ding uitziet?’

De kleine kikker knikte van ja.

Nu werd het tooneel een oogenblikje geheel donker gemaakt. De gasten hoorden slechts een geklop en getimmer.

Het scherm werd langzaam opgetrokken......... Neen, maar! daar stond op het tooneel een snoeperig huisje, gemaakt van den dennenappel. Dat huisje had ramen, een deur en een dak, - voor een van de opengeslagen vensters stond de kleine kikker te lachen en te wuiven.

De gasten bomden hard met hun stokken op den grond en klapten zóó lang in hun pooten, tot de grond er van dreunde.

Weer werd het tooneel even donker gemaakt en toen het licht weer scheen,........ toen lag de dennenappel weer gewoon op tafel en de jonge kikker zat op den schouder van den goochelaar. De kikkermoeder was toch maar weer blij, toen ze haar jongen zag. Ze strekte haar pooten wijd uit en.... met een sprong zat haar jong op haar schoot.



illustratie

De kunst met den dooden meikever leek ook héél moeilijk.

Dat beestje had al den geheelen tijd doodstil op tafel gelegen, zoodat iedereen meende, dat het gestorven was.

Maar de goochelaar begon den kever langen tijd met zijn tooverstaf te bestrijken, al - heen - en - weer.

[pagina t.o. 32]
[p. t.o. 32]


illustratie

[pagina 33]
[p. 33]

Opeens kwam er wat beweging in het beestje, - 't rekte zijn pootjes eens uit, alsof 't plotseling uit een lekker slaapje wakker werd, - toen richtte de meikever zijn kopje parmantig op en..... daar sprong hij onverwachts op den kop van den goochelaar!

De gasten schudden maar met hun kopjes: ‘och! och! - wat kòn die man toch tooveren! - je werdt er heusch bang van!’ - zoo fluisterden ze elkaar in het oor.

‘Moesje, mag ik u een hand geven?’ vroeg een klein padje, ‘ik vind, dat die groote man daar zoo griezelig doet!’

Tot slot werd de kunst met de waterranonkel vertoond. Die was nog de allermooiste! De goochelaar nam de waterranonkel in zijn hand, blies er even tegen....... de bloem trok langzaam de hoogte in, zoodat er spoedig niets meer van te zien was.

Toen strekte de toovenaar zijn pooten uit, - bromde weer: ‘hocus... - pocus!... - - pierla!... - locus!’.. en in plaats van een bloem, kwam er een aardig kerstboompje naar beneden, waaraan voor iederen gast een klein cadeautje hing.



illustratie

Het bloemenscherm werd nu voor het laatst neergelaten, - de kelners ruimden gauw de stoeltjes weg: tot slot zou er nog een dansje worden gehouden, waaraan alle gasten, jong en oud, ook de bruid en bruigom, zouden meedoen.

Mijnheer de watertor deed al zijn best, om dezen laatsten dans prachtig te doen slagen.

De glimwormen moesten plaats nemen in een paar blauwe klokjes. De balzaal zag er nu bepaald tooverachtig mooi uit!

De dansmeester liep met sierlijke pasjes voor den stoet uit, dan volgde Hippelepip met z'n bruidje en vervolgens alle paartjes gearmd. Toen ze zoo een paar maal de zaal hadden rondgewandeld, terwijl van boven, op geheimzinnige manier, een regen van witte bloempjes op hen neerdaalde, gaf de watertor plotseling bevel om halt te houden.

Uit den binnenzak van zijn dansmeestersjasje haalde hij een

[pagina 34]
[p. 34]

stapel versjes te voorschijn, waarvan hij er iederen gast een met een bulging toereikte.

Dat gedicht had hij zelf gemaakt.

't Was een lied ter eere van het bruidspaar! Boven het vers stond met vergulde letters:



illustratie

Het orkest begon zacht te spelen en op de maat der muziek, terwijl de dansmeester allerlei grappige sprongen maakte, begonnen alle kikkers te zingen:

[pagina 35]
[p. 35]


illustratie

[pagina 36]
[p. 36]
 
‘Van Hippelepip is een leuke klant!
 
Oerwàk!
 
Hij zingt het mooiste van heel het land,
 
Oerwàk!
 
Men noemt hem Hollands nachtegaal,
 
Hij zingt wel honderdduizendmaal:
 
Oerwàk! - oerwàk! - oerwàk!
 
Orrrekkekkekkek! - kwak! kwak!
 
 
 
En daarom zingen we allen luid:
 
Oerwàk!
 
Ter eere van bruigom en van bruid,
 
Oerwàk!
 
Wij danken u allen voor dit feest,
 
't Is toch zóó heerlijk mooi geweest!
 
Oerwàk! - oerwàk! - oerwàk!
 
Orrrekkekkekkek! - kwak! kwak!’

Dit laatste vers werd door alle gasten gezongen, terwijl ze met bloemen wuifden en de dansmeester hen buiten de zaal geleidde.

Na hartelijk afscheid van het bruidspaar genomen te hebben, trokken de pretmakers door het bosch naar den vijver, terwijl de glimwormen weer den weg wezen.

 
De sterretjes glommen uit al hun macht,
 
De vogeltjes kweelden zoo zacht, zoo zacht!
 
De bloemetjes knikten: gôe... nacht! gôe... nacht!


illustratie


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken