Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620 (1927)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (18.39 MB)

XML (1.99 MB)

tekstbestand






Editeurs

C.R. de Klerk

B.H. Molkenboer

H.W.E. Moller

J. Prinsen J.Lzn

Leo Simons

J.F.M. Sterck



Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

emblematiek
verzameld werk
gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes
tragedie/treurspel
tragikomedie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620

(1927)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 159]
[p. 159]

[Het Pascha]aant.aant.aant.aant.



illustratie
Afbeelding op ware grootte van het Titelblad van Vondels eerste boekje naar een anonyme houtsnede.


[pagina 160]
[p. 160]


illustratie
Afbeelding op ware grootte van de eerste verzen-bladzij in Vondels eerste boekje.


[pagina 161]
[p. 161]

Het Pascha
ofte De verlossinge Israels wt Egijpten
Tragecomedischer wijse een yeder tot leeringh opt tonneel gestelt

 
Den goeden vind'my goed
 
Den quaden straf en strengh
 
Wanneer ick d'een behoed
 
En d'ander t'onderbrengh

Tot Schiedam,
By Adriaen Cornelison boeckdrvcker 1612.

[pagina 162]
[p. 162]

Afgedrukt naar de eerste uitgave, te Schiedam bij Adriaen Cornelison in 1612 verschenen (Unger: bibliographie van Vondels werken, nr. 66).

[pagina 163]
[p. 163]

Den dichter wenscht den goedtwillighen leser heyl ende salicheyt.Ga naar voetnoot*

1 D'oude wijse Heydenen aenmerckende den aert ende verdorventheytGa naar voetnoot1 2 des menschen, ende ziende hoe traegh vast een yeder was om langhs de 3 trappen der deughden op te klimmen, ende om hoogh te stijghen in al 4 het ghene wat loflijck ende eerlijck by hun mochte ghenaemt worden,Ga naar voetnoot4 5 als zijnde eenen al te steylen bergh; zoo hebben sy in alle manieren ghe- 6 tracht door zekere middelen een yeder te brenghen tot een goet, zedigh, 7 ende natuerlijck borgherlijck leven; tzij door eenighe Poëtische Fabulen, 8 ende verzierde ghedichten, oft door andere bequame Regulen endeGa naar voetnoot8 9 Wetten: dan onder andere hebben sy voor goet inghezien de maniereGa naar voetnoot9 10 van eenighe oude Historien ofte vergheten Gheschiedenissen wederom 11 te ververschen, ende voor al de Werelt op't Toneel te stellen: om alzoo 12 door zekere aerdighe toeghemaecte Beelden ende Personagien, leven-Ga naar voetnoot12 13 dich wt te drucken ende na te bootsen tghene tijt ende outheyt met veel 14 verloopen eeuwen ende afghemaeyde jaren bykans wt tghedacht ghe-Ga naar voetnoot14 15 wischt hadde, in voeghen als oft die eerst teghenwoordich gheschiedden:Ga naar voetnoot15 16 waer inne sy betoonden hoe int eynde alle goet syn belooninghe, ende 17 alle quaet syne eyghen straffe veroorzaeckt, op dat zelfs plompe, rouweGa naar voetnoot17-21 18 ende ongheleerde menschen, die al hoorende doof, ende al ziende blindt 19 waren, zonder bril mochten hun feylen als met den vingher aenghewesen, 20 ende door sprekende Letteren van ghecierde Figuren ghetemt ende 21 ghezedight werden, ende alzoo volghens de spreucke Horatij t'proffijt

[pagina 164]
[p. 164]

22 met ghenoechten leeren: Want nademael sy bevonden dat eenighe teGa naar voetnoot22 23 kreupel waren, om te graven na de kostelijcke kleynodien der leeringhen 24 ende gheheymenissen die onder de schorsse van ghedroomde Fabulen 25 wech-ghescholen ende verborghen laghen, ende hun van greetighe Zoec-Ga naar voetnoot25 26 kers ende Yveraers gheerne wilden laten vinden; ende dat den eenen 27 op dese den anderen op een ander wijse wilde gheleert ende onderwesen 28 zijn, zoo en ist hun niet ghenoegh gheweest oft schoon de Boecken van 29 schoone lessen al vervult waren, ende gheheel dick op-ghehoopt op 30 malkanderen ligghende eenen heerlijcken winckel maecten, ende oft veel 31 gulden redenen in Koper-platen ende Marbel-steenen konstich ghegra-Ga naar voetnoot31 32 veert alsins int voor-hooft van treffelijcke ghebouwen, de Voorby-gan-Ga naar voetnoot32 33 ghers al verbaest op-hielden: maer sy hebben ooc daer beneffens in 34 groote byzondere schou-plaetsen willen in 't openbaer de schatten der 35 Philosophie inden schoot toe-werpen, de ghene die te achtloos warenGa naar voetnoot35 36 om daer naer te arbeyden ende te streven: sy hebben met dit doen oock 37 den gheheelen standt ende conditie der Werelt willen afbeelden, ende 38 die eenen yeghelijcken als een levende schoon-verwighe schilderije voor 39 ooghen stellen. Want waer by mach het gheheele Tafereel oft Theatrum 40 deser Werelt beter vergheleken worden, als by een groot openbaer To- 41 neel, daer vast een yeder gheduerende den handt-wijlschen tijdt van synGa naar voetnoot41 42 vliende leven, syn eyghen Rolle ende Personagie speelt. D'een vertooghtGa naar voetnoot42 43 sich daer op als Koningh, ende neemt ghenuechte met synen bepeerlden 44 Scepter ofte Rijcksstaf veel Koninghrijcken ende Landen te ghebieden 45 ende te beheerschen, met een gouden Kroone syn Koninghlijc hooft omGa naar voetnoot45 46 te drucken, ende bekleedt met een glantzich luysterende purper zichGa naar voetnoot46 47 te vertoonen op synen hooghen Troon, voor wiens Majesteyt d'onder- 48 danen met groote eerbiedinghe buyghen ende neder-vallen. Een ander 49 volght den Krijgh-Godt Mars, ende al blauw ghehelmt steeckt syn peerdt 50 met sporen, hebbende in d'eene handt een twee-snijdende sweert, in 51 d'ander een ghevelde speere, rijdt alzoo midden onder de vijanden, 52 ontziende noch leven noch doodt, om met thien duysent Tropheen 53 triumphelijc weder te keeren, oft int bestoven velt onder de verslaghen 54 Helden, syn graf al met groenen Palm ende Lauwer bestroyt te hebben.

[pagina 165]
[p. 165]

55 Desen met een verbleeckt ghelaet queelt van liefden, ende doet metGa naar voetnoot55 56 syn beweeghlijcke klachten alsins den schallenden Echo in 't holle ghe- 57 welf van Veneris Tempel wedergalmen. Die berijdt den woesten OceanGa naar voetnoot57 58 met een ghevleughelt Peerdt, niet ontziende stormen, winden, zee-Ga naar voetnoot58 59 vlaghen, noch syrten, noch klippen, noch diepe afgronden, om vantGa naar voetnoot59 60 Oosten in 't Westen te gheraken. Een ander beploeght met een paer 61 Ioc-ossen den rugge van onser aller Moeder, om tsynder tijdt de God-Ga naar voetnoot61 62 dinne Ceres d'eerstelinghen syner vruchten toe te wijden, etc. Twijlen 63 dus den eenen in dit, den anderen in een ander bezigh is, ontgaet hun 64 den vlugghen tijt, ende eer den eenen naer den anderen den laetsten 65 zucht gheeft, moeten sy alle met den Wijsen-man roepen, dat alles niet 66 anders is dan Al ydelheyt, Al ydelheyt, ende worden alzoo door onver- 67 wachte doodt eer sy hun zelven hebben recht leeren kennen, van het 68 Toneel des Aertbodems achter de Gordijne wech gheruct: daer is den 69 rijcken ende den armen, den wijsen ende den zotten, den schoonen ende 70 den leelijcken, den stercken ende den swacken, d'een d'ander ghelijck; 71 zoo dat met recht over dese onse ydelheyt Heraclitus schreyt, Demo- 72 critus lacht, ende Timon sich voor de menschen als voor eenen vloeckGa naar voetnoot72 73 versteect, op hooghe berghen, in diepe holen, in duystere wildernissen, 74 ende andere eensame plaetsen. Dit aldus aenghemerct zijnde, kunnen 75 wy lichtelijc vonnissen wat d'oude wijse Heydenen met dese maniere 76 van doen hebben willen te kennen gheven, ende dat sy daerinne niet 77 te vergheefs zo vlijtich ende besich gheweest zijn. Ia dat meer is, wie 78 zal dorven ontkennen dat de Wet met al heur ceremonien ende wter-Ga naar voetnoot78 79 lijcke diensten, als offerhanden, reynighinghen, Sabbatthen, nieuwe 80 Maenden, ende al het ghene Aarons Priesterschap, ende den Tempel 81 met alle syn cieragien, ghereedtschappen, ende toerustinghen aenkleeft, 82 zoo ooc het regiment van t'Rijcke Israels? wie zal (zegghe ic) dorvenGa naar voetnoot82 83 verloochenen dat dit alles yet anders gheweest zij als een voorspel van 84 tghene men inden toekomenden Messias te verwachten hadde? Want 85 doen desen alderheylichsten Hooghenpriester ende Koningh alder Ko- 86 ninghen quam, doen hadden alle wettelijcke letterlijcke Priesteren ende 87 Koninghen Iuda hun rolle volspeelt ende wtghedient: want in Christo 88 houden alle beelden, schaduwen ende figuren op. Ia de bloote para-

[pagina 166]
[p. 166]

89 bolen ende gelijckenissen die de Heere onsen Zalichmaker inden Euan- 90 gelio voorstelt; van den mensche die onder de moordenaers ghevallen 91 was. vanden verloren Zone, die al syns Vaders goet onnuttelijc verquist 92 hadde. vanden Rijcken-man die met purpur ende kostelijc lijnwaet bekleedt 93 zijnde, leckerlijc leefde, ende Lazarus vergat: wat zijn't anders, als naecte 94 Comedien, ende Tragedien, om daer mede te leeren die menschen, 95 de welcke op gheen ander maniere de verborghen misterien van 't Rijcke 96 der Hemelen verstaen konnen? Ic gae voorby de Boecken der Konin- 97 ghen: daer eenen hoovaerdighen woedenden Saul al rasende ende 98 troosteloos in syn eygen sweert valt; daer eenen vluchtigen David ghe- 99 duerende syn ballinghschap Hemel ende Aerde te nauw dunckt; daer 100 eenen verwonnen Zedechias ghevanghelijck na Babylonien ghevoert 101 werdt; daer eenen tyrannischen Nebucadnezar Ierusalem ende des 102 Heeren Tempel verwoest, ende tot eenen steenhoop maeckt, etc. Alle 103 welcke Personagien ons van den H. Gheest tot leerachtighe voorbeel-Ga naar voetnoot103 104 den (als op de Scena) voorghedraghen werden: zo hebben wy voor-Ga naar voetnoot104 105 henen dese Trage-Comedie voor eens yeders ooghen willen op deGa naar voetnoot105-106 106 Stellagie opentlijck vertoonen: Ende alzo wy bevonden hebben dat vele 107 daer smaec-lustich ende begheerich na gheweest zijn, om tzelve noch 108 eens t'over-lesen, niet vernoeght zijnde dat sy tghezichte ende tghe- 109 hoor daer van ghenoten hebben, zo hebbe ic ten ernstigen verzoecke 110 van eenige gheoorloft tzelve (hoewel het gheringh is ten aenzien van 111 tghene ick daer in ghedaen hebbe, nochtans groot ende ghewichtich 112 van stoffe) door openbaren druck eenen yeghelijcken ghemeen te maken: 113 te meer, om dat het by velen wt myn originael ghetoghen zijnde, te 114 zeer ghekrenckt, ende van synen luyster te zeer berooft ende onciert 115 werdt: Wenschende dat het met zoodanighe vruchtbaerheydt ghelesen 116 werde, dat het ghedije tot prijs van den heylighen ende ghebenedijden 117 Name Godts, ende dat door het overdencken van dese Trage-comedie 118 ofte dit Blij-eyndich-spel, de droeve Tragedie oft het droevich Treur- 119 spel van ons ellendich leven, mach nemen een vrolijc eynde ende 120 ghewenschten wtghangh: Amen.

In Amstelredamme, 1612. den 29. Maerte.

Den al uwen

I.V. VONDELEN.

[pagina 167]
[p. 167]

Epistre
A mon-seigneur Iean Michiels van Vaerlaer,
mon singulier Amy
.

 
L'Encensoir odoreux de l'Arabie heureuse,
 
L'Attique miel sucré, la mine precieuse
 
De la riche Peru, les perles, les thresors
 
Que l'Inde orientale a sur ses riches bords,
5[regelnummer]
Ne pouvant presenter à vostre Seigneurie,
 
Ie vien l'Avant-coureur de mienne Poësie
 
Sacrer à ton honneur, en toute humilité,
 
La printaniere fleur de mon aage doré.
 
Ma Muse rit desia, se voyant amiable
10[regelnummer]
Dessoubs l'ombre d'vn tel Mecaene favorable,
 
Qui fuyant le pavé des ruës, va les champs
 
Presser de ses talons: qui l'aage de son temps
 
Loing, loing hors l'emmuré d'vne Cité redouble,
 
Laissant des Citadins la peupuleuse trouble:
15[regelnummer]
Qui pour les bords du Leck et son bord verdissant
 
Quitta le bleu Triton de l'Amstel ondoyant,Ga naar voetnoot16
 
Et estant petit Roy de Iaersvelt, ne desire
 
Changer son libre estat pour vn plus grand Empire.
 
O trois fois bienheureux (a autre fois chanté
20[regelnummer]
Horace et le Gascon du Bartas renommé)
 
O mille fois heureux! qui voit tousiours Nature
 
Fleurir parmy les champs en eternel verdure,
 
Le maniement joyeux d'vn verd scion entéGa naar voetnoot23
 
Le lustre passe d'vn royal sceptre emperlé,
25[regelnummer]
Les feuilles ombrageux d'vn florissant boscage,
 
Les doux tirelirants Rossignols en ramage,
 
Surpassent l'orgueilleux couronnement royal,
 
Et le chant mesuré des Chantres musical.
 
Si tost que le Soleil va peindre de dix milles
30[regelnummer]
Couleurs le gay Printemps, par les pleines fertiles,
 
Le champestre Bourgeois voyt ores sur les fleursGa naar voetnoot31
[pagina 168]
[p. 168]
 
Aurore distiller les agreables pleurs,
 
Il voit les fleurs ployer soubs vn mignard Zephire,
 
Il oyt le doux Echo qui par le ciel souspire,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Il voyt les aime-fleurs d'Hymette bancquetter,Ga naar voetnoot35
 
Le sueux Laboureur la terre cultiver,
 
Et richement semer la nouvelle semence,
 
Pour moissonner apres les fruicts en abondance.
 
Le chaleureux Esté (qui brusle tout vermeil)Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Luy monstre les espics, la vertu du Soleil
 
Luy monstre le coral des cramoisins cerises,
 
Et l'Automne a couvert de mille friandises
 
Son table, riche en fruict, en bled, en grain, en vin,Ga naar voetnoot43
 
Verssant le bon Bacchus dedans vn crystalin.
45[regelnummer]
Or estant de tous biens richement couronnée
 
Il sent desia en l'air les aisles de Borée.Ga naar voetnoot46
 
He Dieu! qu'est-ce vn plaisir ainsi en liberté
 
Parmy les champs feconds en toute seureté
 
De talonner les pas de nostres premiers Peres,
50[regelnummer]
Loing, loing laissant à dos les passions severes,
 
Fuyant le bruict mondain: ô doux et sainst repos!
 
Qui de cupiditez n'as point chargé le dos,
 
Qui ne crains le malheur d'vne gauche fortune,
 
Ni l'azur ondoyant du barbare Neptune,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Qui portes dans ton coeur ta richesse et thresor,
 
Et ton bien souverain: qui pour argent ni or
 
Ne passeras la mer, ne tendras tant de toiles,
 
Pour borner tes desirs soubs l'ombre de tes voiles,
 
Qui d'vn Balaine fier ne crains d'estre englouti,
60[regelnummer]
Mais qui dans ton berceau veux estre enseveli.
 
Durant l'aage doré que nos premiers Ancestres
 
Faisoint profession des ouvrages champestres,
 
Astrée florissoit, et la terre à chascunGa naar voetnoot63
[pagina 169]
[p. 169]
 
Estoit avec ses fruicts en partage commun,
65[regelnummer]
Les fifres ni tambours n'esveillerent l'orage
 
D'vn sanglant eschaffaut, ne Mars aime-carnage
 
N'exhortoit ses Souldats, on ne trouva Citez,
 
Chasteaux, ni tours pierreux, ni Remparts terrassez,
 
Neptune n'eust le dos ni ses ondes salées
70[regelnummer]
Chargées de cent vaisseaux, car du fruict des vallées
 
Chascun se contentoit, et vivoit à Ceres,Ga naar voetnoot71
 
Laquelle abondamment leur provida assez.
 
O celeste labeur! qui dans ton front empraincte
 
Portez la saincte loy, la justice, et la craincte
75[regelnummer]
Du grand Dieu Zebaoth, comme Abel vertueux,
 
Noë, Moyse, Abram, et celuy qui les Cieux
 
Semble oreillier au son de sa harpe dorée,
 
Et triomphant se voyt vainceur d'vn Briarée.
 
Combien d'années les Romains sont sagement
80[regelnummer]
Gouvernez soubs ceux ci, qui du coutre trenchantGa naar voetnoot80
 
La terre ont cultivé, je laisse vn Tite Live
 
Historier dessus le Tyberique rive.
 
Ie ne veux, ni ne puis mettre en jeu tous les Roys,
 
Porte-sceptres dorez, Demy-dieux, Donne-loyx,
85[regelnummer]
Qui ont abandonnez leur Couronne invincible,
 
Pour vivre bien contents parmy le champ paisible,
 
Loing, loing des vanitez et troubles de l'esprit,
 
Pour laquelle ses pleurs Heraclite espandit.
 
La plus part qui cerchoynt les immortelles vivres,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Et qui diligemment ont feuilletté les livres
 
Du trois-fois sainct Esprit, sont aussi retiré,
 
Laissant arriere loing l'humaine vanité.
 
Car le vray Helicon, et Pernasse des Muses
 
Se plaist d'entre le son des douces cornemuses
95[regelnummer]
Du haubois pastoral, soubs l'arbres ombrageux
 
Lesquels tous-jours croissant vont menaçant les Cieux.
 
Toy qui d'vn mesme feu, et d'vne mesme flame
 
Bruslez divinement, c'est vers toy que je rame
 
Avec mon foible esquif, puis qu'vn vif jugementGa naar voetnoot99
100[regelnummer]
Accompaigne tous-jours ton hault entendement,
 
Souffrez que soubs ton nom je vien le vieil Theatre
[pagina 170]
[p. 170]
 
Icy renouveller, et Pharon l'Idolatre
 
Presenter obstiné, qui ses derniers sanglots
 
Et derniers pleurs noya dedans les rouges flots:
105[regelnummer]
Souffrez que je despein icy la delivrance
 
Des enfans d'Israël, d'Abram juste semence,
 
Afin que par Zoyle au visage effrontéGa naar voetnoot107
 
Les fleurs de mon printemps ne soyent violé.
 
C'est la cause pourquoy, Mecene tres-fidelle!
110[regelnummer]
Que ma Muse dessoubs l'ombrage de ton aisle
 
Se cache volontiers. Ma Muse qui s'en va
 
Sur le sacre sommet de l'Arabe Sina
 
Le front pousser au Ciel jusqu'aux bigarres nuës,
 
Soubs l'Echo de ton nom jusqu'aux astres cornuës:
115[regelnummer]
Recevez doncq ces vers, ces vers qu'à ton honneur
 
Vrayment meritent bien vn plus docte Sonneur.
 
 
De vostre Seigneurie le tres-affectionné
 
I.V.V.
[pagina 171]
[p. 171]

Op de verlossinghe Israels

 
Hoe Godt rechtveerdich straft den Pharo obstinaet,
 
Midts syn hardtneckich hert, en tyrannighen haet,Ga naar voetnoot2
 
Over syn volck verheven,Ga naar voetnoot3
 
Hoe hy oock Israel verlosset wt syn handt
5[regelnummer]
Door Moysis synen knecht, wt het Egyptsche landt,
 
Speelt Vond'len hier na t' leven.
 
 
Ghetrou altijt.Ga naar voetnoot*
[pagina 172]
[p. 172]

Eer-dicht op de verlossinghe van Israel

 
Het domme mis-verstant door onbeslepen sinnen
 
Verdoolt vaeck inde keur, en wisselt goet voor quaet,
 
Den siende blindelingh volcht lust voor wijsen raedt,Ga naar voetnoot3
 
En die doet gantsch verkeert verkeerde dingen minnen.
5[regelnummer]
De reden-rijcke mensch kant misbruyc haest verwinnenGa naar voetnoot5
 
Door deuchdens liefde, die met kennis hooch begaeftGa naar voetnoot6
 
Wanneer hy't heylich woordt ziel-ijverich hanthaeft
 
Wert hy Gods Rijc-genoot, de wijsheyt syn vriendinnen.Ga naar voetnoot8
 
Kroont Vondels weerdich hooft heyl-graege jongelingen,
10[regelnummer]
Die voor d'onkuysche min het hoochste nut leert singenGa naar voetnoot10
 
Het welc den geest vervreucht met een inwendich juygen,
 
Het wroecht niet na de daet, als die snoo leugen dichten,Ga naar voetnoot12
 
Tweesinnich hy verlijct de oud' en nieuw' gheschichten:Ga naar voetnoot13
 
Doorleest dit sin-rijc boec het zalt u best ghetuyghen.
 
 
T'kan verkeeren.Ga naar voetnoot*
[pagina 173]
[p. 173]

Klinck-veers op de verlossinghe der kinderen IsraelsGa naar voetnoot*

 
Gheen man en kan den lof van Godes groote daden
 
Te recht wel singhen wt, oft prijsen zoo't behoort,
 
Ten zij de wijsheydt zelfs beschreven in Godts woordt,
 
Door Moyses gulde penn', hem leyt op syne paden,
5[regelnummer]
Als dan den mensche zal bemercken veel ghenadenGa naar voetnoot5
 
Aen den Hebreen geschiet, welc waren schier versmoort
 
Ondert Egyptsche jock, bedwonghen en bespoortGa naar voetnoot7
 
Te wercken boven macht na s' Landts-volc listich raden.Ga naar voetnoot8
 
Geen Schilders kloec verstant, geen verwe, noch pinceel,
10[regelnummer]
En zal afbeelden zoo, ten vollen noch ten deel,
 
Verlossingh voor dat volc, verheest van treurich klaghen,Ga naar voetnoot11
 
Als hier nu heeft ghedaen een goet Helicons klerck,Ga naar voetnoot12
 
Die naect'lijck stelt ten toogh in recht Poëtisch werck,
 
s' Volcx last, verlossing med', schept in Gods gaef behagen.Ga naar voetnoot14
 
 
Godt is myn heyl.Ga naar voetnoot*
[pagina 174]
[p. 174]

Klinck-dicht
over de verlossinghe Israels wt den dienst-huyse Egypti

 
Die leerlustent verheucht de rijcke konst te kroonen,Ga naar voetnoot1
 
Komt lievers tot dit hof, en nutticht van t'geplant,Ga naar voetnoot2
 
Een zuyvere deuchts vertoon, een stichtelijcke stant
 
Laet in u graghe gheest staeghs onversadicht woonen:Ga naar voetnoot3-4
5[regelnummer]
Merct dit rijck redens werc, van Vondel int vertoonen
 
Hoe't slaefsche Israël verlost werdt wt het Landt
 
Egypti, en gheleydt van een wree Konincks handt
 
Na t' langh ghewenschte goedt en heerlijc wel beloonen.
 
Kranst dees Tael-cierder kloec (na waerde te verheven)
10[regelnummer]
Batavia, die u een spieghel heeft gheghevenGa naar voetnoot9-10
 
T' licht van een vrijen tijdt, na slavernijen ent,
 
Onder t'vermetel Room, en tyrannich verwoeden,Ga naar voetnoot10-12
 
Godt is den quaden quaet, den goeden als den goeden,
 
En wint t'behouden Rijck, die 's Heeren naem bekent.Ga naar voetnoot14
 
 
Bemint de waerheydt.
[pagina 175]
[p. 175]

Klingh-dicht

 
Wil yemant tot verheugh' syn wetenschap bewijsen,Ga naar voetnoot1
 
T' is last'rich hy syn sin tot ydel zaken spist,Ga naar voetnoot2
 
Als roem van geyle minn' oft wreed' oorloghsche twist,
 
Waer wt verwaent ghemoet en dulle herssen rijsen:
5[regelnummer]
Maer die syn Musae stelt om s'Hemels Vorst te prijsen
 
In scheppingh, in behout, in straf', oft in ghenaet,
 
Die doelt naer t' rechte wit, die houdt de rechte maet.
 
En teelt als Hemels-Bie ons Ambrosinsche spijsen.Ga naar voetnoot8
 
S'g'lijcx desen Dichter doet, die ons verbloemt gaet toogenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Tot nieuwen versch ghedacht in onse slaep'righ oogen,
 
Gods wraec aen Pharao, syn jonste tot syn Volck,
 
Tot spieghel: s'menschen trots is enckel onvermoogen:
 
Maer d' Heer syn ned'rich volck g'naed-krachtich wil verhooghen,
 
Dies ons Van Vond'len is den g'lauwer-kroonden Tolck.
 
 
Liefd' al volmaect.
[pagina 176]
[p. 176]

Kort begrijp vande trage-comedie

1 Terwijlen Moses de Schapen (syns Sweers Iethro) hoedt in MadianGa naar voetnoot1 2 byden Berghe Horeb ofte Sinai, verschijnt hem de Heere in de ghedaente 3 eens Enghels wt den vlammenden Bosch, ende stelt hem tot een Leydts- 4 man, Herder, ende Verlosser over t'Huys van Israel: Moses ontschuldicht 5 sich om syn onbequame tonghe, dies verzelt hem de Heere met synen 6 Broeder den schoontalighen ende Priesterlijcken Aaron. Dese tweeGa naar voetnoot6 7 Ghebroeders als Ghezanten van Gods hooge Majesteyt, verzoecken de 8 verlossinghe Iacobs aenden Koning Pharao met bevestinge vant eerste 9 wonderteecken hun Slang-wordende Roede: maer den hooghmoedighen 10 Koning verstockt (zoo door't ingheven ende goochelerije van syn Droom- 11 bedieders ende Toovenaers, als door syns zelfs obstinaetheyt) verdruct 12 de Hebreen meerder als voor henen: waer op volghen de thien straffen 13 Godts, als roeden ende gheesselen van syne rechtvaerdicheyt, dies hy 14 bedwongen is hun te verlaten. Doch de Heere verstoct hem tot wtersteGa naar voetnoot14 15 straffe van syne hartneckicheyt, ende tot grootmakinge van synen heyli- 16 ghen Name, dat hy met syn Heir-legher, Ruyters, Paerden, ende Waghenen 17 d'Israeliten achterhaelt aen't roode Meir, daer de Heere syn wtverko- 18 rene drooghs voets door brenght wt tgheweldt Pharaonis, die hun op't 19 spoor navolghende, syn droevich Treur-spel eyndight, ende alle hoogh- 20 moedighe Godt-verachters synen ondergangh als eenen spieghel voor 21 ooghen stelt. D'Israeliten verlost, loven (over hun triumphante verlos- 22 singhe) den Heere met Lof-zanghen ende Danck-zegghinghen. Luystert 23 toe, etc.

voetnoot*
in de tietel: tragecomedischer wijse: op de wijze van 'n tragi-komedie, dat wil zeggen 'n treurspel met 'n blij einde: blij eindend treurspel (zie de laatste regels van ‘Tot den leser’).
voetnoot1
aenmerckende: beschouwende.
voetnoot4
eerlijck: eerzaam, deugdzaam.
voetnoot8
verzierde ghedichten: gedichten over verzonnen of verdichte geschiedenissen (verzieren = verzinnen, uitdenken).
voetnoot9
dan: zo.
voetnoot12
aerdighe toeghemaecte Beelden ende Personagien: kunstig toegestelde voorstellingen van personen (aerdigh: kunstig).
voetnoot14
tghedacht: 't geheugen.
voetnoot15
in voeghen als oft: op de manier alsof.
voetnoot17-21
opdat aan die plompe... mensen hun feilen mochten aangewezen worden, en zij door de sprekende leer van zinnebeeldige voorstellingen beschaafd en verzedelikt mochten worden.
sprekende Letteren van ghecierde Figuren: sprekende leer van zinnebeeldige voorstellingen.
de bekende woorden van Horatius: qui miscuit utile dulci: die 't nuttige heeft verenigd met 't aangename.
voetnoot22
te kreupel: te gebrekkig van geest.
voetnoot25
ende hun: en die zich (n.l. de leringen)
voetnoot31
Marbel: marmer.
voetnoot32
't voor-hooft: 't topstuk (vooral de klassieke topdriehoek) in de voorgevel.
voetnoot35
de ghene die...: bij hun die...
voetnoot41
den handt-wijlschen tijdt: de kortstondige tijd (handtwijle: ogenblik).
voetnoot42
vertooght sich: vertoont zich.
voetnoot45
om te drucken: zie Wtvaert van Henricus d. Gr., vs. 52.
voetnoot46
luysterende: schitterende.
voetnoot55
queelt: zingt z'n (liefde) klachten.
voetnoot57
van Veneris Tempel: van Venus' tempel (Veneris: van Venus).
voetnoot58
ghevleughelt Peerdt: beeld voor 't gezeilde schip.
voetnoot59
syrten: zie Wtvaert van Henricus d. Gr., vs. 103.
voetnoot61
Joc-ossen: ossen die 'n juk dragen.
voetnoot72
Timon: Timon mensenschuwe en mensenhater uit Athene tijdens de Peloponesiese oorlog (omtrent 420 vóór Kr.).
voetnoot78
de Wet: de oude, de Joodse wet.
voetnoot82
het regiment: de regering, 't bestuur.
voetnoot103
leerachtighe: leerzame.
voetnoot104
de Scena: 't toneel.
voetnoot105-106
op de Stellagie: (uitspraak als ons stellage): op 't toneel (op 't plankenverhoog); Vondel had Het Pascha al laten spelen op 't toneel, waarschijnlik in 1610 in de Brabantse rederijkerskamer: 't Wit Lavendel met de zinspreuk Wt levender Jonst (uit levende liefde) te Amsterdam.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 23 scion, in de oude uitgave staat sion.

voetnoot16
Triton: eigenlik zeegod, hier dus: watergod.
voetnoot23
scion: spruit.
voetnoot31
ores: nu, terstond.
voetnoot34
Il oyt: hij hoort.
voetnoot35
aime-fleurs: bloemenliefhebbers, hier: de bijen;
Hymette: de Hymettus, berg in Attika, was beroemd om z'n honing; vandaar honingberg.
voetnoot39
Esté: été: zomer.
voetnoot43
bled: blé: graan.
voetnoot46
Borée: Boreas, de Noordewind.
voetnoot54
Neptune: Neptunus, de god van de zee, vandaar: de zee.
voetnoot63
Astrée: Astrea, de godin van 't recht; 't recht.
Deze regels zijn 'n herinnering uit 't begin van Ovidius' Metamorphoses; de gouden eeuw.
voetnoot71
Ceres: de godin van de akkerbouw.
voetnoot80
coutre: ploegijzer.
voetnoot89
cerchoynt: zoeken.
voetnoot99
esquif: bootje, hulkje.
voetnoot107
Zoyle: Zóïlus was 'n bekrompen bevitter van Homeros.
voetnoot2
midts: om.
voetnoot3
tegen zijn (Gods) verheven volk.
voetnoot*
Ghetrou altijt: t' is niet bekend wie deze spreuk voerde.

voetnoot3
De ziende volgt blindelings z'n begeerte in plaats van wijze raad.
voetnoot5
haest: spoedig.
voetnoot6
die met hoge kennis (hem) begaaft.
voetnoot8
vriendinnen: voor vriendinne, enkelvoud.
voetnoot10
voor: in plaats van.
voetnoot12
snoo: snood, boosaardig.
voetnoot13
Hij vergelijkt de oude en de nieuwe geschiedenis, zodat z'n spel 'n dubbele betekenis heeft (zie Vondel's Verghelijckinghe achter Het Pascha).
voetnoot*
T'kan verkeeren: Breero's bekende zinspreuk.

voetnoot*
Klinck-veers: klinkdicht, sonnet.
voetnoot5
Dan (als dan) zal de mens bemerken.
voetnoot7
bespoort: aangedreven.
voetnoot8
na s' Landts-volck listich raden: volgens de listige plannen van 't volk van dat land.
voetnoot11
verheest: hees geworden.
voetnoot12
een goet Helicons klerck: 'n goed dichter ('n goed schrijver van de Hélikon, zie blz. 156).
voetnoot14
Schep behagen in deze gave Gods (dit dichterlik werk) (of die schept behagen in Gods gunst aan de Joden).
voetnoot*
Godt is myn heyl: de spreuk van de bekende rekenmeester Willem Bartjens, die door Vondel bezongen is (zie blz. 136).
voetnoot1
Die leerlustig zich verheugt.
voetnoot2
Komt lievers tot dit hof: moet veeleer (allereerst) komen in deze tuin.
voetnoot3-4
Laat 't vertonen van zuivere deugd, enz.; staeghs: staag.
voetnoot9-10
Kranst.... Batavia: Batavenland, krans deze kloeke taalkunstenaar.
voetnoot10-12
een spieghel.... 'n gelijkend beeld van uw vrijheid na 't einde van uw slavernij onder 't vermetele Rome (de Roomse godsdienst).
voetnoot14
en hij wint 't rijk van 't heil, van 't geluk, die enz.
voetnoot1
tot verheugh': tot vreugde (van anderen).
voetnoot2
last'rich: zondig.
voetnoot8
Ambrosinsche: goddelike (Ambrosijn: de godenspijs bij de Grieken).
voetnoot9
S'g'lijcx: desgelijks, aldus.
voetnoot1
Sweer: schoonvader.
voetnoot6
schoontaligh: welbespraakt.
voetnoot14
te verlaten: vrij te laten.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Het Pascha ofte de Verlossinge Israels wt Egypten


auteurs

  • G.A. Bredero

  • Willem Bartjens