Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620 (1927)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (18.39 MB)

XML (1.99 MB)

tekstbestand






Editeurs

C.R. de Klerk

B.H. Molkenboer

H.W.E. Moller

J. Prinsen J.Lzn

Leo Simons

J.F.M. Sterck



Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

emblematiek
verzameld werk
gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes
tragedie/treurspel
tragikomedie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620

(1927)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 427]
[p. 427]

[Gedichten]aant.aant.aant.aant.

Hymnvs, Ofte Lof-Gesangh,
Over de wijd-beroemde scheeps-vaert der Vereenighde Nederlanden.

Aenden Goed-jonstigen Aenschouwer.Ga naar voetnoot*

 
O Bondigh Nederland! die al des werelds perckenGa naar voetnoot1
 
Beschaduwt, en door-vlieght met u bepeckte vlercken,Ga naar voetnoot2
 
En om den Aerden-kloot met u Meyr-minnen sweeft,Ga naar voetnoot3
 
Tot daer Natuere dy haer rijckste schatten geeft,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Gedooght, dat ick al-om den middel mach verbreden,Ga naar voetnoot5
 
Waer by den welstant groeyt van u Scheep-rijcke Steden,Ga naar voetnoot6
 
En ghy, o Admirael! die op de winden zwiert,Ga naar voetnoot7
 
En van't lazurigh veld de zoute toomen stiert,Ga naar voetnoot8
 
Mijn reyse gunstigh zijt: op dat ick met verblydenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Mach aen een goede kust het Ancker laten glyden,
[pagina 428]
[p. 428]
 
Al-waer ick nau geland, zal mijn beloft voldoen,
 
En 't heyligh Altaerplat met heeten Wieroock voen.Ga naar voetnoot12
 
Doen 't menschelijck geslacht hadde onder zijn bestierenGa naar voetnoot13
 
De Vogelen gebracht, en d'ongetemde Dieren,
15[regelnummer]
Wat rester (riepen zy) dan dat wy eyndlijck meeGa naar voetnoot15
 
Vermeesteren in 't net de Visschen vander Zee?
 
't Was niet soo haest geseyd, d'een gingh de zoete stroomen
 
Beryden, half beangst, met uytgehoolde Boomen:Ga naar voetnoot18
 
Een ander met een Vlot van schorssen al bemorst,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Zich nauwelijcx in 't diep van strande geven dorst,Ga naar voetnoot20
 
Die, met een lichte Barck van barstigh Bocken-lederGa naar voetnoot21
 
Heel vremd te gaer gepast, vast golfden op en neder,Ga naar voetnoot22
 
So lange tot sy 't Want op-trocken met de VischGa naar voetnoot23
 
En met een versche vangst bekroonden haren disch.
25[regelnummer]
Maer d'onverzaedlijckheyd des menschen niet te vredenGa naar voetnoot25
 
Met nootdruft zynes lijfs, in zijn behoeflijckheden,Ga naar voetnoot26
 
Hier mede niet vernoeght, dus by sich selven spreeckt:
 
Wat is 't doch dat ons let? wat is 't dat ons ontbreeckt?Ga naar voetnoot28
 
Dat in een vreemd gewest wy elders niet en soecken,
30[regelnummer]
't Gene ons Climaet ontbeert, in d'een oft d'ander hoecken?Ga naar voetnoot30
 
Oft zal de schrick des doots, 't woeste op geblasen Meer,Ga naar voetnoot31
 
Het ruysschen vande wind, en 't bulderende weer,
 
Van een so stouten daed ons yzen doen en beven?Ga naar voetnoot33
[pagina 429]
[p. 429]
 
Neen! neen! na rijckdom streeft, oft wenscht niet meer te leven,
35[regelnummer]
Ontsiet de diepte niet, al is haer aensicht straf:
 
Sy helpe ons tot meer heyls, of strecke ons tot een graf,
 
Heel weynigh is 't verschil, oft na dit tijdlyck slaven
 
Wy worden inder Aerde, oft inde Zee begraven,
 
En ons en is voorwaer het aerdrijck niet alleen,
40[regelnummer]
Maer oock de vloeden selfs ghegeven tot een Leen.
 
Elck rept' van stonden aen sijn handen tot den wercke,
 
d'Een timmert, klutst, en bout een tweede Noahs Arcke,Ga naar voetnoot42
 
Een ander stijght om hoogh ten wolcken met de Mast,Ga naar voetnoot43
 
Die, maeckt den Wouwe-steert het roer van achter vast.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Den eenen 't ancker smeed, die, draeyt de Kenpsche zeelen,Ga naar voetnoot45
 
En d'ander 't vlacke Zeyl de winden gaet bevelen,Ga naar voetnoot46
 
Doet een nieuw-wereld op, gaet bruyssen door het natGa naar voetnoot47
 
En keert flucx wederom met alderhande schat.
 
Van een so nutten kunst, krijght haest de nieuwe marenGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Sesostris, de Monarch der oude Egyptenaren:Ga naar voetnoot50
 
Die door 't Arabisch Meyr een vlote kielen sleept,
 
En met zijn Oorlooghs-heyr naer Indus over-scheept,Ga naar voetnoot51-52
 
Keert veyligh weder t'huys, als vele uytheemsche Rijcken
 
Hy onderworpen had den Scepter van Afrijcken.
55[regelnummer]
Dit's wel den eersten Prince oft Coningh die de ZeenGa naar voetnoot54-55
 
Heeft met een houten Peerd betreden, en bereen,Ga naar voetnoot56
 
Die als een heldre Tourts geluchtet heeft voor-henen,Ga naar voetnoot57
 
Welck zijn op 't spoor gevolcht de machtige Turrhenen,Ga naar voetnoot58
[pagina 430]
[p. 430]
 
Na deze de Tyriers, en so is voorts verbreydGa naar voetnoot59
60[regelnummer]
Dees vindingh meer en meer, om hare nuttigheyd.
 
En wie erkent doch niet den grooten heyl en zegen,Ga naar voetnoot61
 
Die hier door werd bereyckt, en lichtelijck verkregen,
 
Waer sy in zwange raeckt, oft uyt-steeckt hare borst,
 
Werd yder Dorp een Stadt, elck Reeder eene Vorst,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Vruchtrijcke Marckten van onnutte en dorre stranden.Ga naar voetnoot65
 
Getuygen zuldy zijn vereende Nederlanden!Ga naar voetnoot66
 
Wiens voorste Zee-ste'en hier na 't leven afgemaelt,Ga naar voetnoot67
 
d'Aenschouwer al verbaest met sijn gesicht bestraelt,Ga naar voetnoot68
 
Verbaest, om dat hy so veel Toornen ziet gewassenGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
Wt laegh versopen Land, uyt Poelen, en Morassen,Ga naar voetnoot70
 
't Schatgeld-rijck Amsteldam, Rotterodam 't beroemt,Ga naar voetnoot71
 
Enckhuysen 't Haringh-rijck, 't kloeck Middelborgh genoemt
 
Der Zeeuwen beste pand, en Vlissingh 't wel gelegen
 
Om raken af en aen, door d'ongebaende wegen.Ga naar voetnoot73-74
75[regelnummer]
In dezer Peerlen kreyts voornamelijcken gants,Ga naar voetnoot75
 
Ofte aldermeest bestaet de Zee-vaert deses Lands.
 
Van ouder tyden staegh in Oorloge en in vredeGa naar voetnoot77
 
Elck deser Steden was een wijd-vermaerde Reede,
 
Vermids den Oceaen goed-jonstigh tot haer vloeyt,
[pagina 431]
[p. 431]
80[regelnummer]
Waer door zy meer en meer allencx sijn aenghegroeyt,
 
En neffens veel tribuyts, niet weynigh luysters gavenGa naar voetnoot81
 
Den Vorstelijcken naem, van haer gehulde Graven,Ga naar voetnoot82
 
Der welcker eer, en roem, sich spreyde wijd en zijt,
 
En hielden Ridderlijck den zegen inden strijd.Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Waerom de Caesars oock, en ander PotentatenGa naar voetnoot85
 
Haer Bond-genoodschap lief en weerd was boven maten.Ga naar voetnoot86
 
Twee Diederijcken zijn (oft ymmers alsmen leest)Ga naar voetnoot87
 
Geswagers vande Kroon der Vrancken eer geweest.
 
Arnolf de derde had twee Keyseren te gaderGa naar voetnoot89
90[regelnummer]
Tot eenen Swager d'een, den andren tot Schoon-vader,
 
Wilhelm de tweede, Graef van Holland, werd alomGa naar voetnoot91
 
Beroepen tot Monarch van 't Duytsche Keyserdom.
 
En waer door anders zijn dees' Graeffelijcke Heeren
 
Geklommen op den trap, en hooghsten Bergh van eeren,
95[regelnummer]
Als door de zegeningh der Scheep-vaert, die den schoot
 
Der Landen maeckte rijck, en hare Vorsten groot.Ga naar voetnoot95-96
 
En Carolus (genaemt) de vijfde vanden RijckeGa naar voetnoot97
 
Des Keyzerlijcken stoels, die niemand sijns gelijcke
 
Tot synen tyden heeft in mogentheyd erkent,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Wien zelfs sijn Heyligheyd, der Kercken hooft Clement,Ga naar voetnoot100
 
De pratte Coningen van Vranckrijck, en Naveerne,Ga naar voetnoot101
[pagina 432]
[p. 432]
 
Zo andere Vorsten meer sich onderwierpen geerne,Ga naar voetnoot102
 
Voor wien eerbiedigh heeft den Kleefschen Vorst geknielt,Ga naar voetnoot103
 
Die gantsch Europam niet alleen in vreese hielt,Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Maer selve oock alle vier de hoecken vander EerdeGa naar voetnoot105
 
Sijn wapens voelen dede, en 'tstael van zynen sweerde,
 
Die als Monarche droegh van 't drymael Heyligh grafGa naar voetnoot107
 
De Coninghlijcke Kroon, den Tytel, en den Staf,
 
Die (segge ick) heeft geproeft wat nut in zyne tochtenGa naar voetnoot109
110[regelnummer]
En Krygen, iaerlijcx dees Provincen hem aen-brochten,
 
Waerom hy niet vergeefs verstandigh, en bequaemGa naar voetnoot111
 
Philippum synen Sone, en een'gen Erfghenaem
 
Vermaende, geensins niet den Iber toe te latenGa naar voetnoot113
 
Met zynen trotsen kop, 'tbeheerschen deser Staten,Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
De welcke lange om 't lijf niet passen zou den rockGa naar voetnoot115
 
Van zulck een forts gebied, als 't Spaensche ondraeghlijck Iock.Ga naar voetnoot116
 
Maer 's Vaders lesse heeft de Zoone haest vergeten,Ga naar voetnoot117
 
Die 't uytheemsch bloed beveelt 's Lands rechten, en geweten,Ga naar voetnoot118
 
Dies slachtet Neder-land 't gheterghde Spaensche Ros,Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
'Twelck voelende sijn kracht, breeckt al sijn toomen los,
 
Begeeft sich buyten spoors, den Meester mach niet gelden,Ga naar voetnoot121
 
En briesschende ghewint den sleutel vande velden,Ga naar voetnoot122
 
Den Ridder light vertreen, vermeestert t' sijnder spijt,Ga naar voetnoot123
 
De Meester is den Hengst, de Hengst den Meester quijt.
125[regelnummer]
Enchuysen is de Brugh, daer d'eere van OrangienGa naar voetnoot125
[pagina [*1]]
[p. [*1]]
 


illustratie
Linker-zijstuk van de prent s'Lans Welvaren
Zie ommezijde.


[pagina [*2-*3]]
[p. [*2-*3]]
 


illustratie
S'lans Welvaren, anonieme zinnebeeldige prent van 1613, beschreven door Vondel in zijn ‘Hymnvs, ofte lof-gesangh, over de wijd-beroemde scheeps-vaert der Vereenighde Nederlanden’ (prentenkabinet van de Koninklike Biblioteek te Brussel)
Zie de beschrijving van 't geheel op blz. 818.


[pagina [*4]]
[p. [*4]]
 


illustratie
Rechter-zijstuk van de prent s'Lans Welvaren
Zie ommezijde.


[pagina 433]
[p. 433]
 
Langhs over komt te lande, en schut de macht van Spangien,Ga naar voetnoot126
 
De Geld-kasse Amsteldam, in 't gheven rijck en mild,
 
't Zeeus Vlissingen, van 't Land de grendel oft den schild,Ga naar voetnoot128
 
'T vermaerde Rotterdam,'tkloeck Middelburgh, en d'ander,Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Van d'alghemeene saeck voor-standers met malkander.
 
Meet hun vermoghen af, en reeckent, ick verswijghGa naar voetnoot131
 
Wat al verslonden heeft de veertigh Iaer'ge Crijgh.
 
Crijgh, tegens dien Monarch, die waeghde tot den lestenGa naar voetnoot133
 
Wat sijn Thresoor verswolgh van Oosten, en van Westen.Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Tot dat hy uytgheput, verpandet, en verschuld,Ga naar voetnoot135
 
Ons eynd'lijck met den Hoed der Vryheyd heeft ghehuld.Ga naar voetnoot136
 
Gheduerende den storm der dulle krijghs-rumoeren,Ga naar voetnoot137
 
Sy veyligh als voor-heen de stroomen staegh bevoeren,
 
Dewijle 't beste deel der Havens op haer zij,Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
Hun-lieden niets ghebrack, als voor-wind, en ghetij,Ga naar voetnoot140
 
Beneffens dat sy Heer van d'onbetuynde hovenGa naar voetnoot141
 
In kloeckheyt laghen meest haer vyanden te boven,Ga naar voetnoot142
 
Waerom sy af, en aen, nu uyt, nu weder in,Ga naar voetnoot143
 
Door-ploeghden 't vochte veld met voorspoet en ghewin.
145[regelnummer]
't Oneyndelijck ghetal van dees ghevlerckte Kielen,Ga naar voetnoot145
 
Die inden woesten plas ghelijck de visschen krielen,
 
Den Deenschen Coningh gaf verwonderingh ghenoegh,
[pagina 434]
[p. 434]
 
Doen hy'r ses hondert sterck op sijnen stroom besloegh,Ga naar voetnoot148
 
Behalven d'ander die hun streken elders namen,Ga naar voetnoot149
150[regelnummer]
En t'seffens uyt het Vlie hun Anckers lichten t'samen,Ga naar voetnoot150
 
Ick swijgh de reste noch, die mede al om profijt
 
In 't Westen liepen uyt, op eenen selven tijdt.
 
Doen 't vlieghende gherucht ons met een luyd gheschreyeGa naar voetnoot153
 
Bracht tydingh vande Vloote, en groote Scheeps-armeye,Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Waer mede Quinti Soone alree sich had belooftGa naar voetnoot155
 
De Croon van Enghelandt te drucken om sijn hooft,
 
De Staten met der haest tot weder-standt begrepenGa naar voetnoot157
 
Te reeden thien mael thien ghewapende Oorlooghs-schepen,
 
Om rustigh op den Teems den pratten Castilliaen
160[regelnummer]
Het aenghesicht te bien, en sien alsoo te slaen,
 
En tellende hun macht, bevonden al verwondert
 
Van weerbaer Schepen meer als drymael neghen hondert,Ga naar voetnoot162
 
Daer 't minste van gheschat thienmael thien Vaten groot,Ga naar voetnoot163
 
Gaet bruyssen voor de wind, ghereed in tijdt van noot,
165[regelnummer]
Ick laet de Buyssen staen, de Krabbers, en de Booten,Ga naar voetnoot165
 
Die om den Visch-vangh noch op 't zoute water vlooten,Ga naar voetnoot166
 
Ick laet de Binnen-vaert van d'een tot d'ander Stadt,
[pagina 435]
[p. 435]
 
Van 't een in 't ander Meyr door 't schoon ghemarmort nat,
 
Van Heuden, Playten, Boots, Smack-zeylen, ofte Stevens,Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
En duysent and're meer tot onderhoudt des levens.
 
In 't Gulden Iubel-jaer, doe onsen Held met machtGa naar voetnoot171Ga naar voetnoot171-vlgg.
 
Sijn onverwonnen Heyr op 'svyands bodem bracht,
 
Men langs de Vlaemsche kust laveren, en verdeylenGa naar voetnoot173
 
Een Vlote sagh, by na van dertigh hondert Zeylen,
175[regelnummer]
Waer van het Boots-volck vranck en veyligh mocht aensien
 
Twee Legers aende strand malkand'ren 't voor-hooft bien,Ga naar voetnoot176
 
Daer MAURITZ aen d'een zijde omringht is vande baren,
 
Aen d'ander, vanden swerm der toegheruste scharen,Ga naar voetnoot178
 
Daer eenen donder roers ten wolcken weder-schalt,Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Daer een blau haghel-buy van looden koeghels valt,
 
Daer 't polver van 't Geschut gaet eenen blixem geven,
 
Dat Hemel, Aerde, en Zee staen t'zitteren, en beven,Ga naar voetnoot182
 
Help! wat een wonder wast, doen langhs de vlacke ZeeGa naar voetnoot183
 
Des Vyands ordeningh ghebroken werdt in twee,
185[regelnummer]
Sijn Hoogheyd al verbaest, het vlieden had verkoren,Ga naar voetnoot185
 
En sijnen Veld-heer liet met 't gantsche Heyr verloren:
 
Den Arragon ghevaen, sijn Crijghs-volck in het zandGa naar voetnoot187
 
Begraven, hier en daer, ons Helden d'overhand.Ga naar voetnoot188
 
Al sacht mijn Zangh-goddin, laet uwen yver dalen,
190[regelnummer]
Ghy loopt al veel te wijdt, blijft binnen dijne palen,
[pagina 436]
[p. 436]
 
Laet slapen desen Wolf, en niet den ghenen wecktGa naar voetnoot191
 
Die 't Neder-lands Tonneel soo bloedigh heeft bevleckt.Ga naar voetnoot192
 
Den Visch-vangh voor-geroert van so veel Haring-buysen,Ga naar voetnoot193
 
(Die op den blaeuwen rugh des Oceaens, als huysen
195[regelnummer]
Ghedreven hier en daer, op hoop van vryen buytGa naar voetnoot195
 
Op Sint Ians nacht haer Want met vreughden worpen uyt)Ga naar voetnoot196
 
Ick niet verswijghen kan: O wat een gulden neeringh!Ga naar voetnoot197
 
En voedsel brenght ons toe de Coninghlijcke Heringh,
 
Hoe menigh duysent ziel by desen handel leeft,Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
En winnende sijn brood, God danck en eere gheeft.
 
Oprechte Zebedeen! die stadigh opt verbolghenGa naar voetnoot201
 
Zee-waters woesten plas bespoeld wordt vande golgen,Ga naar voetnoot201-202Ga naar voetnoot202
 
Die Petrum volght op 't spoor, en schier den meesten tijdt
 
V vliende leven op den diepen afgrond slijt,
205[regelnummer]
Den Hemel zegen u, vermids ghy soo goedt-aerdighGa naar voetnoot205
 
Ws Lichaems nootdruft wint onnoosel en rechtvaerdigh,Ga naar voetnoot206
 
En vanden lieven God met danckbaerheydt ontfanght
 
'Tzy weynigh, ofte veel, wat ghy in 't garen vanght.Ga naar voetnoot208
 
Doe Draeck en Candisch vast nieuw-werelden ontdeckten,Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
Om 'sWerelts ommeloop haer vleugelen uyt-reckten,Ga naar voetnoot210
 
En keerden elck op't lest van een so nutte reys
[pagina 437]
[p. 437]
 
Met Zyde-seylen aen West-munster, 't groot Palleys,Ga naar voetnoot212
 
De Bondgenooten oock begonden te verlangen,Ga naar voetnoot213
 
Om op een goede hoop van winninge aen te vangen
215[regelnummer]
't Geen hun nabuyrigh volck nu meermaels had bestaen,
 
Te meer, dewijl zy vranck, en niemand onderdaen,Ga naar voetnoot216
 
Niet hadden om te sien na 's Roomschen Paus Statuyten,Ga naar voetnoot217
 
Dewelcke af-gunstigh haer van d' Indi vaert uytsluyten.
 
Den yver daeghlijcks groeyt, waerom den heelen rey
220[regelnummer]
Der Cosmographen flux (om China, en CathayGa naar voetnoot220
 
Langhs 't Noorden op te doen) zich onderlingh beraden,Ga naar voetnoot221
 
Daer om den doorgangh elck te vinden is beladen.Ga naar voetnoot222
 
d'Een achtet voor-gheberght Tabin te noordwaert light,
 
En d'ander schijnt dit vremd, vermids hy is berichtGa naar voetnoot223-224
225[regelnummer]
Dat voor vele Eeuwen lange is op de duytsche stranden
 
De Indiaen ghesien by storm-wind komen landen.Ga naar voetnoot225-226
 
De hope van gewin, so wijd de saecke brocht,
 
Dat tot tweemalen toe dees streke werd besocht,Ga naar voetnoot228
 
Wijt onder 't Beyrsche licht: Maer laes! met weynigh bate,Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
Niet wyders op gedaen als der NASSOUWEN strate.Ga naar voetnoot230
[pagina 438]
[p. 438]
 
Maer Willem Barentzoon als vooght, en principael,Ga naar voetnoot231
 
Den Noord-pool met noch een, gaet voor de derde maelGa naar voetnoot232
 
Bestoken op vier min als vier-mael twintigh trappen,Ga naar voetnoot233
 
En daeld ter hellen-waert, daer nergens menschen stappen,Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
Daer hem Corneliszoon in nood, en lijfs gevaerGa naar voetnoot235
 
Om al des weerelds schat geensins wil volgen naer,Ga naar voetnoot236
 
Dan Barentzoon (die niet vind raedsaem, zich te wenden)Ga naar voetnoot237
 
Tot Nova-zembla toe, verzeylt aen's Weerelds enden.Ga naar voetnoot238
 
Natuere word beroert, sal ick dan gantsch verkracht
240[regelnummer]
(Seght sy) ten lesten zijn van 't menschelijck geslacht?Ga naar voetnoot239-240
 
Zal dan een sterflijck dier de palen over-springen,Ga naar voetnoot241
 
Die eenmael heeft ghestelt de Moeder aller dingen?Ga naar voetnoot242
 
Zal dan geen plaetse zijn op 's Werelds aengezicht
 
Daer desen woesten hoop zijn zoolen niet en licht,Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
Natuere sal vele eer, vele eer als dit ghedoogenGa naar voetnoot245
 
Geheel ontwapent zijn van alle haer vermogen.Ga naar voetnoot246
 
't Is nauwelijcks gezeyt, een wonderbaer geweld
 
Van Hagel, storm, end wint de Zee ten wolcken welt,Ga naar voetnoot248
 
d'Een schotse op d'ander tast, tot eenen yzen toren,Ga naar voetnoot249
250[regelnummer]
Oft glinsterenden Bergh, daer 't Schip op blijft verloren.
 
Geen deerlijck sien hier gelt, sy zijn in 't ys geraeckt,Ga naar voetnoot251
 
Dies van gepijnden nood men flucx een deughde maeckt,Ga naar voetnoot252
[pagina 439]
[p. 439]
 
Men klutst een houten hut, getroostet zich t' erneerenGa naar voetnoot253
 
Met witte Vossen vleesch, te stryden met de Beeren,
255[regelnummer]
In desen dooden hoeck, vol ys en sneeuw gheberght,
 
Daer 't licht dry maenden ruym sijn gulden tourts verberght,Ga naar voetnoot256
 
En 't Somers wederom met uytgeworpen stralenGa naar voetnoot257
 
Gaet hondert nachten langh sijn Winter-schuld betalen,
 
Noch even wel en magh door geenen Zonne-schijnGa naar voetnoot259
260[regelnummer]
Die hard bevrozen Kolck geensins ontdoijet sijn,
 
Geswyge datmen hier soude ergens loof, oft FruytenGa naar voetnoot261
 
Wt onses Moeders schoot zien groeijen, ofte spruyten.Ga naar voetnoot262
 
Na dat nu Barentzoon de kille noordsche lochtGa naar voetnoot263
 
Drymael drye maenden langh met sneeuw-jacht heeft besocht,
265[regelnummer]
Hy als in lijfs gevaer, zich selven gaet te buyten,Ga naar voetnoot265
 
't Schip tot een baecke laet, en keert met open Schuyten,Ga naar voetnoot266
 
Door so veel grauwe Zeen, daer hem uyt 's werelds kruysGa naar voetnoot267
 
God in sijn ruste haelt, zijn Hulpers komen t'huys.
 
De Batavieren, die terwijlen niet en rusten,Ga naar voetnoot269
270[regelnummer]
Met vier Kasteelen gaen besoecken Indi kusten,Ga naar voetnoot270
 
De Mid-lijn kruyssen zy, en nemen haren loopGa naar voetnoot271
 
Vast door-gaens langhs de Cape oft kust van Goede Hoop,Ga naar voetnoot272
 
Door Houtmans kloeck beleyd so nutten reys volstrecken,Ga naar voetnoot273
 
Die keerende, andermael gaet dese Vaert ontdecken,
275[regelnummer]
En blyvende op den wegh, laet 't lieve VaderlandGa naar voetnoot274-275
 
't Geruchte synes naems, als een dierweerdigh pand.Ga naar voetnoot276
[pagina 440]
[p. 440]
 
't Beginssel zijnde aldus kloeckmoedigh aen gegrepen,
 
Men Schepen tweemael vier, gaet door de baren slepen,
 
Daer Neck ter goeder tijd den gulden dage-raedGa naar voetnoot279-vlgg.
280[regelnummer]
So spoedigh mede groet, en wederom verlaet,
 
Dat in Iaer-maenden ses, en negen met verblijen
 
Hy 't Land den Offer bied, en reuck der Specerijen,
 
Die een gewaget heeft krijght vier daer voren weer,Ga naar voetnoot283
 
Dies yder is verheughd, en geeft den Hemel d'Eer.
285[regelnummer]
Mijn glas te zeer verloopt, wat wil ick veel vermanen,Ga naar voetnoot285
 
Hoe Olyvier van Noord, de Straet der Magellanen
 
Langhs Chili, en Peru beseylt heeft, en den klootGa naar voetnoot286-287
 
Der aerden omgewielt, met een vier-scheepsche Vloot.Ga naar voetnoot288
 
Ick swygh hoe dickmael 't weste ontblood is van Gesteente,
290[regelnummer]
Van Peerlen, en van Goud, tot welstand der Gemeente.Ga naar voetnoot289-290
 
Castilien swelt van nijd, dat so een rijcke LeenGa naar voetnoot291
 
Als 't gulden Indus is, schier yeder word gemeen:Ga naar voetnoot292
 
Dat dese goude Thuyn in d'aldersoetste luchten
 
Ons in den schoot verleent so veelderhande vruchten:
295[regelnummer]
Dies schat noch moeyt en spaert, om sluyten eens op 't lest
 
Den draey-boom vande vaert van Oosten, en van West.Ga naar voetnoot295-296
 
De Bondgenooten hier niet weynigh op en letten,Ga naar voetnoot297
 
Maer d'Eylanden alsins met wapenen besetten,Ga naar voetnoot298
 
Tot welcken eynde oock nu (om zijn ervarentheyd)
300[regelnummer]
Den kloecken Geeraert Reyns gegeven is 't beleydGa naar voetnoot300
[pagina 441]
[p. 441]
 
Als opper-Admirael, om d'Indische Quartieren
 
Ten besten van 't gemeen verstandigh te bestieren,
 
De lieve Hemel hem doch sonder ongheval
 
Ter plaetsen brenghen wil daer hy regeeren sal,Ga naar voetnoot304
305[regelnummer]
Op dat 'tGeselschap mach door hem des Heeren zegenGa naar voetnoot305
 
Met danckbaerheydt ontfaen, als eenen soeten reghen,
 
En wassen meer en meer, ghelijck men groenen siet
 
Den schoon ghebloeyden Eyck aen eenen Water-vliet.
 
Oud Griecken-land treedt voort, treedt voort met u zeylagien,Ga naar voetnoot309
310[regelnummer]
Maer kinder-spel by onse al dryvende Bosschagien,Ga naar voetnoot310
 
Die door't ghekrolde blau gaen voeren haren last,Ga naar voetnoot311
 
Ghetimmert op een Ree, daer nerghens hout en wast,
 
En jaerlijcks niet te min wel duysent werden stercker,Ga naar voetnoot313
 
Gelyck bereeck'nen mach de vlijtighen Aenmercker.Ga naar voetnoot314
315[regelnummer]
Ulysses, Hercules, oft Typhis, wie ghy zijt!Ga naar voetnoot315
 
Die u merck-teeckens eer hebt op-gherecht soo wijt,Ga naar voetnoot316
 
Oft ghy verrijsen mocht, hoe soudy u verwond'ren?Ga naar voetnoot317
 
Soo onse Sloten ghy soo verre hoorden dond'ren?Ga naar voetnoot318
 
So vande Noordtsche baeck, ghy saeght den grijsen tsop
320[regelnummer]
Van 't Oosten tot in 't Weste ons Krijghs-heyr trecken op?Ga naar voetnoot319-320
[pagina 442]
[p. 442]
 
Soo vele schatten oock, de wanckele ghebouwen,Ga naar voetnoot321
 
Het avontuer der Zee, en 's Hemels gunst vertrouwen,
 
Soo ghy de kusten saeght van 't eene en 't ander veldt,Ga naar voetnoot323
 
Wiens streken zijn ontdeckt, wiens namen zijn ghesteltGa naar voetnoot324
325[regelnummer]
By Houtman, Barentszoon, Speilberg, van Noord, Linschoten,Ga naar voetnoot325
 
Van Neck, Heems-kercke, en meer van haer Vlies-ghenoten,Ga naar voetnoot326
 
Waer van d'Antipoden begroet zijn op de rij,Ga naar voetnoot327
 
Die and're Sterren sien, en Hemel-locht als wy.
 
Naest hem die 't al regeert, voert vander Staten stromenGa naar voetnoot329
330[regelnummer]
Nassau als Admirael de Breydels en de Toomen,Ga naar voetnoot330
 
Wien weder, wind, en stroom, soo vriendelijck toe-lacht,
 
't Zy als hy spelen vaert met sijn beschildert Iacht,
 
Het zy wanneer hy gaet sijns vyands Heyr verstroyen,
 
Oft erghens winnen Sluys, terwijl men Crijght voor Troyen,Ga naar voetnoot334
335[regelnummer]
Elck wil de voorste zijn, elck loopt hem te ghemoet,
 
Een nieus-gier soel gheblaes de Vlagghen swieren doet,Ga naar voetnoot336
 
De Zee al sachtlijck speelt, en schept een groot behaghen,
 
Van soo een dapper Held op haren vloed te draghen,
 
Light winden (roept sy) light; niet al te seer en ruyscht,Ga naar voetnoot339
340[regelnummer]
Ghy siet wat grooter Vorst mijn natte borst door-kruyst,Ga naar voetnoot340
 
Oft soo ghy vullen wilt sijn Zeylen en sijn Wimp'len,
 
Wacht u mijn aenghesicht met golven te berimp'len
 
Op dat ghelijckerhand wy dienen sonder noodtGa naar voetnoot343
[pagina 443]
[p. 443]
 
Den ghenen die mijn glas beschaduw't met sijn Vloot.Ga naar voetnoot344
345[regelnummer]
Ghelijck als aende Strangh, de Duynen ons ten goedenGa naar voetnoot345
 
Beletten met gheweld den overloop der vloeden,
 
Wanneer het woeste Meyr uyt sijnen afgrond braeckt,
 
Waer door al 't leege Land in rep en roere raeckt,Ga naar voetnoot348
 
Soo heeft Nassouwen oock (naest God) in onse allarmen,Ga naar voetnoot349
350[regelnummer]
't Vereenighd' Neder-landt haer vryheydt gaen beschermen,Ga naar voetnoot350
 
Haer palen uytghestreckt, en eynd'lijck door sijn driftGa naar voetnoot351
 
Den vrede toe-ghebracht, ghelijck een rijcke gift.
 
O onverwonnen Prince! O bloeme van Orangien!
 
O grooten Capiteyn! O teghen-gift van Spaengien!Ga naar voetnoot353-354
355[regelnummer]
'tGheruchte dijnes lofs zy nimmer uytghewischt,
 
Die t'onsen dienst tot noch u leven hebt verquist,
 
En door u vroomheydt nu zijt in Sint Ioris OrdenGa naar voetnoot357
 
Groot Ridder van de Kroon Britanniae gheworden.Ga naar voetnoot358
 
Bestendigh moet de vrede, O Nederlanders! dueren,Ga naar voetnoot359
360[regelnummer]
O heymelijcke schrick van uwe Nae-ghebueren!Ga naar voetnoot360
 
Een yder u beminde, een yder u begheert,
 
V Bond-ghenoodtschap is een yder lief en weert,
 
D'uytheemsche laten sich van alle kanten vinden,
 
En onderlingh met u eendrachtigh haer verbinden.
365[regelnummer]
De Tulpand-drager Turcq, het Othomansche zaed,
 
Die 't heele Christen-rijck dreyght met een wreed' ghelaet,
 
Sijn Havens open stelt, en langher niet versteenight,Ga naar voetnoot365-367
[pagina 444]
[p. 444]
 
Heeft sijnen Scepter korts met u Gebied vereenight,Ga naar voetnoot368
 
Tot teecken van sijn gunst, maeckt alle Slaven vry,
370[regelnummer]
En toont hoe lief en weerd hem uwe vrundschap zy.
 
Wel aen ghy Bataviers, die als op gouden straten,
 
Als Vorsten henen treed, wat salt u moghen baten?
 
Wat batet, oft ghy smaeckt soo veel weldaden Gods?
 
Wanneer ghy die misbruyckt, wellustigh, prat, en trotz?Ga naar voetnoot374
375[regelnummer]
Soo ghy te hooghe vlieght, te leeghe suldy dalen,
 
Soo ghy den blixem naeckt, O wacht u voor sijn stralen!
 
De straffe in tijds ontvlucht, siet 's Heeren goedheydt aen,
 
Eer ghy zijn strengheyd voelt, wanneer ghy meynt te staen.Ga naar voetnoot378
 
Van Tyriers, Zydoniers, en van CapernaitenGa naar voetnoot379
380[regelnummer]
Door ware boete wordt bekeerde Niniviten.
 
Worpt alle u Kroonen wech, u purp'ren sluyers scheurt,
 
En met een droef ghemoedt om uwe zonden treurt.Ga naar voetnoot381-82
 
Vwe ooren open sluyt voor 't luyd gheschrey der armen,
 
En treckt goedtwilligh aen een hertelijck ontfarmen.
385[regelnummer]
Volght dese Handelaers, van wiens Ophirisch GoudtGa naar voetnoot385
 
En Silver, Salomon heeft Zions kerck gheboudt.
 
Gods Tempelen voorwaer zijn d'arme Christen leden,Ga naar voetnoot387
 
Waer aen ghy alle u goud en zilver mooght besteden:
 
Den wijsen Koopman slacht, die 't beste deel verkiest
390[regelnummer]
En om de schoonste Peerle, een weynigh goedts verliest.Ga naar voetnoot389-90
 
Men loopt, men woelt, men draeft met gierighe ghemoed'ren:Ga naar voetnoot391
 
Men hoopt sich bergen op van tijdelijcke goed'ren.
 
Veel Zeen men vast door-kruyst, veel Hulcken men uyt-reed,Ga naar voetnoot393
 
Maer 't Scheepken des gemoeds men heel en al vergheet.
[pagina 445]
[p. 445]
395[regelnummer]
V selven dan ontword, u schatten treed met voeten,Ga naar voetnoot395
 
En met den blinden Mol blijft niet in d'Aerde wroeten:
 
Maer koopt een seker rente, een eeuwigh blyvend pand
 
In 't nieu Ierusalem, der vromen Vaderland:
 
Al waer te vinden is, naer al dit pijnlyck slaven,Ga naar voetnoot399
400[regelnummer]
Naer al dit aerdsch gewoel, een soete en stille haven.
 
Gedurende o mijn God! dat ick in 's Weerelds krijtGa naar voetnoot401
 
Naer uwen heyl'gen wil mijn broosche leven slijt,Ga naar voetnoot402
 
Vergunt my dat ick mach, O Vader alder dingen!
 
Den uytgebreyden lof van uwe daden singen,
405[regelnummer]
Tot myner zielen heyl, mijn eenigh oogen-merck,
 
Tot d'Eere dynes Naems, en bouwingh dyner Kerck.Ga naar voetnoot406
 
 
I.V. VONDELEN.
voetnoot*
1613. Afgedrukt naar de oudst bekende druk in De vernieuwde Gulden Winckel. T'Amstelredam, Voor Dirck Pietersz. Anno 1622, blz. 75 vlgg. (Bibliographie van Vondels werken, nr. 72).
In 't Register heet dit gedicht: Lands welvaren; op de prent (zie volgende aant.) troonde ‘'s Lans Welvaren’ in de gedaante van 'n gelauwerde jonge vrouw.
In 't opschrift: Aenden Goed-jonstigen Aenschouwer: aan de welwillende beschouwer.
Vondel spreekt van Aenschouwer (zie ook vs. 68) omdat dit gedicht in de eerste druk verschenen is bij 'n prent (zie vs. 66 waar de prentbeschrijving begint). Zie verder de uitvoerige aantekening achter in dit deel.
voetnoot1
Bondigh: in eén bond verenigd, verbonden; die: die, niet dat om de persoonsverbeelding.
voetnoot2
u bepeckte vlercken: uw met pek besmeurde zeilen (zie Lof-zangh op Bartjens vs. 13 en 14, blz. 136). Vondel noemt alles wat op de schepen is bepekt of beteerd, zie Het Lof der Zeevaert (1623) vs. 1.
voetnoot3
Meyr-minnen: Germaans mythologiese zeemeisjes, zeevrouwen; Vondel noemt zo de schepen.
voetnoot4
Tot daer: tot waar; dy: u.
voetnoot5
den middel: het middel (naast het middel, ook in 't M. Ned. de middel, mannelik); verbreden: (verbreiden) bekend maken.
voetnoot6
Waer by: waardoor.
voetnoot7
Admirael!: de klassiek mythologiese god van de zee: Neptúnus.
voetnoot8
't lazurigh veld: 't blauwgroene veld; de blauwgroene zee (lazurigh van lazuur, de oorspronkelike vorm van azuur).
voetnoot9
Mijn reyse gunstigh zijt: wees mijn reis welgezind (mijn reis heel de wereld rond met Nederland's schepen).
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 12 Altaerplat, de oude uitgave heeft Altaer plat.
voetnoot12
Altaerplat: altaartafel; heeten Wieroock: brandende wierook.
voetnoot13
Doen: toen.
voetnoot15
mee: ook.
voetnoot18
Beryden: zie vs. 56; uytgehoolde: uitgeholde (van uitholen).
voetnoot19
schorssen: ruwe boomstammen met de schors er nog om; al bemorst: helemaal bevuild: dus: met 'n vlot van heel ruwe vuile boomstammen.
voetnoot20
in 't diep van strande: van 't strand naar de diepe zee ('t Latijnse in altum); zich.... geven: zich begeven.
voetnoot21
Die: weer anderen; barstigh: vol barsten, ruw; een Barck van Bocken-leder: waarvan 't lichte hout met boksleer overtrokken was (zie ook Het Lof der Zeevaert, vs. 32).
voetnoot22
te gaer: te gader, aan elkaar; vast: gedurig.
voetnoot23
't Want: 't net.
voetnoot25
te vreden: nog de ouwe vorm, letterlik: in vrede, met genoegen: niet te vreden: niet vergenoegd.
voetnoot26
Met nootdruft zynes lijfs: met wat z'n lichaam nodig heeft.
voetnoot28
wat is 't dat ons ontbreeckt: welke middelen missen we, om.... (we hebben alles).
voetnoot30
d'een oft d'ander hoecken: in deze of gene streken; (d'een oft d'ander: een zoals in 't M. Ned. ook in 't meervoud gebruikt, en evenals ander, meermalen in onverbogen vorm in plaats van de verbogen vormen).
voetnoot31
de schrick des doots: de schrik voor de dood.
voetnoot33
Van een.... daed: voor 'n zo stoute daad (van een.... daad weg).
voetnoot42
klutst: klopt, hamert.
voetnoot43
ten wolcken: tot de wolken (ten: te den).
voetnoot44
Wouwe-steert: gevorkte staart (zoals de wouw en ook de zwaluw heeft; zwaluwstaart).
voetnoot45
Kenpsche zeelen: zelen, touwen van hennepgaren gedraaid (kennep of kemp = hennep).
voetnoot46
de winden gaet bevelen: aan de winden gaat overgeven (bevelen: toevertrouwen, overgeven).
voetnoot47
Doet een nieuw-wereld op: opent 'n nieuwe wereld (op: open).
voetnoot49
haest: spoedig; de nieuwe maren: de nieuwmaren, de tijding (maren is meervoud).
voetnoot50
Sesostris: de Griekse naam van Ramses II (1300-1230 voor Kristus), de beroemdste koning van Egipte (de Farao in de tijd van Mozes' leven aan 't hof). Van 'n tocht naar Indië is niets bekend; waarschijnlik is er verwarring met de Indus, rievier in Frygië, Klein-Azië; Ramses had wel 'n deel van Klein-Azië onderworpen.
voetnoot51-52
't Arabisch Meyr: de Arabiese golf; Indus: rievier in Indië (zie aant. op vs. 50); Indus over-scheept: met schepen naar Indië overvaart; Indus voor Indië.
voetnoot54-55
den Scepter van Afrijcken: aan de scepter van Afrika, d.i. Egipte hier. Voor de uitspraak van Afrijcken zie Pascha aant. op vs. 1127, blz. 222; Prince: vorst.
voetnoot56
bereen: bereden.
voetnoot57
Tourts: toorts (spreek uit toerts); geluchtet: gelicht, gestraald, (van luchten: lichten).
voetnoot58
Welck zijn op 't spoor....: op wiens spoor zijn gevolgd (welck: ook in 't manl. onverbogen als objekt: dewelke, die); Turrhenen: de Tyrrhenen, of Etruriërs, die naar de sage bij Vergilius, uit Lydië (klein-Azië) naar Italië waren gekomen.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: De oude uitgave heeft achter vs. 63 een punt.
voetnoot59
Tyriers: (spreek uit als twee lettergrepen) de Tyriërs, de inwoners van Tyrus in Fenicië.
voetnoot61
den grooten heyl: 't grote geluk (heil was in 't Nederduits ook manlik; of is hier heyl en zegen één woord, en slaat den grooten dan op zegen?).
voetnoot64
eene Vorst: eene werd ook bij 't manlik gebruikt zoals in 't M. Nederl. (vgl. ons: ene Jansen: 'n zekere Jansen).
voetnoot65
Vruchtrijcke Marckten van (d.i. werden van = ontstonden uit).
voetnoot66
Hier begint de beschrijving van de prent.
voetnoot67
Wiens: wier (zie Oorlof Liedt aant. vs. 60 blz. 144); voorste: eerste, voornaamste.
voetnoot68
bestraelt: beziet (volgens de vroegere opvatting: met de straal van z'n oog treffen; zie Pascha vs. 242).
voetnoot69
Toornen: torens; n.l. alle torens van Amsterdam, dat van de IJ-kant gezien over de hele lengte van de prent was afgebeeld.
voetnoot70
Wt laegh versopen Land: uit laegh, verdronken land, uit laag waterland; Morassen: moerassen (moras Nederl. vorm van 't oorspronkelik Franse maras, Hgd. morast).
voetnoot71
't Schatgeld-rijck: rijk aan schatgeld, opgespaard geld; schatrijk.
voetnoot73-74
't wel gelegen Om....: goed gelegen om hiervandaan af tevaren of hier te landen langs de zeewegen (d'ongebaende wegen).
voetnoot75
In dezer Peerlen kreyts: in de kring, de krans van deze parelen; dat zijn deze vijf zeesteden (die op de prent 's Lans Welvaren omringen); vs. 75 en 76 betekenen dus: door deze vijf zeesteden vooral, die 't sieraad zijn van ‘de vereenighde Nederlanden’, bestaat de zeevaart van dit land geheel of voor 't grootste deel (voornamelijcken gants).
voetnoot77
Van ouder tyden: van af oudere tijden.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: De oude uitgave heeft achter vs. 99 een punt. - vs. 100 Wien: de oude uitgave heeft Wiens.
voetnoot81
veel tribuyts: veel belasting (spreek uit tribuits; veel evenals weynigh met 'n 2e naamval).
voetnoot82
van haer gehulde Graven: van hun erkende (gehuldigde) Graven (gehuld van hulden: huldigen).
voetnoot84
hielden.... den zegen: de overwinning behaalden.
voetnoot85
de Caesars: de keizers van 't Duitse rijk.
voetnoot86
Haer Bond-genoodschap: n.l. van de graven; lief en weerd: lief en welkom (weerd: waard = lief).
voetnoot87
Twee Diederijcken: van Dirk I en Dirk II van Holland wordt verhaald, dat ze aangetrouwde verwanten (Geswaghers) zouden zijn van de Franse koningen; oft ymmers als: of tenminste zoals.
voetnoot89
Arnolf: Arnolf of Arnout, de derde graaf van Holland, was zwager van keizer Otto III (die met z'n zuster getrouwd was) en schoonzoon van de Griekse keizer Romanus.
voetnoot91
Wilhelm: Graaf Willem II, Rooms koning of gekozen keizer van 't Duitse rijk.
voetnoot95-96
den schoot der Landen: 't binnenste, 't geheel der landen, 't hele land.
voetnoot97
En Cárolus: dit Carolus is onderwerp van heeft geproeft in vs. 109, waar Cárolus weer wordt opgenomen met Die.
voetnoot99
Tot synen tyden: in zijn tijd (tot: te).
voetnoot100
Clement: Paus Klemens VII erkende hem als wereldlik hoofd van de kristenheid.
voetnoot101
pratte: fiere; Naveerne: Navarre (koning van Frankrijk en Navarre, was de tietel van de Franse koningen, sedert de vereniging van beide koninkrijken onder een vorst, met Hendrik IV).
voetnoot102
Zo.... meer: evenals meer andere vorsten.
voetnoot103
den Kleefschen Vorst: Willem van Gulik, vorst van Kleef, onderwierp zich in 1543.
voetnoot104
Europam: Latijnse voorwerpsvorm (4e n.v.) van Europa.
voetnoot105
selve: ook alle vier de hoeken zelf van de aarde.
voetnoot107
Karel V had ook de tietel (toch wel niet de kroon en de staf) van koning van Jeruzalem.
voetnoot109
geproeft: ondervonden.
voetnoot111
niet vergeefs: niet zonder reden; bequaem: gepast, geschikt (als 'n verstandig en geschikt vorst).
voetnoot113
geensins niet: volstrekt niet; den Iber: de Ebro, d.i. de Spanjaard.
voetnoot114
'tbeheerschen: 't beheersen van deze landen (de Nederlanden) om de Spanjaard toe te laten.
voetnoot115
lange.... niet: niet lang; dus: de Staten wie de rok.... niet lang zou passen.
voetnoot116
zulck een forts gebied: zo'n straffe overheersing (forts: fors).
voetnoot117
haest: spoedig (haastig).
voetnoot118
Die't uytheemsch bloed beveelt: die aan de vreemdelingen (Spanjaarden) overgeeft...
voetnoot119
slachtet: slacht, gelijkt.
voetnoot121
den Meester mach niet gelden: de meester heeft geen gezag meer (kan niets betekenen).
voetnoot122
ghewint den sleutel vande velden: overmeestert, verbreekt de afsluiting van de velden.
voetnoot123
vermeestert: overmeesterd, overwonnen.
voetnoot125
d'eere van Orangien: de eer, de grootste van Oranje, Willem I (Orangien spreek uit Oranjen).
voetnoot126
daer.... langhs over: waaroverlangs, waarlangs. (Prins Willem was daar 't eerst erkend); schut: afweert, tegenhoudt.
voetnoot128
den schild: schild is manl., zoals in 't middeleeuws geregeld, zie Henricus de Groote, vs. 85, blz. 154.
voetnoot129
en d'ander: de andere havensteden; onverbogen vorm, zie aant. op vs. 30.
voetnoot131
Meet en bereken hun bezit.
voetnoot133
tot den lesten: tot 't laatste toe (den lesten: 3e naamval onzijdig).
voetnoot134
Wat sijn Thresoor: alwat zijn schatkist.
voetnoot135
verpandet: na alles wat ie bezat in pand te hebben gegeven, (zelf helemaal verpand); verschuld: in de schuld bedolven.
voetnoot136
den Hoed der Vryheyd: zie Verghelyckinghe achter 't Pascha, aant. op vs. 52, blz. 263. ghehuld: getooid, gekroond; ghehuld van hullen: omhullen, versieren.
voetnoot137
dulle: dolle, razende.
voetnoot139
Omdat de voornaamste zeehavens van de wereld op hun zij waren.
voetnoot140
voor-wind: voor de wind varen (met wind van achter in de zeilen); ghetij: gunstig getij, gunstige (rustige) toestand van de zee.
voetnoot141
Beneffens dat: sluit aan bij Dewijle: ze waren veilig, tevens omdat ze; d'onbetuynde hoven: d'onomheinde ruimtes, de onbegrensde zeeën.
voetnoot142
laghen.... te boven: overtroffen (boven uitstaken); te boven liggen: scheepsterm: aan de bovenkant, de windkant liggen, zodat men de andere schepen de wind afsnijdt.
voetnoot143
af, en aen = uyt en weder in n.l. varende.
voetnoot145
Oneyndelijck: eindeloos; ghevlerckte Kielen: de zeilen werden geregeld vleugels of vlerken genoemd (zie vs. 2 en Lof-zangh op Bartjens, vs. 13 en 14 blz. 136).
voetnoot148
ses hondert sterck: zeshonderd ruim, 'n sterke zeshonderd; besloegh: bespeurde, beslaan met de ogen: met de ogen treffen: zien (met de ogen kon wegblijven); op sijnen stroom: op zijn zeearm, de Sont.
voetnoot149
d'ander, zie op vs. 30 en 129; dus in de Sont alleen waren er al zeshonderd ruim, behalve de andere die elders voeren; hun streken elders namen: hun richting elders namen, elders heen zeilden; (streken: de streken van 't kompas, die de richting aangeven naar 't Noorden enz.; hun streken nemen is dus hun richting, door 't kompas aangewezen, nemen).
voetnoot150
t'seffens: tegelijk, op dezelfde tijd (= seffens).
voetnoot153
't vlieghende gherucht: de Faam, zie Pascha bij vs. 1805 blz. 248, en de personenlijst blz. 177; gheschreye: geroep.
voetnoot154
groote Scheeps-armeye: de grote Spaanse Armada, de onoverwinnelike vloot van 1588.
voetnoot155
Quinti Soone: Philips, de zoon van Cárolus Quintus (Karel de vijfde).
voetnoot157
begrepen: van plan waren.
voetnoot162
.... Van weerbaer Schepen: ze vonden aan weerbare schepen er meer dan 2700; er lagen in de hollandse, zeeuwse en friese havens ruim 2700 handelschepen die bewapend waren (weerbaer onverbogen; in 't meervoud is de onderwerps- en voorwerpsvorm vooral van meerlettergrepige bijv. naamv. meermalen onverbogen, gelijk in 't Middeleeuws).
voetnoot163
Vaten: tonnen.
voetnoot165
Ick laet.... staen: ik reken niet eens; Buyssen: haringbuizen; groot, van voren breed en gedekt vaartuig met 2 of 3 masten, vroeger voor de haringvangst gebruikt; buyssen spreek uit buisen met s, nog met de ouwe uitspraak; in vs 193: buizen); krabbers: visvaartuig (om krabben te vangen?); booten: kleinere vissersvaartuigen (met 1 of 2 masten).
voetnoot166
vlooten: drijven.
voetnoot169
Heuden: vaartuigen met platte bodem (platboomd); Playten: pleiten en Boots: 't zelfde als booten (boots is de gewone vorm) kleiner vaartuigen; Smack-zeylen: of smakken: langwerpig vaartuig; Stevens: schepen (eigenlik ons stevens van 'n schip, hier de benaming van 'n bepaald soort schepen?).
voetnoot171
In 't Gulden Iubel-jaer: hier 1600; 't eeuwjaar was geregeld 'n jubeljaar in de kristelike (katolieke) kerk, in 't jubeljaar werden veelvuldige pelgrimstochten gehouden naar Rome.
voetnoot171-vlgg.
onsen Held: Prins Maurits won in 1600 de slag bij Nieuwpoort.
voetnoot173
laveren: heen en weer zeilen; verdeylen: opstellen (verdelen in verschillende onderdelen voor de slagorde).
voetnoot176
aende strand: strand evenals in 't míddeleeuws 'n de-woord.
voetnoot178
der toegheruste scharen: z'n goed toegerust leger.
voetnoot179
eenen donder roers: 'n donder van geweren (musketten); ten wolcken: tegen de wolken.
voetnoot182
t'zitteren en beven: te sidderen en te beven (t'zitteren: nog de Duitse vorm met tt; niet duidelik of t' = te òf dat het bij tzitteren hoort, zoals dit woord meermalen voorkomt).
voetnoot183
Help!: O! hemel! (oorspr. God helpe mij) zie Pascha, Verghelijckinghe op vs. 67 blz. 263.
voetnoot185
Sijn Hoogheyd: Aartshertog Albert; al verbaest: geheel verbijsterd, verslagen van schrik.
voetnoot187
Den Arragon: Mendoça Admiraal van Arragon, zijn veldheer werd gevangen genomen (gevaen: gevangen).
voetnoot188
ons Helden: aan onze helden liet d'overhand; (ons: heeft als in 't middeleeuws ook overal onverbogen vormen).
voetnoot191
Laet slapen desen Wolf: maak de Spanjaard niet opmerkzaam ('t was tijdens 't Twaalfjarig Bestand).
voetnoot192
't Neder-lands Tonneel: de Nederlanden; zie Pascha: Verghelijckinghe vs. 5, blz. 261; (tonneel: de oorspronkelike vorm van toneel).
voetnoot193
voor-geroert: voorgegaan, voorgevaren; de visvangst persoonlik voorgesteld, voorafgegaan door vele visservaartuigen (van voor-roeren; roeren: bewegen).
voetnoot195
vryen buyt: buit voor iedereen beschikbaar (op de vrije zee).
voetnoot196
Op Sint Ians nacht: de nacht, de avend, de dag vóór Sint-Jan, wiens gedenkdag 24 Junie is, dus: op 23 Junie; haer Want: hun net (zie vs. 23); worpen: werpen.
voetnoot197
wat een gulden neeringh!: wat 'n heerlike kostwinning.... brengt ons.
voetnoot199
Hoe menigh duysent ziel: ziel inplaats van zielen naar 't voorbeeld van: menig duizend man (man oorspronkelik meerv.).
voetnoot201
Zebedeen: Zebedeërs, de apostelen Johannes en Jakobus, zoons van Zebedéus, waren vissers, daarom Zebedeen hier = vissers.
voetnoot201-202
opt verbolghen zee-waters woesten plas: op de woeste plas van 't verbolgen zeewater (opt verbolgen zeewater is als een geheel bepaling van woesten plas, vandaar opt).
voetnoot202
golgen: golven (vgl. opgolgen, Henricus de Groote, vs. 195, blz. 158).
voetnoot205
goedt-aerdigh: goed van karakter.
voetnoot206
onnoosel: eenvoudig.
voetnoot208
in 't garen: in 't net.
voetnoot209
Draeck: Drake; Candisch: Cavendish, beide Engelse zeevaarders en ontdekkers ten tijde van koningin Elizabeth; vast: telkens.
voetnoot210
haer vleugelen uyt-reckten: hun zeilen spanden, rondzeilden.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 212 Palleys, de oude uitgave heeft achter vs. 212 een punt.
voetnoot212
Van Cavendish wordt verteld dat hij met zeilen van zijde naar West-Minster (West-munster) terugkeerde.
voetnoot213
De Bondgenooten: de Verenigde Nederlanden.
voetnoot216
onderdaen: onderworpen, onderdanig.
voetnoot217
's Roomschen Paus Statuyten: de bepalingen waarbij Paus Alexander VI na de ontdekking van Amerika, de grenslijn aangaf, zodat de landen van de ene zij aan Portugal, en die van de andere aan Spanje werden overgelaten (Statuyten spreek uit statuiten).
voetnoot220
Cosmographen: wereldbeschrijvers; Cathay: 't N.v. China (Cathaía: oudere naam v. Ch.).
voetnoot221
op te doen: in 't zicht te krijgen; te ontdekken.
voetnoot222
Daer.... elck.... is beladen: omdat ieder begerig is de doortocht om de Noord te vinden.
voetnoot223-224
D'een meent dat kaap Tabin naar 't Noorden (te noordwaert) zich uitstrekt (zodat ze toch niet verder Oostwaarts kunnen varen); Tabin, de Noordelikste punt van Azië, op oude kaarten ook Tabis geheten, ongeveer in 't midden van de Noordkust van Siberië, tegenwoordig kaap Tsjeljoeskin genaamd; hy is bericht: hij is ingelicht.
voetnoot225-226
lange: lang geleden; duytsche: Nederlandse (Duitsch 'tzelfde als 't Zuid-Nederlandse Dietsch in de middeleeuwen); De Indiaen: de Indiër zou, naar verteld werd, langs 't Noorden om door stormen naar onze kusten gedreven zijn.
voetnoot228
tweemalen: in 1594 door de Staten van Holland en Zeeland, in 1595 door de Staten-Generaal uitgezonden, deze kwamen tot de straat Waaigat ten Zuiden van Nova Zembla.
voetnoot229
Wijt onder 't Beyrsche licht: ver weg onder 't licht van de sterrebeelden de grote en de kleine Beer.
voetnoot230
Niet wyders op gedaen: (dees streke) werd niet verder ontdekt (opgedaen); der Nassouwen strate: de (zee)straat van Nassou (straat Waaigat, zie vs. 228), eigenlik is straat Nassou de Westelike helft, straat Waaigat de Oostelike helft van de zeestraat die, naar ze toen meenden, Nova Zembla scheidde van 't vasteland; 't eiland Waigatsj ten Zuiden van Nova Zembla bewaart nog de naam.
voetnoot231
vooght, en principael: hoofdleider, Willem Barentsz was de eigenlike leider van de tocht 1596-1597; Barentsz en Heemskerck zijn op de prent afgebeeld aan weerskanten van 's Lans Welvaren, op de ereplaats.
voetnoot232
met noch een: met nog iemand (met Jacob van Heemskerck).
voetnoot233
op vier min als vier-mael twintigh trappen: op 4 minder als 80 graden, op 76 graden N. Br. (de Noord-Oostkust van Nova Zembla waar Heemskerck en Barentsz overwinterden ligt op 76 graden).
voetnoot234
daeld ter hellen-waert: daalt als in de onderwereld af, in die gruwelike streken ('n tocht, even gevaarlik als die van Enéas in d'onderwereld).
voetnoot235
Daer....: waarheen; Jan Corneliszoon de Rijp moest bij Spitsbergen, door 't ijs gedwongen, terugkeren.
voetnoot236
volgen naer: (na)volgen.
voetnoot237
Dan: maar; zich te wenden: terug te keren.
voetnoot238
Verzeilt naar Nova-Zembla.
voetnoot239-240
Zal ik dan ten leste helemaal overwonnen zijn door 't menselik geslacht?
voetnoot241
dier: wezen (zie Oorlof Liedt, vs. 80 blz. 144).
voetnoot242
de Moeder aller dingen: de Natuur.
voetnoot244
zijn zoolen niet en licht: z'n voeten niet (neerzet en) opheft: niet loopt.
voetnoot245
eer als dit ghedoogen: eer als dit te gedogen.
voetnoot246
Helemaal van haar macht beroofd zijn.
voetnoot248
welt: opstuwt.
voetnoot249
eenen yzen toren: toren van ijs.
voetnoot251
Geen deerlijck sien hier gelt: geen treurig gezicht baat hier.
voetnoot252
van gepijnden nood: van pijnlike noodzakelikheid.
voetnoot253
klutst: timmert (zie vs. 42); erneeren: voeden.
voetnoot256
tourts: toorts (zie vs. 57).
voetnoot257
wederom: daarentegen; uytgeworpen stralen: uitgeschoten, uitschietende stralen.
voetnoot259
Noch even wel: toch.
voetnoot261
Fruyten: vruchten.
voetnoot262
Wt onses Moeders schoot: uit de schoot der aarde (zie vs. 242); onses Moeders: de s ook bij vrouwl. woorden.
voetnoot263
Nadat de kille Noordse lucht Barentsz negen maanden heeft gekweld (besoeken: kwellen).
voetnoot265
Beproeft ie, omdat ze toch in levensgevaar zijn, 't uiterste.
voetnoot266
laet: laat ie achter; open Schuyten: open sloepen.
voetnoot267
grauwe: sombere; daer: waar.
voetnoot269
De Batavieren: de Nederlanders (onder Cornelis Houtman in 1595-97).
voetnoot270
Kasteelen: zeekastelen, heel grote schepen; Indi: van Indus; Indus: Indië (zie ook vs. 52).
voetnoot271
De Mid-lijn: de middellijn, de Evenaar.
voetnoot272
Vast door-gaens: voortdurend verder door, altijd verder (door-gaens: doorgaand).
voetnoot273
Brengen die zo vruchtbare reis ten einde (volstrecken).
voetnoot274-275
Op 'n twede tocht is Houtman in Indië vermoord (blyvende op den wegh) in 1599 op aanhitsing van de Portugezen.
voetnoot276
dierweerdigh: dierbaar, kostbaar.
voetnoot279-vlgg.
Onder Jakob van Neck ging in 1598 'n vloot van negen schepen (Vondels tweemael vier) naar Indië, en kwam al na 15 maanden (vs. 281) terug, rijkbeladen met Indiese specerijen; den gulden dage-raed: 't gouden Oosten.
voetnoot283
gewaget: gewaagd; daer voren: daarvoor.
voetnoot285
Mijn glas te zeer verloopt: mijn uurglas verloopt te snel: de tijd is te kort; vermanen: vertellen (de oudere betekenis).
voetnoot286-287
Olivier van Noord deed in 1598 de eerste reis om de wereld, hij zeilde naar Indië door de straat van Magelhaens in Zuid-Amerika (beseylt heeft: gezeild is door); zijn afbeelding staat op de prent bij Rotterdam.
voetnoot288
omgewielt: omgezeild (omwielen: ronddraaien, omheen draaien).
voetnoot289-290
Hoe dikwels uit 't Westen Amerika's schatten hierheen gebracht zijn.
voetnoot291
Leen: bezitting.
voetnoot292
Indus: Indië (zie op vs. 270 en 52).
voetnoot295-296
Daarom spaart Spanje (Castilien) schatten noch moeite om eens en voor goed de vaart op Oost en West af te sluiten; eens op 't lest: eén keer (en) voor 't laatst, eens en voor goed.
voetnoot297
De Verenigde Nederlanden (Staten Generaal) wijden aan deze zaak al hun aandacht.
voetnoot298
De Hollanders bezetten verschillende eilanden in Indië (Ambon, enz.) met forten en gewapenden.
voetnoot300
Geeraert Reynst (Vondel schrijft Reyns) is in Julie 1613 als twede goeverneur-generaal naar Oost-Indië vertrokken.
voetnoot304
Ter plaetsen brenghen wil: moge hem op de plaats brengen (Vondel schrijft zijn gedicht juist in deze tijd).
voetnoot305
'tGeselschap: de Oost-Indiese Compagnie in 1602 opgericht onder bescherming van de Staten-Generaal.
voetnoot309
met u zeylagien: met uw zeilschepen; zeylagien, Bosschagien spreek uit: zeilaadzje(n), bosschaadzje(n), mogelik toen -aazje.
voetnoot310
al dryvende Bosschagien: alle drijvende bossen (de schepen met hun talrijke masten); al voor alle of allen, zoals ook in 't middeleeuws.
voetnoot311
't ghekrolde blau: de gekrulde blauwgroene zeegolven.
voetnoot313
En die jaarliks wel met duizend toenemen. (Op de Hollandse scheepswerven werden jaarliks 'n duizend nieuwe schepen gebouwd).
voetnoot314
mach: kan; Aenmercker: opmerker.
voetnoot315
Alle drie uit de klassieke sagen bekend om hun verre tochten over de wereld; Typhis: Tiphys de stuurman van de Argo, 't schip van de Argonauten die onder Jason naar Kolchis aan de Zwarte Zee (Azië) voeren om 't Gulden Vlies (de gouden schapevacht); wie ghy zijt!: wie gij ook zijt.
voetnoot316
eer: eertijds.
voetnoot317
Oft: als.
voetnoot318
onse Sloten: onze kastelen, zeekastelen; ghy hoorden: evenals in 't latere middeleeuws meermalen de uitgang -en inplaats van -e bij werkwoorden, (ghi hoordet, ghi hoorde, en ghi hoorden).
voetnoot319-320
Als gij van af de grijze (met sneeuw bedekte) top van de Noordkaap (in Skandinavië) onze krijgslui zaagt optrekken, naar 't verre Oosten en 't verre Westen, (de eerste regel is door Vondel onjuist uitgedrukt); tsop: top (tsop: middelfrankiese vorm van top, in 't Vlaams-Brabants heel gewoon).
voetnoot321
Als gij hun ook zoveel schatten zaagt toevertrouwen aan de wankele bouwsels (de schepen), aan 't aventuur van de zee, en aan s' Hemels gunsten.
voetnoot323
van 't eene en 't ander veldt: van't Oosten en van't Westen.
voetnoot324
wiens namen...: waarvan de namen bepaald zijn door (by).
voetnoot325
Speilberg: Joris van Spilbergen; Linschoten: de bekende Jan Huygten van Linschoten had de eerste tocht om de Noord aangevoerd in 1594 (zie op vs. 228); hun beider afbeeldingen staan op de prent.
voetnoot326
meer van haer Vlies-ghenoten: meer van hun genoten, die dezelfde verre tochten hebben ondernomen; even ver en beroemd als van hun die om 't Gulden Vlies gingen (zie op vs. 315).
voetnoot327
Waer van: door wie onze tegenvoeters begroet zijn alle zonder uitzondering (op de rij: een voor een).
voetnoot329
Naest hem: Naast God.
voetnoot330
Nassau: Prins Maurits van Nassou was kapitein-admiraal, zijn afbeelding stond op de prent, op de spiegel van 'n galei midden in 't IJ.
voetnoot334
Sluys: is door Maurits veroverd in 1604, tijdens 't beroemde beleg van Oostende, dat hier met Troje vergeleken wordt.
voetnoot336
Een nieus-gier soel gheblaes: 'n zoel nieuwsgierig windje.
voetnoot339
Light: zacht wat!
voetnoot340
wat grooter Vorst: wat 'n groot Vorst; (wat grooter: zie Henricus de Groote op vs. 37. blz. 152).
voetnoot343
ghelijckerhand: gezamenlijk; sonder noodt: zonder nooddwang, gaarne (tegengestelde van node).
voetnoot344
mijn glas: mijn water(spiegel).
voetnoot345
de Strangh: 't strand (strange of stranc is 'n ander woord als strand); ten goeden: tot voordeel.
voetnoot348
leege: lage.
voetnoot349
allarmen: gevaren, rampen.
voetnoot350
'tVereenighd' Neder-landt haer vryheydt: de Verenigde Nederlanden hun vrijheid; 'tVereenighd' Neder-landt als'n verzamelwoord met meervouds-voorstelling (haer: hun).
voetnoot351
Haer palen uytghestreckt: hun grenzen uitgezet; drift: vurige ijver.
voetnoot353-354
Orangien, Spaengien: uitspreken Oranje(n), Spanje(n).
voetnoot357
u vroomheydt: uw dapperheid.
voetnoot358
van de Kroon Britanniae: van de Britse kroon (Britanniae: van groot Brittanje).
voetnoot359
moet: moge.
voetnoot360
O heymelijcke schrick....: in 't verborgen zijn uw geburen (vooral Engelsen en Fransen) bang voor u.
voetnoot365-367
De Tulpand-drager Tureq: met 't Turkse rijk (de Ottomannen) was in 1612 'n verdrag gesloten, waarbij aan de Nederlandse schepen werd toegestaan onder eigen vlag in de Turkse havens te komen, en bescherming werd toegezegd tegen de Barbarijse zeerovers, en de Nederlandse slaven werden vrijgelaten; het Othomansche zaed: 't Ottomanse geslacht, volk; (tulpand naar tulpe, de bloem, dat oorspronkelik 't zelfde woord is, en zelf ook in de betekenis ‘tulband’ voorkomt); versteenight: verhard, onvermurwbaar.
voetnoot368
korts: onlangs, kort geleden.
voetnoot374
prat: hovaardig.
voetnoot378
wanneer ghy meynt te staen: als ge nog meent te staan in Gods liefde (‘Wie staat zie toe dat hij niet valt’).
voetnoot379
Weest niet onboetvaardig zoals de inwoners van Tyrus, Sidon en Capernaüm; maar bekeert u in ware boete zoals die van Ninive (vgl. Mattheüs 11, 21-23; en Lukas 10, 13-15 waar Kristus spreekt van de onboetvaardige inwoners van Sidon en Tyrus, en vooral van Capernaüm, en Lukas 11, 32 waar over de boete van Ninive gesproken wordt).
voetnoot381-82
Zoals de Ninivieten hebben gedaan (zie de profeet Jonas, hfst. 3).
voetnoot385
De vloot van Koning Hiram bracht uit Ophir (Zuid-Arabië) goud en andere kostbaarheden, waarvan Salomon de tempel heeft gebouwd, zie derde boek der Koningen, hfst. 10 vs. 11 (in andere, ook de protestantse bijbels, eerste boek).
voetnoot387
d'arme Christen leden: de arme leden van Kristus' Kerk.
voetnoot389-90
Naar de bekende gelijkenis in 't Evangelie volgens Mattheüs hfst. 13, vs. 45, 46.
voetnoot391
gierighe: begerige.
voetnoot393
vast: voortdurend; Hulcken: grote zeilschepen.
voetnoot395
V selven dan ontword: sterf u zelf af (ontworden: sterven).
voetnoot399
naer: na; pijnlyck: moeilik, inspannend.
voetnoot401
in 's Weerelds krijt: in de kring van de wereld (in de wereld).
voetnoot402
broosche: uitspreken: brose (met s) is de oude vorm zoals ook in 't middeleeuws; broos, broze is de latere.
voetnoot406
bouwingh: tot opbouwing, uitbreiding.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Hymnus ofte Lof-gesangh over de wijdberoemde scheepsvaert der Vereenighde Nederlanden