Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656 (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.15 MB)

ebook (6.98 MB)

XML (3.07 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragikomedie
pastorale


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

(1931)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 760]
[p. 760]

Het vierde bedryf.

HIEROFANT. FILOTIMIE.
Hierofant:
1135[regelnummer]
Nu Bazilides niets op Theofrastus wint,
 
Die zijn hardtneckigheit, te krachtigh boos en blint,
 
Verdadight, staet ons eens het uiterste aen te vatten.
 
Een werck, zoo zwaer als dit, loopt groot gevaer van spatten,Ga naar voetnootvs. 1138
 
Indien men 't ondermijne, en ramme slagh op slagh.Ga naar voetnoot1139
Filotimie:
1140[regelnummer]
Wat middel dunckt u dan het uiterste.Ga naar voetnoot1140
Hierofant:
 
Uw gezagh
 
In 't werck te stellen.
Filotimie:
 
Och, hoe ick den Vorst bejegen,
 
Hy zwicht van achterdocht, en stemtme t'elckens tegen.Ga naar voetnoot1142
Hierofant:
 
Gebruick zijn mogentheit. hy volge u met zijn stemGa naar voetnoot1143
 
En scepter eenen nacht.
Filotimie:
 
Hoe overstem ick hem?
Hierofant:
1145[regelnummer]
U past het hem, die niet wil luisteren, te dwingen.
Filotimie:
 
Zoo most ick verder dan mijn staet en paelen springen.Ga naar voetnoot1146
Hierofant:
 
Ia sleip hem, wil hy u niet volgen met gemack.Ga naar voetnoot1147
Filotimie:
 
Dan gaef ick zijn gezagh en Godtheit eerst een' krack.Ga naar voetnoot1148
Hierofant:
 
Wat tusschen u en hem gesmoort wort, blijft verholen.Ga naar voetnoot1149
Filotimie:
1150[regelnummer]
De kroon is eerst aen hem, en lest aen my bevolen.
Hierofant:
 
En of hy suffen blijft, en geen gevaer beseft?
[pagina 761]
[p. 761]
Filotimie:
 
Hy zal 't beseffen, maer te spade, als 't onheil treft.
Hierofant:
 
Dat treffen zult gy zwaerst bezuuren, en gevoelen.Ga naar voetnoot1153
Filotimie:
 
Rechtschapenheit zal aen een vrou haer moedt niet koelen.Ga naar voetnoot1154
Hierofant:
1155[regelnummer]
Gy zijt by Theofrast te schendigh in den haet.Ga naar voetnoot1155
Filotimie:
 
Die slijt wel, wort hy slechts gehanthaeft by zijn' Staet.
Hierofant:
 
Hy dreight het lasterstuck der Godtheit fel te wreecken.Ga naar voetnoot1157
Filotimie:
 
Zijn grimmigheit bedaert, indien het werck blijf steecken:Ga naar voetnoot1158
Hierofant:
 
Men zoent het Priesterdom met afstant niet zoo licht.Ga naar voetnoot1159
Filotimie:
1160[regelnummer]
Het springt niet verder dan 't besteck van zijnen plicht.Ga naar voetnoot1160
Hierofant:
 
Dees eischt vergoeding van geleden schimp en schade.
Filotimie:
 
De Priesters drijven op der Koningen genade.
Hierofant:
 
Zy stellen wetten zelfs den Vorsten, en hun Rijck.
Filotimie:
 
In 't punt van godtsdienst is de Vorst hun naeste wijck.
Hierofant:
1165[regelnummer]
Hier over kraeit men, dat het hair te berge rijze.Ga naar voetnoot1165
Filotimie:
 
De Godtsdienst blijft de zelve, al scheelt het in de wijze.
Hierofant:
 
Zagh Theofrastus dit ick zagh den Staet geredt.Ga naar voetnoot1167
Filotimie:
 
Geen tong verzet hem, wort hy door geen maght verzet.
[pagina 762]
[p. 762]
Hierofant:
 
Dat is het eenigh punt, waer op deze as moet draeien.
Filotimie:
1170[regelnummer]
Ons dreight een felle storm.
Hierofant:
 
Die zal wel overwaeien.
 
Men steeck' maer rustigh af in deze bare zee.
Filotimie:
 
En waer in 't endt belant?
Hierofant:
 
Op een geruste ree.
 
Ick zie van verr' den mont van een behoude haven.
Folotimie:
 
Behouden, of te gronde, en levendigh begraven.
1175[regelnummer]
Ick toetste u slechts, getroost al wat my wedervaert.
 
Wie omziet, en noch vreest, is zulck eene eer niet waert.Ga naar voetnoot1176
 
Een hemel hier op aerde, een Godtheit verre ons leven
 
Opweegen: maer al wat ick naer mijn oogh bestevenGa naar voetnoot1177-78
 
Bezeilt mijn moedt, die zwicht voor wederspoet, noch last,
1180[regelnummer]
Noch dreigementen van Jupijn, noch Theofrast.
 
Dees weerelt valt te klein: men sta naer hooger percken.Ga naar voetnoot1181
 
Nu middelen beraemt om 't opzet uit te wercken.
 
Salmoneus moet 'er aen, oock tegens wil en zin,
 
Hy aengebeên als Godt, en ick als een Godin.
SALMONEUS. FILOTIMIE.
Salmoneus:
1185[regelnummer]
Men draeft en woelt vergeefs. geen middel van verdragen,Ga naar voetnoot1185
 
Nu Theofrast zoo los heeft in den wint geslagen
 
Wat Bazilides riedt, en t'zamenhaelen kost.Ga naar voetnoot1187
 
d'Aertspriester onverwrickt, als een metaelen post,Ga naar voetnoot1188
 
Door gunst noch ongunst van zijn opzet is te brengen.
1190[regelnummer]
Wy moeten voor een poos wat dulden en gehengen,
 
En stellen 't nachtfeest uit, tot op een zachter luim.Ga naar voetnoot1191
 
Schoon Bazilides dringt om al dit tempelschuimGa naar voetnoot1192
 
Te vaegen uit mijn Rijck, en moedigh voort te vaeren.
 
Een verreziende heer weet zijn gezagh te spaeren,Ga naar voetnoot1194
1195[regelnummer]
Gebruickt het op zijn tijt, en waeght het zonder noot
 
Zoo licht niet: neen gewis. een tegenstant, een stoot
[pagina 763]
[p. 763]
 
Helpt al 't gezagh in d'asch. de Majesteit is teder.
 
Zy lijd geen' schimp, stortze eens in d'asch, wie brengze weder
 
Tot haeren ouden glans, zoo luisterschoon al oit?
1200[regelnummer]
Dat kon Athene zelf met al zijn Wijzen noit.Ga naar voetnoot1200
 
Het Koningklijck gezagh wast op, als heilige eicken,
 
Die hoeven jaeren om hun hooghte te bereicken;Ga naar voetnoot1202
 
Dies laet ons 't zekere om 't onzekere eergenot
 
Niet waegen zonder kans. Mevrou, dit is het slot,Ga naar voetnoot1204
1205[regelnummer]
En hier op afgetreên, eer wy dit paert berijden,Ga naar voetnoot1205
 
Eer 't schichtigh wort, en ons den breidel koomt' t'ontglijden.
Filotimie:
 
Een schoone wijsheit: waer heeft die zoo langh geschuilt?
 
Het eene beelt staet hier in 't kerckpoortael en pruilt;Ga naar voetnoot1208
 
Het andere op de brugh. de paerden voor den wagenGa naar voetnoot1208-09
1210[regelnummer]
Staen reede, om in triomf uw Godtheit om te draegen.Ga naar voetnoot1210
 
De Priesters, 't offervee, zoo groot een toestel wachtGa naar voetnoot1211
 
En reckhalst, van verdriet, om met den middernacht,Ga naar voetnoot1212
 
Den Melckwegh langs, (zo heet die straet met starre en wolken
 
Van wederzy bekleet,) in 't oogh van alle volcken,
1215[regelnummer]
U endelijck te zien braveeren, en 't besluitGa naar voetnoot1215
 
Van al dien toestel komt ten leste op uitstel uit.
 
Is dat de Majesteit verzeekren, en bewaeren?
 
't Geberghte zweet van last, in arbeit om te baeren,
 
En na dien arbeit komt een veltmuis voor den dagh.Ga naar voetnoot1218-19
1220[regelnummer]
Dat heet voorzichtigheit, en 't Koningklijck gezagh
 
Verzekeren. 't gaet wel. waer blijven d'offervieren?
 
Brengt wieroockvaten, flux: men slaghte hondert stieren,Ga naar voetnoot1222
 
Ter eere van den Godt, die dus den blixem voert.
 
O liever duizentwerf dees koorde noit geroertGa naar voetnoot1224
1225[regelnummer]
Dan zich en zijnen stam in zoo veel smaets gedompelt.
 
Indien dit haepren blijf, wy worden overrompeltGa naar voetnoot1226
 
Van rampen, zonder ende, en plotsling met een' slagh
 
Getroffen, dat men noit om opstaen dencken magh.
Salmoneus:
 
Mevrou, gy kunt hier aen mijn oprecht hart bespeuren,Ga naar voetnoot1229
1230[regelnummer]
En hoe ick u in top der Godtheit zocht te beuren,
[pagina 764]
[p. 764]
 
Te heffen aen mijn zijde, indien 't gelucken wou.
 
Nu 't weiflende geluck der weerelt, luttel trou,
 
Ons aenziet met den neck, en komt dit spel te hinderen
 
Door tegenspartlen, raet ons 't voorspoock zeil te minderen,Ga naar voetnoot1234
1235[regelnummer]
Te strijcken, geenen storm te loopen in den mont.
 
Dat 's veiliger dan 't schip te jaegen in den gront,
 
En, tegens wint en stroom, door al die blinde rotsen
 
Het uiterste gevaer te tergen, en te trotsen.
 
Vergeef het uwen heer, dat hy uw leven berght,
1240[regelnummer]
En eer, en staet, en kroon.
Filotimie:
 
Gy berghtze niet, maer terght
 
Een' grondeloozen poel, vol helsche Razernijen,
 
Brengt teffens my en u en duizenden in lijen.
Salmoneus:
 
Uw oordeel en het mijn staen tegens een gekant.
 
Wanneer ons glori zit, gelijck een schip, gestrant:
1245[regelnummer]
Dan zal het blijcken wie best oordeelt van ons beide,
 
Helaes, maer al te spade. ick waeckte, en overleide
 
Te nacht het heele stuck, terwijl 't gestarrent doock,
 
Tot dat de Slaepgodt quam, en bey mijne oogen loock.Ga naar voetnoot1248
 
De Droomen volghden hem, die zijne vleugels spreide
1250[regelnummer]
En om mijne ooren sloot. ick droomde, en zat en schreide
 
Op 't achterschip alleen, als 't voorschip, schier te gront
 
Geslingert, hulp noch troost aen stuur noch stuurman vondt,
 
Waer na een noortsche buy met kracht haer vinnen roerde,Ga naar voetnoot1253
 
De hulck aen lager wal door klip en steenrots voerde:
1255[regelnummer]
Toen stietze op eene plaet, die stroom en baren stuit.Ga naar voetnoot1255
 
De golven gingen hol, en 't zagh 'er byster uit.
Filotimie:
 
Dit voorspoock hoop ick zal in ydelheit verdwijnen.
Salmoneus:
 
Elenden naecken, eer de zon beginn' te schijnen.
 
Mijn geest getuight geen heil: het onheil is naby.
Filotimie:
1260[regelnummer]
Laet vaeren uwen droom.
Salmoneus:
 
Wat eischt Mevrou van my?
[pagina 765]
[p. 765]
Filotimie:
 
Dat gy dees godtstriomf uitvoeren wilt met orden.Ga naar voetnoot1261
 
Beveel de zaeck aen ons; laet ons hier mee geworden.
Salmoneus:
 
Wat raet om Theofrast te zetten naer uw hant?
 
Noch Bazilides, noch de kloecke Hierofant,
1265[regelnummer]
Noch mijn gezagh heeft hem het alderminst bewogen.
Filotimie:
 
Wie niet gewilligh buight wort met gewelt gebogen.
Salmoneus:
 
En buight hy niet?
Filotimie:
 
Zoo gaet de handel echter voort.Ga naar voetnoot1267
 
Men klamp' dien Amirael met al ons maght aen boort.Ga naar voetnoot1268
 
Laet kraecken al wat kan: men zal hem zien verstommen,
1270[regelnummer]
Ons tegenwoordigheit aen uwe zijde brommen.Ga naar voetnoot1270
 
Bezat de stoutheit oit des weerelts derde deel;Ga naar voetnoot1271
 
Wy laeten zijnen Godt den hemel niet geheel.Ga naar voetnoot1272
Salmoneus:
 
Ick ben het stuck getroost.Ga naar voetnoot1273
Filotimie:
 
welaen, om tijt te winnen,
 
Is 't meer dan tijt dat wy dit heerlijck stuck beginnen,
1275[regelnummer]
En 's Rijcks geheimraet eerst verspreecken in het hof,Ga naar voetnoot1275
 
Om met een majesteit op d'aengevange stof
 
Te wercken, en uw beelt, gestuit voor dezen drempel,Ga naar voetnoot1276-77
 
Gewilligh of door dwang te voeren in den tempel:
 
Dan, na een dans van eere op Godtsvelt, met de prachtGa naar voetnoot1279
1280[regelnummer]
Der Goden voort getreên, daer d'offerhande u wacht.Ga naar voetnoot1280
REY VAN PRIESTEREN. THEOFRASTUS.
Rey van Priesteren:
 
Wy treden naer het hof, en bleven nutter buiten.Ga naar voetnoot1281
Theofrastus:
 
Gaef Jupiter dat wy dien afgodt moghten stuiten.
 
Het waer een parel aen de kroon van 't Priesterdom.
[pagina 766]
[p. 766]
Rey van Priesteren:
 
De Koningin, te trots, te moedigh, ziet niet om
1285[regelnummer]
Naer Godt noch Priesterschap, om Junoos rol te speelen.
Theofrastus:
 
En zou men luisteren naer 't hof en zijn bevelen;Ga naar voetnoot1286
 
Zou een verwaende vrou haer wetten in de kerck
 
Bekrachtigen? waerom verscheuren wy dit zwerck,Ga naar voetnoot1288
 
Dees hemelschildery en wolcken niet aen sleters?Ga naar voetnoot1289
Rey van Priesteren:
1290[regelnummer]
Verschoon het dezen nacht, met hoope van wat beters.Ga naar voetnoot1290
 
Wat deert ons spinnewebbe en kranck tooneeltapijt
 
Van dezen Jupiter, die met den hemel strijt,
 
Zijn Juno te geval? hoe laet hy zich misleien!
 
Men moght zijn dolheit eer beklaegen en beschreien
1295[regelnummer]
Dan lasteren. wanneer een vrou de Kerck regeertGa naar voetnoot1295
 
Dan draeit de weerelt om, dan staet haer hooft verkeert.Ga naar voetnoot1296
Theofrastus:
 
De vrouwen midlerwijl beschicken groote zaecken.
 
Zy spoocken door de lucht, gelijck Medeas draecken.Ga naar voetnoot1298
Rey van Priesteren:
 
Een heer hou best de hand aen 't roer van zijnen staet.Ga naar voetnoot1299
Theofrastus:
1300[regelnummer]
By wijlen heeft de heer den naem, mevrou de daet.Ga naar voetnoot1300
Rey van Priesteren:
 
Zoo gaet het hier: zoo raeckt het heele Rijck op hollen.Ga naar voetnoot1301
Theofrastus:
 
Dees donderkloot moght hun wel voor de scheenen rollen.
Rey van Priesteren:
 
Kan Hierofant dien storm, dat onweêr niet voorzien?Ga naar voetnoot1303
Theofrastus:
 
By wisseling van Staet zal hy de Kerck gebiên.
Rey van Priesteren:
1305[regelnummer]
Die wulp de Kerck gebiên? hy moght zich billijck schaemen.Ga naar voetnoot1305
[pagina 767]
[p. 767]
Theofrastus:
 
De wulpen weeten minst wat zeden hun betaemen.
Rey van Priesteren:
 
Zv willen dat men hen gelijck orakels hoor'.
Theofrastus:
 
Zy vangen simpelen, en hangenze op by 't oor.Ga naar voetnoot1308
Rey van Priesteren:
 
Noch vintmen deftigen, die voor de wulpscheit duicken.Ga naar voetnoot1309
Theofrastus:
1310[regelnummer]
In schijn. zy weeten loos hun wulpscheit te gebruicken.
Rey van Priesteren:
 
Misbruicken, zeit gy liefst, als in een mommery.Ga naar voetnoot1311
Theofrastus:
 
Gebruick of misbruick, 't hof zoeckt zijn fortuin hier by.
Rey van Priesteren:
 
Oprechten worden dus aen laeger wal geschoven.
Theofrastus:
 
Wie met dees grijns niet speelt raeckt kommerlijk te boven.Ga naar voetnoot1314
Rey van Priesteren:
1315[regelnummer]
Het Hof ziet uit, om u te troonen door genot.Ga naar voetnoot1315
Theofrastus:
 
Wy wislen Godts altaer om geenen aerdtschen Godt.
Rey van Priesteren:
 
d'Aertspriester sta maer vast: wy zullen niet bezwijcken.Ga naar voetnoot1317
Theofrastus:
 
Voor 't outer van Jupijn, en zonder ommekijcken.Ga naar voetnoot1318
Rey van Priesteren:
 
Met wat bewijzen zal het hof dit spel bekleên?Ga naar voetnoot1319
Theofrastus:
1320[regelnummer]
Met vonden, zonder gront.Ga naar voetnoot1320
Rey van Priesteren:
 
die zacken ginder heen.
Theofrastus:
 
Een reden, lang erkaut, bevestight door de tijden,Ga naar voetnoot1321
 
Die op elckandre slaen, en die de proef kan lijden,Ga naar voetnoot1322
[pagina 768]
[p. 768]
 
Behout haer waerde, als munt van 't louterste metael,
 
Ontziet noch vier, noch toets, noch klank, gewigt, noch schael,Ga naar voetnoot1324
1325[regelnummer]
Dat zult gy hooren, nu ick, Godt Jupijn ter eere,
 
Dien valschen Godt ten schimp, ons zaek voor 't hof verweere.Ga naar voetnoot1326
 
Daer treet het gansche hof ons tegen. houdt u vast
 
Aen Godt, en zijn altaer: de Godtsdienst lijdt geen' last,
 
Al ramdenze met kracht ons godtgewijde muuren.
Rey van Priesteren:
1330[regelnummer]
Wy zullen hun gewelt door lijden best verduuren.
SALMONEUS. THEOFRASTUS. FILOTIMIE. HIEROFANT. REY.
Salmoneus:
 
Eerwaertste vader, hoe? wat drift, wat onbescheit
 
Is dit? zal 't Priesterdom Salmoneus majesteit
 
In 't licht staen? kan men u met reden niet beweegen?
 
Gy staet alleen geen' Vorst, maer Godt op aerde tegen.
1335[regelnummer]
Een wijze hoedt zich wel dat hy geen Godtheit steurt.
Theofrastus:
 
Zoo wort onnozelheit, die nergens in verbeurt,Ga naar voetnoot1336
 
Beschuldight, zonder blijck en merck van schult te noemen.
Filotimie:
 
Een onbeschaemde durf zijn schande noch verbloemen.
Theofrastus:
 
Verbloemen? niemant wijst ons schande of misdaet aen.
Hierofant:
1340[regelnummer]
Ziet gy 't geheilight beelt niet voor den tempel staen?
Theofrastus:
 
Zoo 't beelt een misdaet heet, ick heb het niet gehouwen.Ga naar voetnoot1341
Salmoneus:
 
Gy keert het uit de kerck,
Theofrastus:
 
men magh geen godtsgebouwen
 
Ontwijden door een beelt, dat Jupiter ontwijt,
 
Een Godtheit, aen wiens eer gy zelf verbonden zijt,
1345[regelnummer]
Dies wacht u zijn altaer en tempel te bestormen.
Hierofant:
 
De minste Koning giet een' Godt in zulcke vormen,
 
Daer zijne zinlijckheên op speelen. is 't niet waer?Ga naar voetnoot1347
[pagina 769]
[p. 769]
 
Scheep over naer den Nijl: de schrandre Egyptenaer
 
Schept Goden, zonder endt, uit zijn gedroomde vonden,Ga naar voetnoot1349
1350[regelnummer]
Bidt koey, en kalvers aen, en krokodil, en honden,
 
Griffoen, en gans, en haen, oock zelf ajuin, en loock,Ga naar voetnoot1351
 
Gedient door offervee, en geur, en offersmoock.
 
Dat leert hem Zonnestadt, in zijn befaemde schoolen,Ga naar voetnoot1353
 
Aen Isis Priesterdom van overouts bevolen.Ga naar voetnoot1354
Theofrastus:
1355[regelnummer]
Wy keeren ons geensins aen ongrieck, nochte Nijl.Ga naar voetnoot1355
 
Het wijze Griecken volght en houdt den ouden stijl,Ga naar voetnoot1356
 
Door Cekrops ingevoert t'Athene, en streng geboden.Ga naar voetnoot1357
 
Hy leerde ons eerst Jupijn, den Koning aller Goden
 
En menschen te gelijck, aenbidden; vee, en stier,
1360[regelnummer]
Brandtoffer, wieroockgeur, en zuiver offervier
 
Opdraegen, en dien Godt in marmerbeelden eeren.
 
Wie dezen godtsdienst nu in Elis om wil keeren,
 
En 't beelt van Koningen op 't heiligh outer plant;
 
't Gebruick der ouderen, getrou van hant tot hant
1365[regelnummer]
Hunn' kindren toegereickt, verandert in de steden,
 
Wort geensins ingevolght met d'allergrootste reden.Ga naar voetnoot1366
 
Wat wijs en wet een Vorst in zijne Rijcken zet,
 
d'Aeloutste godtsdienst is en blijft de hooghste wet,
 
En hierom keeren wy dien nieuwen afgodt buiten.
Filotimie:
1370[regelnummer]
Laet Cekrops Heiligheên in zijne kercken sluiten,
 
En buiten keeren wat hy raedzaem vint of niet:
 
Salmoneus is een Godt en heer in zijn gebiet.
 
De lantzaet hou zich stil: men vint en stelt geen wetten.Ga naar voetnoot1373
 
Wie dit mishaeght vertreck' (men zal 't hem niet beletten,)
1375[regelnummer]
Naer Cekrops stadt, en zoecke alleen by Cekrops prijs.Ga naar voetnoot1375
Theofrastus:
 
Geweldigh heerschen, en met dwang, is geen bewijsGa naar voetnoot1376
 
Van wettigheit in 't stuck van godtsdienst en Godts kercken,
 
By duizentduizenden gezaeit op 't aerdtrijck, wercken
 
Van menschenhanden niet, maer Goden opgebout.Ga naar voetnoot1379
1380[regelnummer]
d'Almaghtige Jupijn heeft ons zijn' dienst betrout,
[pagina 770]
[p. 770]
 
Met dit beding van trou voor Godts altaer te waecken.
 
Dit wettige beroep verbiet dien dienst te staecken,
 
Verbiet een' sterflijck mensch t'aenbidden voor een' Godt.
Hierofant:
 
Eert Herkles Priesterdom dan, tegens 't hoogh gebodt
1385[regelnummer]
Van Jupiter, zijn' zoon gewonnen by Alkmene?Ga naar voetnoot1384-85
 
Waer is de wijsheit nu van Cekrops, en Athene?
 
Was Herkules geen mensch met sterflijckheit bekleet,
 
Toen dat venijnigh hemd, zoo schrickelijck en wreet,
 
Hem naer het lijckvier dreef, daer hy tot asch verteerde?
1390[regelnummer]
Wat plaets leedt opspraeck, die dien Helt met offer eerde?Ga naar voetnoot1388-90
 
De zoon van Actor slaght den allereersten stier,Ga naar voetnoot1391
 
Ter eere van dien Godt. de krans van popelier
 
Bekranst zijn Priesterdom. Thebaner en Arkader,Ga naar voetnoot1393
 
Tyrinte, Tybur, en de Gades dezen vaderGa naar voetnoot1394
1395[regelnummer]
Gezangen zingen. hem ontbreeckt noch kerck, noch feest.
 
Nu lochen dat hy is een sterflijck mensch geweest.Ga naar voetnoot1395-96
 
Zijn daeden dienen u tot onschult, noch verschooning,
 
Te min dewijl hy noit een Rijck beheerschte als Koning.
Theofrastus:
 
Alcides heeft men eerst geoffert na zijn doot,Ga naar voetnoot1399
1400[regelnummer]
En, als een Godt, geviert.
Hierofant:
 
dat onderscheit is groot,
 
Het scheelt den lesten snick en dootsnick tusschen beiden,
 
Dat kan hier Godendom en menschdom onderscheiden.Ga naar voetnoot1400-02
Theofrastus:
 
Ons Godtgeleertheit leert ons klaer hoe veel dit scheelt,
 
Als zy de Godtheit in drie ordens heeft gedeelt,Ga naar voetnoot1404
1405[regelnummer]
Het hooghste Wezen stelde in d'eerste hemelsche orden;Ga naar voetnoot1405
 
Het tweede in zielen, die van menschen Goden worden,
 
Geheilight om hun deught, hoedanigh Herkles was;
[pagina 771]
[p. 771]
 
Het derde in Deught en Eer. hoe komt nu dit te pas,
 
Dat wy altaer, en kerck, en beelt, en offer schencken
1410[regelnummer]
Aen sterffelijcken ('t is een gruwel om te dencken,)
 
Al waren 't Koningen? hier hapert uw bewijs.
 
Keer om dit speeltooneel: gy haelt noch eer noch prijsGa naar voetnoot1412
 
By mannen van verstant, by geenerhande volcken,
 
Met schilderhemelen, gemaelde lucht, en wolcken,Ga naar voetnoot1414
1415[regelnummer]
En starren, zonder vier: men voer' dit beelt in 't hof.
 
Wie glimpigh mommen wil, die momme niet zoo grof.Ga naar voetnoot1416
Filotimie:
 
Wert niemant by zijn tijt een godtheit toegeschreven,Ga naar voetnoot1417
 
Salmoneus zal dan eerst naer dezen pallem streven.Ga naar voetnoot1418
Theofrastus:
 
Mevrou, al waren wy den Koning onderdaen,Ga naar voetnoot1419
1420[regelnummer]
Dees tempelschennis kan niet ongestraft vergaen.Ga naar voetnoot1420
 
Geen Goden lieten oit zich ongestraft beschimpen.
 
Verbloemen baet hier niet, noch verf, noch schijn, noch glimpen.
 
Geen grooter schennis dan die Godt zijn eer ontsteelt,
 
Het zy door offersmaet, of een onheiligh beelt.
1425[regelnummer]
Wie zich wil spiegelen, geen spiegels hem ontbreecken.
 
De nacht verloopt te snel, om breet hier af te spreecken.Ga naar voetnoot1426
 
Waer bleef de Reuzerot, die, staende naer den stoelGa naar voetnoot1427
 
Des Dondergodts, zoo diep in Plutoos jammerpoel
 
In eeuwigheit verzonck, van boven neêr gekloncken?
1430[regelnummer]
Prometheus, die de zon haer levendige voncken
 
En straelen steelt, om 't beelt t'ontvoncken, streckt helaes,
 
Geketent aen zijn rots, den Arent tot een aes.Ga naar voetnoot1430-32
 
Geen Flegias vergeefs Apolloos tempel blaeckte.Ga naar voetnoot1433
 
Geen Pentheus Bachus feest vergeefs beschimpte, en laeckte,Ga naar voetnoot1434
1435[regelnummer]
Noch Glaukus Venus; dees verbeten en gesleurtGa naar voetnoot1435
 
Van 't paert, en d'ander door zijn moeders hant verscheurt.
 
De bijl, die Ceres woudt vermeeten aen dorst randen,
 
Zagh hoe haer heer zijn spier most knaegen met de tanden,
[pagina 772]
[p. 772]
 
Uit dollen honger. och, indien hier raden gelt,Ga naar voetnoot1437-39
1440[regelnummer]
Och, schen uw handen aen geen tempels door gewelt.
Hierofant:
 
Zoo wort een lichte pluim, een' roock, een' damp verblazen.
 
Hy pooght den Koning dus met dreigen te verbaezen,Ga naar voetnoot1442
 
Vergeefs: wy troosten ons deze ydele ongena.Ga naar voetnoot1443
Theofrastus:
 
Verleider van ons hof, de felle donder sla
1445[regelnummer]
Uw boosheit, het bederf, de pest der vroome heeren.
Hierofant:
 
De Vloecken zijn gewoon in hunnen hoeck te keeren,Ga naar voetnoot1446
 
Van waerze quamen.
Theofrastus:
 
wacht, de Vloecken zijn niet wijdt.Ga naar voetnoot1447
Salmoneus:
 
Krackeelen vordert niet. men staecke dezen strijt.
Theofrastus:
 
Indien het u behaegh', men stell' de strijt ter zijden.
1450[regelnummer]
Niet een der Priesteren zal 's Konings beelt ontwijden:
 
Het ruste dezen nacht alleen voor 's tempels poort.
 
De Koning vaer' terwijl met dees triomffeest voort,
 
Getroost hy zich den slagh van boven te verwachten.
 
Wy zullen midlerwijl ons Godtheit offer slaghten,
1455[regelnummer]
En wieroocken. zy zal gewis dien hoon en smaet
 
Haest wreecken aen dit hooft, een' stokebrant van 't quaet!Ga naar voetnoot1456
Hierofant:
 
Aen my? de donder kan my hinderen noch deeren:
 
Maer mooght gy in dit beelt des Konings wil onteeren,Ga naar voetnoot1458
 
En Koningklijck gezagh, zoo blijckt het al te wis
1460[regelnummer]
Waer toe de mogentheit des Rijcks vervallen is.Ga naar voetnoot1460
Filotimie:
 
Dan waer de gront geleit tot wederspannigheden.
Theofrastus:
 
Ziet toe, gy haelt den vloeck van alle Griecksche steden
 
En alle ongriecken u te schendigh op den hals:Ga naar voetnoot1463
 
Zoo staen d'orakels stom: de wichlery is valsch.Ga naar voetnoot1464
[pagina 773]
[p. 773]
1465[regelnummer]
Waertoe Jupijn gedient in hondertduizent kercken?
 
Waertoe zijn beelt, de kroon van zeven wonderwercken,Ga naar voetnoot1466
 
Zoo heerlijck opgerecht? waertoe 't Olympisch feest
 
Van Herkles ingevoert, daer zich vernuft en geest
 
En pracht van Koningen en Vorsten vinden laeten,
1470[regelnummer]
Als Pize, en Elis, elck om 't vijfde jaer, heur straeten
 
Van toeloop zien gepropt, en woelen naer heur' wensch?Ga naar voetnoot1467-71
 
Nu wijdt deze eer eens toe een kranck een sterflijck mensch,
 
En ziet wat opspraeck wat al laster dit zal draegen.
Hierofant:
 
Zoo dit Salmoneus en zijn Juno kan behaegen,
1475[regelnummer]
Wy keeren ons aen 's volcks oploopentheit, noch haet.Ga naar voetnoot1475
Filotimie:
 
In 't minste niet.
Theofrastus:
 
Jupijn, hoe wort uwe eer versmaet!
Filotimie:
 
Hier gelt geen weigeren. als 't hof het volck moet schroomenGa naar voetnoot1477
 
En naer den mont zien, dan is 't verr' genoegh gekomen.
Salmoneus:
 
Zoo doet het. zet dit beek op 't outer: haest u, voort.
Theofrastus:
1480[regelnummer]
Gy opent uw bederf in eeuwigheit de poort,
 
Waer door Godts plaegen vast van alsins innetrecken.Ga naar voetnoot1481
Filotimie:
 
Trouwanten, by der hant.Ga naar voetnoot1482
Theofrastus:
 
Geen water kan de vlecken
 
Van tempelschendery afwasschen, geene zee
 
U zuiveren. helaes, o wee, o wee, o wee.
1485[regelnummer]
Stijgh op, o Rey: bezet den godtgewijden drempel.
Filotimie:
 
Trouwanten, rept u: voert dit godtsbeelt in den tempel.
Theofrastus:
 
Om Godts wil, Koningin, hou stil, verhaest u niet,Ga naar voetnoot1487
 
In tegenwoordigheit van 't oogh, dat alles ziet,
[pagina 774]
[p. 774]
 
Van 't oor, dat alles hoort, en zonder aenzien oordeelt.Ga naar voetnoot1488-89
1490[regelnummer]
Ten minste spiegel u by tijts, aen 't eeuwigh voorbeelt
 
Van Niobe, de trotse en stoute Koningin,
 
Die niet ontzagh, verwaent en met een' dollen zin,
 
Latonaes offerfeest t'ontwijden en te stooren,
 
Op 't spoor van Tantalus, haer' vader, die den toren
1495[regelnummer]
Der Goden had geterght, met hun geheimenis
 
Te brengen aen den dagh, waerom hy eeuwigh is
 
Ter helsche straff' gedoemt. Latone, aldus ontsteecken,
 
Beweeght Diane en Godt Apollo met haer smeecken
 
Te straffen 's moeders hoon, van Niobe geleên,
1500[regelnummer]
Wiens kinders niet zoo haest vergaderen by een
 
Voor Thebe, om in het perck hun paerden te berijden,
 
Of 't hagelt pijlen uit de lucht, van alle zijden.
 
De trotse Niobe, half doot, aenschout dees plaegh,
 
Bezuurt in al haer bloet, een droeve nederlaegh.
1505[regelnummer]
Een dochter wenschtze alleen, in 't midden van het treuren,Ga naar voetnoot1505
 
Te bergen in haer' schoot, maer 't magh haer niet gebeuren:
 
En zy, die flus verwaent de Godtheit terght zoo trots,Ga naar voetnoot1507
 
Besterft zoo kil als ys, verandert in een rots,
 
En leert u wat het is zich tegens Godt te kanten.Ga naar voetnoot1490-1509
Salmoneus:
1510[regelnummer]
Nu Bazilides, voort, vaert voort, gy hoftrouwanten.
Rey:
 
Jupijn, aenschoutge dit? aenschou wie u onteert.
 
Gewelt, gewelt. Godts kerck wort schendigh geschoffeert.Ga naar voetnoot1512
Theofrastus:
 
Godtvruchte Priesters, rust: treet binnen om, in 't midden
 
Der zwaericheên te koor, den Dondergodt te bidden,
1515[regelnummer]
Dat hy zijn heilighdom beschutte in dit gevaer.
Hierofant:
 
Het stuck is uitgevoert, het godsbeelt op 't altaer.Ga naar voetnoot1516
Salmoneus:
 
Nu 't hooghtijt met triomfe en danssen en gezangen,
 
Ter eere van ons Rijck en Godtheit, aengevangen.
[pagina 775]
[p. 775]
 
Laet volstaen al wat kan. mijn Ganimedes, fierGa naar voetnoot1519
1520[regelnummer]
Op uw dischschenckersdom, en gy, o kamenier
 
Van Iuno, Iris, brengt ons nu de godtsgewaeden.Ga naar voetnoot1521
 
My past die mantel, rijck van licht, en overladen
 
Van starren. reick Mevrouw den mantel van azuur.
 
Alree verandren wy van wezen. de natuur
1525[regelnummer]
Der sterflijckheit begint de Godtheid aen te neemen,
 
De leest der menscheit naer d'onsterflijckheit te zweemen.Ga naar voetnoot1526
 
Nu heeft de Godtheit haer voltoisel en beslagh.Ga naar voetnoot1527
 
Wy zien de weerelt aen uit eenen andren dagh,
 
En uit een ander oogh. de velden, en waeranden,Ga naar voetnoot1529
1530[regelnummer]
Geberghte en zee en stroom staen reede om offerhandenGa naar voetnoot1530
 
t'Ontsteecken op 't altaer. mijn bedgenoote, aenvaert
 
Dien scepter, u alleen, u past die pauwestaert,Ga naar voetnoot1532
 
Zoo rijck en dicht bezaeit met Argus blinckende oogen.
 
De hemel daelt alreede, en opent zijne boogen.
Filotimie:
1535[regelnummer]
Apollo, die het al verlicht met uwen glans,Ga naar voetnoot1535
 
Verschijn nu op dit feest: verheerlijck onzen dans
 
En staetsi. Vader Mars, die bloedige oorelogenGa naar voetnoot1537
 
Bestiert, verzelschap ons: dael neder uit den hoogen.
 
Merkuur, die op de pen van hoedt en hielen zweeft,Ga naar voetnoot1539
1540[regelnummer]
Met uwe slangeroe verdaghvaert al wat leeft,Ga naar voetnoot1540
 
En niet en leeft, verschijn, en help den dans beginnen.Ga naar voetnoot1540-41
 
O dochter van Jupijn, en moeder van het minnen,Ga naar voetnoot1542
 
Verschijn op deze feest met uwen vluggen zoon.Ga naar voetnoot1543
 
O strijtbre Pallas, dael om laegh uit 's hemels troonGa naar voetnoot1544
1545[regelnummer]
Met helm, en beuckelaer, en speere. dat DianeGa naar voetnoot1545
 
Met haeren jaghtspriet daele in 't schijnen van de maene.
Salmoneus:
 
De rey der Goden stijght uit 's hemels gouden troon.Ga naar voetnoot1547
[pagina 776]
[p. 776]
 
Men zweefze te gemoet. zy buigen voor ons kroon,
 
En eeren ons van verre, als eerste en opper goden.
1550[regelnummer]
O Godtheên, wellekom. die, reede op ons geboden,Ga naar voetnoot1550
 
Dit Godtsfeest eeren wilt, en elck uit zijnen transGa naar voetnoot1551
 
En onzen hemel daelde, om dezen Godendans
 
Eendraghtigh te bekleên op schuiftrompet, op veêlen,Ga naar voetnoot1553
 
Schalmejen, en muzijck van goddelijcke keelen.
1555[regelnummer]
Wy zullen uit den troon van wolcken, aen de zy
 
Van onze gemalin gezeten, beide bly
 
Bestraelen uwen zwier, en letten op de zwaejen
 
Van deezen dans en trant, waerop de starren draejen.
Hierofant:
 
Genoegh gedanst: uw dans vernoeght de majesteitGa naar voetnoot1558-59Ga naar voetnoot1559
1560[regelnummer]
Van onzen Jupiter. de Priesters staen bereit
 
Met facklen, offertuigh, en geur van wieroockvatenGa naar voetnoot1561
 
U door den Melleckwegh en starrelichte straetenGa naar voetnoot1562
 
Op 't staetighst' voor te treên, te leiden met de pracht
 
Van Goôn en hofsleip naer de brugh, daer 't offer wacht
1565[regelnummer]
Op d'aenkomst van Jupijn.
Salmoneus:
 
Mijn Juno, tre naer binnen,
 
Verwacht ons in het hof met deze feestgodinnen,
 
Terwijl ons priesterdom zijn offerschult betaelt:
 
Dan met triomfe 't hooft der Goden ingehaelt,Ga naar voetnoot1568
 
Dan mooght gy en uw sleip ons triomfant ontmoeten.
Filotimie:
1570[regelnummer]
Het zal ons lusten u, zoo groot een' Godt, te groeten.Ga naar voetnoot1570
THEOFRASTUS. REY VAN PRIESTEREN.
Theofrastus:
 
O Priesterlijcke Rey,
 
Hef aen een droef geschrey,
 
En pas de jammerzangen,
 
Rontom den tempel heen,
1575[regelnummer]
Op uw bedruckte treên,Ga naar voetnoot1573-75
[pagina 777]
[p. 777]
 
En deerlijcke ommegangen.Ga naar voetnoot1576
 
O wee, o druck, o strijt,
 
Ons outer is ontwijt.
Rey van Priesteren:
 
Aertsvader, wou Jupijn u spaeren,
1580[regelnummer]
En uwe grijze hairen,
 
Om out en stram te lijen
 
De tempelschenderyen?
 
Om deze gruwellasterenGa naar voetnoot1583
 
Te hooren? dit verbasteren
1585[regelnummer]
't Aenschouwen voor uwe oogen,
 
Met nevelen betogen,
 
Terwijl uw beenen beven,
 
De krachten u begeven?
 
Wat baeten offerhanden?
1590[regelnummer]
Wat helpt het wieroock branden?
 
Wat vorderen gebeden?Ga naar voetnoot1591
 
De tempelplechtigheden
 
Zijn ydel en verloren.Ga naar voetnoot1592-93
 
Och, liever noit geboren,
1595[regelnummer]
Zoo droegen wy geen kennis
 
Van dees gevloeckte schennis.
 
De hemel blijft gesloten.
 
Hy hoort geen kerckgenooten.Ga naar voetnoot1598
Theofrastus:
 
O Priesterlijcke Rey
1600[regelnummer]
Vervolgh dit nachtgeschrey.
 
Vervolgh uw jammerklaghten,
 
En klaeg uw droefheit uit,
 
Op hoop of dit geluit
 
Den hemel moght verzachten.Ga naar voetnoot1604
1605[regelnummer]
O wee, o druck, o strijt,
 
Ons outer is ontwijt.
Rey van Priesteren:
 
Aertsvader, och, wat helpt dit kermen,
 
Daer ons geen Goôn beschermen?
 
Zy vlieden dieze haeten.
1610[regelnummer]
De tempel treurt, verlaeten
[pagina 778]
[p. 778]
 
Van zijne heilighdommen.
 
De schennis zit geklommen
 
In 't hooge koor der kooren.
 
't Orakel heeft geene ooren.Ga naar voetnoot1614
1615[regelnummer]
Wy klaegen de pylaeren,Ga naar voetnoot1615
 
Gewelf, en doove altaeren,
 
Daer torts, noch eicke kranssen,Ga naar voetnoot1617
 
Noch kerckbancket, noch danssen
 
Den Goden meer behaegen.
1620[regelnummer]
Men past op donderslagen,
 
Noch blixemvier, noch schichten.
 
Men hoeft geen kerck te stichten
 
Den opperste ten prijze.
 
't Is uit met d'oude wijze.Ga naar voetnoot1624
1625[regelnummer]
De hemel blijft geslooten.
 
Hy hoort geen kerckgenooten.
Theofrastus:
 
O Priesterlijcke Rey,
 
Hou aan met nachtgeschrey,
 
Volhardt al stil, in 't midden
1630[regelnummer]
Van 't binnenkoor met my,
 
En zet u zy aen zy.
 
Bestorm de lucht met bidden.
 
O wee, o druck, o strijt,
 
Ons outer is ontwijt.

voetnootvs. 1138
spatten: mislukken.
voetnoot1139
Als het, door de tegenpartij, telkens zoo heftig bestreden wordt.
voetnoot1140
Wat: met klemtoon.
voetnoot1142
zwicht van achterdocht: ontwijkt mij uit angstig wantrouwen.
voetnoot1143
mogentheit: macht.
voetnoot1146
mijn staet en paelen: de perken van mijn vermogen.
voetnoot1147
met gemack: gewillig.
voetnoot1148
krack: knauw.
voetnoot1149
gesmoort wort: geheim blijft.
voetnoot1153
gy: met klemtoon.
voetnoot1154
Rechtschapenheit: een rechtschapen mensch.
voetnoot1155
schendigh: erg, heftig.
voetnoot1157
het lasterstuck der Godtheit: de misdaad der vergoding.
voetnoot1158
het werck: de vergoding.
voetnoot1159
zoent: verzoent, kalmeert; afstant: van zijn eischen.
voetnoot1160
Filotimie bedoelt, dat als de priesters in 't godsdienstige voldaan zijn, zij zich met de rest niet bemoeien.
voetnoot1165
Versta: Daarover juist, dat de vorst den nieuwen godsdienst beschermt, maakt men kabaal.
voetnoot1167
Zagh enz.: als Theofrastus dat inzag.
voetnoot1176
zulck eene eer: nl. van de vergoding.
voetnoot1177-78
Filitomie bedoelt, dat de vreugde van het god zijn meer waard is dan het leven; verre.... opwegen: wegen ruimschoots op; naer: met; besteven: afzoek, opspoor.
voetnoot1181
valt: is; percken: gebied.
voetnoot1185
geen middel van verdragen: geen middel om tot een verdrag, een vergelijk te komen.
voetnoot1187
t'zamenhaelen kost: bij elkaar kon halen.
voetnoot1188
post: deurstijl.
voetnoot1191
zachter luim: gunstiger gelegenheid.
voetnoot1192
al dit tempelschuim: Theofr. en zijn aanhang.
voetnoot1194
verreziende heer: vooruitziend heerscher.
voetnoot1200
Van Lennep merkt hier op, dat Athene met al zijn Wijzen pas veel later opkwam.
voetnoot1202
hoeven: behoeven.
voetnoot1204
het slot: mijn besluit en laatste woord.
voetnoot1205
En hier op afgetreên: en nu hiervan afgestapt.
voetnoot1208
en pruilt: te pruilen, het beeld staat daar nutteloos in een hoek.
voetnoot1208-09
De twee beelden, vgl. vs. 919-20.
voetnoot1210
reede: gereed; om te draegen: rond te dragen, omdracht.
voetnoot1211
toestel: ensceneering.
voetnoot1212
reckhalst: reikhalst.
voetnoot1215
't besluit: het slot.
voetnoot1218-19
'Parturiunt montes et nascetur ridiculus mus' van Horatius; vgl. Warande der Dieren, no. CX, Dl. 1, blz. 736.
voetnoot1222
hondert stieren: hekatombe, vgl. vss. 505, 1006.
voetnoot1224
dees koorde: deze snaar.
voetnoot1226
dit haepren blijf: de vergoding werkelijk niet doorgaat.
voetnoot1229
oprecht: lees: òprecht.
voetnoot1234
't voorspoock: het voorteeken, nl. van den afgerukten bliksemschicht, zie vss. 759, 794-95, en vooral vs. 1000.
voetnoot1248
de Slaepgodt: Morpheus.
voetnoot1253
noortsche buy: door de vinnen als een zeemonster voorgesteld.
voetnoot1255
eene plaet: een zandplaat.
voetnoot1261
godtstriomf: vgl. triomfspel van vs. 1012, het Italiaansche Renaissance-denkbeeld van een Trionfo, een praalstoet.
voetnoot1267
de handel: de onderneming; echter: toch.
voetnoot1268
dien Amirael: hoonend voor Theofrastus.
voetnoot1270
Filotimie zal zelf naast Salmoneus pronken (brommen).
voetnoot1271
de stoutheit: de overmoedigheid, de brutaliteit; des weerelts derde deel: Van Lennep ziet hierin een zinspeling op den Jupiter-dienst in Europa, één van de drie oudtijds bekende wereld-deelen; wellicht werkte ook 'het derde deel des hemels' van Lucifer, vs. 1410 na.
voetnoot1272
zijnen Godt: Jupiter.
voetnoot1273
Ick ben het stuck getroost: ik zal het waagstuk volbrengen, ik geef me gewonnen.
voetnoot1275
verspreecken: ompraten.
voetnoot1276-77
Versta: Om met den noodigen luister aan de uitvoering mee te werken.
voetnoot1279
Godtsvelt: vgl. vs. 57.
voetnoot1280
Goden: de verkleede hofhouding.
voetnoot1281
nutter buiten: beter buiten 't hof.
voetnoot1286
En zou men: zou men werkelijk.
voetnoot1288
Bekrachtigen: weten door te drijven.
voetnoot1289
hemelschildery: geschilderde hemel; sleters: slenters, flarden.
voetnoot1290
Verschoon het dezen nacht: ontzie, spaar het vannacht nog.
voetnoot1295
lasteren: uitschelden.
voetnoot1296
haer hooft: 't hoofd van de wereld.
voetnoot1298
Medeas draecken: de toovergodin Medea vloog op draken door de lucht.
voetnoot1299
Een heer hou best: het best houdt de heer.
voetnoot1300
Vondels humor!
voetnoot1301
op hollen: op hol.
voetnoot1303
voorzien: afwenden.
voetnoot1305
Die wulp: die kwajongen; moght: moest; billijck: met reden.
voetnoot1308
simpelen: eenvoudige lieden.
voetnoot1309
deftigen: verstandige menschen; duicken: wijken.
voetnoot1311
zeit gy liefst: zei je beter; mommery: een komedie.
voetnoot1314
raeckt kommerlijk te boven: komt er moeilijk boven op.
voetnoot1315
troonen: in te palmen, mee te krijgen, vgl. vs. 1059.
voetnoot1317
Versta: Als de Aartspriester maar standvastig blijft, wij zullen niet bezwijken.
voetnoot1318
Theofr. bedoelt: Ja, ik zal standvastig blijven voor 't outer enz.; zonder ommekijcken: zonder vrees.
voetnoot1319
bewijzen: redeneering; bekleên: goed praten.
voetnoot1320
vonden, zonder gront: bodemlooze verzinsels; ginder heen: in elkaar.
voetnoot1321
erkaut: herkauwd, overwogen.
voetnoot1322
Het eerste Die hoort bij tijden; het tweede bij reden van vs. 1321; op elckandre slaen: elkaar terstond volgen.
voetnoot1324
Ontziet: vreest.
voetnoot1326
verweere: verdedig.
voetnoot1336
onnozelheit: onschuld.
voetnoot1341
Diplomatieke manier van afkeuring: Ja, dat beeld! als er zijn die 't afkeuren, ik heb er geen schuld aan.
voetnoot1347
Daer zijne zinlijckheên op speelen: waar hij behagen in schept.
voetnoot1349
vonden: verzinsels.
voetnoot1351
Griffoen: havik, zie noot bij Lucifer, vs. 95 (hiervóór blz. 621).
voetnoot1353
Zonnestadt: Heliopolis, oude hoofdstad van Egypte.
voetnoot1354
Isis: Egyptische oppergod.
voetnoot1355
keeren: storen; ongrieck: vreemdeling, barbaar, vgl. vs. 147.
voetnoot1356
Griecken: Griekenland.
voetnoot1357
Cekrops: vgl. Inhoudt r. 6.
voetnoot1366
Wordt niet gehoorzaamd, met 't hoogste recht.
voetnoot1373
lantzaet: onderdaan; men vint enz.: er is hier geen sprake van menschelijke wetten uitvinden en stellen (dit is goddelijk werk).
voetnoot1375
Cekrops stadt: Athene; prijs: lof, belooning.
voetnoot1376
Geweldigh: met geweld.
voetnoot1379
Van: door; Goden: door Goden.
voetnoot1384-85
Herkles: Herkules was de zoon van Jupiter en Alkmene (vgl. vs. 543) en werd, na zijn dood in den Olymp bij de Goden opgenomen, door de Grieken algemeen vereerd.
voetnoot1388-90
Gekweld door het betooverde kleed van Nessus, dat met het bloed van de Lernische giftslang bestreken was, (dat venijnigh hemd), liet Herkules zich op den berg Eta levend verbranden, zie P. Ovidius Nazoos Herscheppinge, IX, 214-379.
voetnoot1391
De zoon van Actor: een der Actoriden, bij Ovidius vermeld; Actor was de grootvader van Patroclus.
voetnoot1393
Thebaner: inwoner van Thebe; er zijn vier steden van dien naam bekend; Arkader: Arkadiër, Griek.
voetnoot1394
Tyrinte: Tiryns, de stad in Argolis, waar Herkules was opgevoed; Tybur: tegenwoordig Tivoli bij Rome; de Gades: Gadis, waar de 'zuilen van Herkules' stonden, tgw. Cadix.
voetnoot1395-96
Versta: Ge kunt niet loochenen, dat Herkules een sterfelijk mensch is geweest, 't blijkt uit zijn daden en dus is bewezen dat men een mensch goddelijke eer mag brengen, zeker als hij koning is.
voetnoot1399
Alcides: Herkules.
voetnoot1400-02
Hoonende ironie! Versta: Dat onderscheid van dood of levend is even groot als van den laatsten snik en den doodsnik.
voetnoot1404
drie ordens: rangen nl. de Goden, half-Goden en de verpersoonlijkte Deugden.
voetnoot1405
Het hooghste Wezen: Jupiter.
voetnoot1412
Keer om: breek af.
voetnoot1414
schilderhemelen: geschilderde hemels, vergelijk hemelschildery in vs. 1289.
voetnoot1416
Versta: Wie met vertoon iets wil voorstellen, eerbiedige de grenzen.
voetnoot1417
tijt: leven.
voetnoot1418
eerst: het eerst.
voetnoot1419
onderdaen: gehoorzaam.
voetnoot1420
vergaen: verloopen.
voetnoot1426
af: van.
voetnoot1427
de Reuzerot: de Giganten, vergelijk vss. 100, 775-78.
voetnoot1430-32
Prometheus: van klei maakte hij het menschenbeeld en stal vuur van de zon om het levend te maken; voor straf werd hij aan een rots geketend, waar een gier (Arent) zijn lever vrat; vgl. vs. 361.
voetnoot1433
Flegias: vgl. noot bij Berecht r. 172; vergeefs: straffeloos.
voetnoot1434
Pentheus: koning van Thebe, die 't feest van Bacchus bespotte, werd door zijn moeder en de Bacchanten verscheurd.
voetnoot1435
Glaukus: koning van Corinthe in den tijd der halfgoden, werd door zijn merries, aan welke hij hengsten weigerde, terwijl ze door Venus zelf waren opgehitst, verscheurd.
voetnoot1437-39
Erysichthon, zoon van een Thessalisch vorst, schond het heilige woud van de godin Ceres en werd met zóó'n honger gestraft, dat hij zijn eigen lichaam knaagde.
voetnoot1442
verbaezen: verbluffen.
voetnoot1443
wy troosten ons enz.: versta: Wij getroosten ons al die opgesomde straffen, die toch niets waard zijn.
voetnoot1446
Vloecken: wraakgodinnen
voetnoot1447
wacht: pas maar op; zijn niet wijdt: zijn niet ver.
voetnoot1456
Haest: terstond.
voetnoot1458
mooght gy: als gij moogt.
voetnoot1460
mogentheit: macht, gezag.
voetnoot1463
ongriecken: vreemdelingen, vgl. vss. 147, 1355; schendigh: schandelijk.
voetnoot1464
Zoo: nl. bij Salmoneus' vergoding.
voetnoot1466
De Zeus (Jupiter) van Phidias in den tempel te Olympia hoorde tot de zeven wereldwonderen, vgl. vs. 2.
voetnoot1467-71
't Olympisch feest van Herkles: de Olympische spelen, om de vier jaren (elck om 't vijfde jaer) in Pisa en Elis in den Peloponnesus gevierd, waren door Herkules ter eere van Jupiter ingesteld, vgl. vs. 123.
voetnoot1475
keeren: storen.
voetnoot1477
Hier gelt geen weigeren: jullie hebt niets te weigeren.
voetnoot1481
van alsins: yan alle kanten.
voetnoot1482
by der hant: aan 't werk!
voetnoot1487
verhaest u niet: doe u zelf geen kwaad door te groote haast.
voetnoot1488-89
Volkomen christelijke en bijbelsche uiting; zonder aenzien: namelijk van persoon.
voetnoot1505
Een: met klemtoon.
voetnoot1507
flus: zoo juist.
voetnoot1490-1509
Niobe: lees: Niobee. Zij was zóó trotsch op haar veertien kinderen dat zij aan de godin Latona (Leto) gelijk wilde worden. Latona's kinderen Apollo en Artemis (Diane), doodden uit wraak alle kinderen van Niobe (vergelijk Ovid. N. Herscheppinge, VI, 232-500). Tantalus, haer' vader, koning van Phrygië, had nectar gestolen en de alwetendheid der goden beproefd, daarom werd hij in de onderwereld met honger en dorst gekweld.
voetnoot1512
schendigh geschoffeert: schandelijk ontheiligd.
voetnoot1516
stuck: waagstuk, gruwelstuk.
voetnoot1519
volstaen: lees vòlstaan, de zeilen vol wind (vgl. vs. 280); Ganimedes: Trojaansch koningskind, door Jupiter om zijn schoonheid geroofd en tot schenker der goden verheven.
voetnoot1521
Iris, dochter van Thaumas en Elektra, goudgevleugelde dienstbode van Jupiter en Juno.
voetnoot1526
leest: gedaante.
voetnoot1527
voltoisel: voltooiïng.
voetnoot1529
waeranden: tuinen.
voetnoot1530
reede: gereed.
voetnoot1532
pauwestaert: de honderd oogen van Io's bewaker Argus werden door Juno in den staart van den haar toegewijden pauw gezet, vergelijk P. Ov. Naz. Herscheppinge I, 880-84.
voetnoot1535
Apollo: Phoebus, god van het licht, de muziek en de dichtkunst.
voetnoot1537
Vader Mars: Mars pater, zooals de klassieken hem noemen, god van den oorlog.
voetnoot1539
Merkuur: Hermes, god van den wind en bode der goden, afgebeeld met vleugels (de pen) aan hoed en hielen.
voetnoot1540
slangeroe: Mercurius wierp eens zijn gouden staf tusschen twee vechtende slangen in, die zich daar omheen krulden; met dien slangenstaf wordt hij afgebeeld; verdaghvaert: dagvaardt, voor Jupiter oproept.
voetnoot1540-41
al wat leeft, en niet en leeft: vergelijk Lucifer, vs. 312.
voetnoot1542
dochter van Jupijn: Venus uit Jupiter en Dione, de godin der liefde.
voetnoot1543
zoon: Amor, Cupido en Eros geheeten.
voetnoot1544
Pallas: Pallas Athene of Minerva, godin van den krijg, in volle wapenrusting uit den schedel van Jupiter geboren.
voetnoot1545
beuckelaer: schild; Diane: Diana of Artemis, godin van de jacht, als Selene en Hekate is zij de maangodin.
voetnoot1547
De rey der Goden: het ballet der als goden en godinnen verkleede heeren en dames.
voetnoot1550
reede: gereed.
voetnoot1551
Godtsfeest: godenfeest; in Altgeh. II, 1633, is dit woord vertaling van Fête-Dieu voor H. Sakramentsdag.
voetnoot1553
bekleên: bezetten; veêlen: vedels, violen.
voetnoot1558-59
Blijkbaar dacht Vondel zich een dans van goden en godinnen tusschen deze vss. in, met orkestbegeleiding volgens vss. 1553-4. De gezangen (vs. 1517) van de keelen (vs. 1554) zullen als tekst hebben gehad stroof I van de later gedrukte Vertooningen in Salmoneus (hierachter, blz. 790).
voetnoot1559
vernoeght: behaagt.
voetnoot1561
offertuigh: offerbenoodigdheden.
voetnoot1562
den Melleckwegh: vgl. 1213.
voetnoot1568
't hooft der Goden: Salmoneus als Jupiter.
voetnoot1570
Het schijnt dat stroof II van de Vertooningen in Solmoneus (hierachter, blz. 790) hier moet volgen, als zangtekst bij de offervertooning.
voetnoot1573-75
pas.... op: laat passen bij.
voetnoot1576
ommegangen: processies voor Salmoneus.
voetnoot1583
gruwellasteren: gruwelijke godslasteringen.
voetnoot1591
vorderen: baten.
voetnoot1592-93
Versta: al onze ceremoniëele gebeden zijn nutteloos, onverhoord.
voetnoot1598
kerckgenooten: priesters, vgl. vs. 49.
voetnoot1604
verzachten: verteederen.
voetnoot1614
Versta: de godsspraak, die anders altijd uitkomst geeft, schijnt ons nu niet te hooren.
voetnoot1615
de: aan de.
voetnoot1617
torts: offertoorts.
voetnoot1624
d'oude wijze: de oude godsdienst.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • A.A. Verdenius


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank