Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660 (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.91 MB)

XML (3.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

(1935)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 220]
[p. 220]

Koning Davids Harpzangen Den Nederduitschen toegezongen
Door J. v. Vondel.

t'Amsterdam,

By de weduwe van Abraham de Wees,

op den Middeldam. 1657.



illustratie

[pagina 221]
[p. 221]


illustratie
Titelgravure van Harpzangen op ware grootte


[pagina 222]
[p. 222]

Aen De doorluchtighste Koningin Christina Maria Alexandra.Ga naar voetnoot*

 
Christine, die de Noortstar met uw kroonenGa naar voetnoot1.
 
En glans verdooft, en al wat kroonen draeght,
 
En, daelende uit uw vaderlijcke troonen,Ga naar voetnoot3
 
Als Gods Gezalfde, in ootmoedt Godt behaeght;Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Wy wyden hier in Neêrduitsch aen uw voetenGa naar voetnoot5
 
Het Harpgezangk des Konings, op wiens maetGa naar voetnoot6
 
De hemelen en Englen juichen moeten,
 
Terwijl hy voor de Bondtkist danst op straet.Ga naar voetnoot8
[pagina 223]
[p. 223]
 
Die galm, van outs in 't godtshuis der Hebreeuwen,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Den Oppersten, als wieroock, toegezwaeit,Ga naar voetnoot10
 
Heeft Christus Kerck en kooren nu veele eeuwen
 
Gesticht, zoo wijt de zon om d'aerde draeit.Ga naar voetnoot11-12
 
Hy hangt, gelijck een keten, rijck van schakels,Ga naar voetnoot13
 
Met kunst verknocht, door 's hemels drift en Geest.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Dat Memfis zwijge, en luistre naer d'orakelsGa naar voetnoot15
 
Van dit muzijck, een eer van 't hooghste feest.Ga naar voetnoot16
 
Athene zwichte, en stoffe op geene pennenGa naar voetnoot17
 
Van Pindarus, die, om verwelckbren palmGa naar voetnoot18
 
En lauwerier, in 't ydel renperck rennen:
20[regelnummer]
De Godtheit draeft hier op een' eedler galm.
 
Hier openbaert de Hoop van alle volckenGa naar voetnoot21
 
Zich levendigh, op dien onfaelbren toon,Ga naar voetnoot22
 
En dringt met strael op strael door zwerck en wolcken,
 
Als Godts beloofde en lang verwachten Zoon.Ga naar voetnoot21-24
25[regelnummer]
Dees lier herbouwt geen stadt, die met haer muurenGa naar voetnoot25
 
En glans verzinckt in bloet, en smoock, en stof,Ga naar voetnoot25-26
 
Maer Sion, dat alle eeuwen zal verduuren,Ga naar voetnoot27
 
En eeuwigh groeit in 's Allerhooghsten lof.
 
De Koning temt den Oorlogh, opgewassenGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Tot elcks bederf, verbrijzelt schilt, en dolck:
 
Zoo luste 't u den Krijgh t'ontharrenassen,Ga naar voetnoot31
 
Te ketenen, tot rust van volck by volck.
 
Wanneer de Geest hem leert de snaeren roeren,Ga naar voetnoot33
 
Dan vaert de Vre ter poorte in van 't palais:
35[regelnummer]
Gelijck uw drift den Pais alom wil voerenGa naar voetnoot35
 
Ter weerelt in, hoe kranck zy walght van Pais.Ga naar voetnoot36
 
Och, of ons Duitsch 't Hebreeuwsch gezang kon volgenGa naar voetnoot37
[pagina 224]
[p. 224]
 
In aert en zwier; 't zy d'opperste Gena
 
Het menschdom zalve, of 's hemels wraeck verbolgenGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Op donders rolle, en 't volck met blixem sla.
 
Gy, die de kerne en kracht van veele tongen,Ga naar voetnoot41
 
Oock 't Neêrlantsch kent, zult, zoo my d'eer gebeurt,Ga naar voetnoot42
 
Best smaecken of ick wel hebb' nagezongenGa naar voetnoot43
 
Den Harpenaer, die heilrijck juicht, of treurt.
45[regelnummer]
Uw heuscheit plagh den blooden moedt te geven,Ga naar voetnoot45
 
Die voor uw' stoel bezweecken uit ontzagh.Ga naar voetnoot46
 
Door deze hoop, van uw gena gesteven,
 
Beproef ick wat mijn flaeuwe stem vermagh.
 
De groote naem van David magh vergoeden
50[regelnummer]
Wat hier ontbreeckt aen 's dichters klanck, en maght.
 
Uw troon verstoot geen willige gemoeden,Ga naar voetnoot51
 
Dat 's d'eigenschap van 't goddelijck geslacht.Ga naar voetnoot52
[pagina 225]
[p. 225]

Berecht.Ga naar voetnoot*

1 Den Lezer zy kenbaer dat het getal der Harpzangen gestelt is, vol- 2 gens d'oude rekeninge der Hebreeusche Rabbynen of LXXIIGa naar voetnootr. 2 3 Overzetteren, die de zelve, omtrent 250 jaeren voor Christus ge- 4 boorte, uit den gronttext in het Griecksch vertaelden; welck getal 5 oock gevolght is van den H Outvader Hieronymus in de Latijnsche 6 overzettinge, die door gansch Christenrijck gemeenelijck gebruicktGa naar voetnoot6 7 wort, en van de nieuwe Bybelen hier in verschilt, dat zy Davids 9 8 Harpzang in twee verdeelen, en hunnen 10 daer uit trecken, en den 9 113 noch eens scheidende, daerna den 114, en 115, en den 146, en 10 147 weder in een smilten: waerom zy van den 9 Harpzang tot den 11 148, t'elkens een hooger tellen, en den 10, den 11; en den 116, den 12 117, en zoo voort, noemen; doch ten leste evenwel het getal van 150 13 Harpzangen behouden.

voetnoot*
Opschrift. Vondel noemt Christina van Zweden, de dochter van Gustaaf Adolf (geb. 8 Dec. 1626; gest. 19 Apr. 1689), nog koningin, ofschoon zij in Juni 1654 afstand had gedaan van haar troon. Bij haar publieken overgang tot het Katholicisme, te Innsbrück 3 Nov. 1655, nam zij, naast haar van Christus afgeleiden naam, ter eere van de Moeder Gods en van paus Alexander VII de namen Maria Alexandra aan. - Van Lennep veronderstelt, dat de bundel Harpzangen haar door tusschenkomst van haar agent, Vondels vriend, Michiel Le Blon werd aangeboden (Vondel VII, 142), maar van eenig antwoord der vorstin, die Nederlandsch verstond en den dichter vroeger een gouden keten had vereerd, is niets bekend. - Vondel heeft niemand zóó uitbundig gehuldigd als deze zonderlinge vrouw, die door haar geestesgaven, koningschap, troonafstand en bekeering wel zijn bijzondere aandacht moest trekken. In niet minder dan twaalf, dikwijls uitvoerige lierzangen heeft hij haar gehuldigd en verdedigd. Zie Dl. V, 354, 468, 472, 498, 588, 592, 594, 817, 916 en 931; waar is bij te voegen De Koningklijcke Idea, gepubliceerd in 1660, maar waarschijnlijk van 1654 vóór den troonsafstand en daarom ongedrukt gebleven. Deze opdracht van de Harpzangen is wel 't laatste gedicht, dat hij haar wijdt, hoewel hij, of misschien juist omdat hij nog 20 jaar getuige bleef van haar opzienbarende leefwijze. De dood van zijn bemiddelaar M. Le Blon in 1657 verklaart wel iets, maar de terechtstelling van Monaldeschi in Nov. 1657 wellicht nog meer van dit zwijgen. Zie verder: Brandt: Leven van Vondel, ed. Leendertz. 1932, bl. 47, 68; J.A. Alberdingk Thijm: Christina van Zweden te Amsterdam, Verspr. Verhalen, A'dam, 1881; II, 1-48; M.S. in De Katholiek, 1911; L.v. Pastor: Gesch. der Päpste, XIV I, Freib. i.B. 1929, bl. 328-56. Zeer ongunstig is Christina's beeld in de recente voorstelling der vrouwelijke auteurs: Hannah Szász, Christina von Schweden, Regentin und Renegatin, Freib. i.B. 1930, en Princesse Lucien Murat: La Reine Christine de Suède, Flammarion, 1934.
voetnoot1.
de Noortstar: het Noorderlicht, het heele Noorden.
voetnoot3
daelende uit: suggereert meer de majesteit van den troon dan daelende van; vgl. Salmoneus, vs. 1072, 1544, 1547; uw vaderlijcke troonen: elders noemt Vondel Christina ‘der Zweden Gotten en Wenden [Gothen en Vandalen] Koninginne’ Dl. V, 588.
voetnoot4
Gods Gezalfde: als koningin en met zinspeling op haar naam Christina, afgel. van Christus, Gezalfde, Vgl. Blijde Inkomste vs. 141-42; Dl. V. 922.
voetnoot5
Neerduitsch: Nederlandsch.
voetnoot6
Harpgezangk: het Psalterium, letterl. snarenspeeltuig, bij overdracht de gewijde liederen, die bij het snarenspeeltuig, de harp, werden gezongen; des Konings: van Koning David.
voetnoot8
de Bondtkist: de Ark des Verbonds, bij welker overbrenging van Obededoms huis naar Davids stad Sion de koning vooruit danste op straet, in het publiek, vgl. II Kon. VI, 14 en Altaergeb. II, 391.
voetnoot9
galm: gezang; godtshuis der Hebreeuwen: tempel der Joden te Jerusalem.
voetnoot10
als wieroock: vgl. Ps. CXL, 2; Harpzang CXL, vs. 5-6.
voetnoot11-12
Van oudsher zijn de psalmen in de Christelijke kerken gezongen en gebeden, bijz. in de kooren, het deel der kathedrale en kloosterkerken, waar de Getijden, die hoofdz. uit Psalmen bestaan, worden gereciteerd.
voetnoot13
vgl. Altaergeb. III, 1347.
voetnoot14
verknocht: verbonden; 's hemels drift en Geest: op aandrift, inspiratie van den Hemel en den H. Geest.
voetnoot15
Memfis: hoofdstad van Egypte; bedoeld is de ‘gebloemde wijsheit der Egyptenaren’, vgl. Dl. V, 562; orakels: godsspraken.
voetnoot16
dit muzijck: bij Vondel is muziek gewoonlijk onzijdig; eer: opluistering.
voetnoot17
Athene: de Grieken met hun orakels en verheven dichters; stoffe: poche; pennen Van Pindarus: pennen als van Pindarus, den oud-Griekschen lierdichter die hier als type van hoogste poëtische inspiratie geldt; met pennen, die in 't ydel renperck rennen, vs. 19, zijn als pars pro toto de gevleugelde dichtgeesten bedoeld, vgl. Altaergeb., I 405-06.
voetnoot18
verwelckbare palm: vgl. I Cor. IX, 25.
voetnoot21
de Hoop van alle volcken: Christus, de verwachte der volkeren, in de psalmen voorspeld.
voetnoot22
onfaelbren: onfeilbren.
voetnoot21-24
Het Messiaansch karakter van sommige psalmen.
voetnoot25
Dees lier: deze harp, nl. van David.
voetnoot25-26
Door de muziek van Amphions lier sloten de steenen van Thebe's muren zich aaneen; later werd de stad door den oorlog van de Zeven tegen Thebe en door de Epigonen verwoest.
voetnoot27
Sion, dat enz.: het eeuwige Jerusalem, de Kerk, de Hemel.
voetnoot29
opgewassen: uitgedeid.
voetnoot31
u: Koningin Christina, die door Vondel altijd als een bevorderaarster van den Europeeschen vrede wordt voorgesteld; ontharrenassen: ontwapenen.
voetnoot33
de Geest: de H. Geest; hem: David.
voetnoot35
drift: geestdrift, ijver; Pais: vrede (Fr. paix).
voetnoot36
hoe kranck enz.: hoe dwaas zij zich ook van den vrede afwendt.
voetnoot37
Duitsch: Nederduitsch, Nederlandsch.
voetnoot39
zalve: trooste, opbeure.
voetnoot41
tongen: talen.
voetnoot42
Dat Christina bij haar vele talen ook Nederlandsch verstond, staat vast.
voetnoot43
smaecken: proeven, beoordeelen; wel: goed.
voetnoot45
blooden: beschroomden.
voetnoot46
stoel: koningszetel; bezweecken: diep neerbogen.
voetnoot51
willige gemoeden: menschen die 't goed bedoelen.
voetnoot52
't goddelijck geslacht: vorsten, door Vondel dikwijls aardsche goden genoemd.
voetnoot*
In zijn Bibliographie deelt Unger onder no. 569 mee, dat hem van de eerste uitgave der Harpzangen een ex. onder de oogen kwam, waarin op een los, ingevoegd blaadje bovenstaand Berecht gedrukt stond. In een der ex. van het Vondel-museum is dat blaadje ook aanwezig, maar afzonderlijk achter de opdracht aan Koningin Christina ingenaaid. Denkelijk heeft Vondel nog tijdens het binden van de oplaag deze notitie aan zijn werk toegevoegd, zoodat het nog in een gedeelte dier oplage kon worden vastgenaaid en in de gereed gekomen exx. los is ingelegd.
voetnootr. 2
rekeninge: telling; der Hebreeusche Rabbynen of LXXII Overzetteren, de zgn. Septuagint.
voetnoot6
gemeenelyck: algemeen; de nieuwe Bybelen: zooals de Staten-vertaling.
Het Berecht komt dus hierop neer, dat Ps. IX, die in de Vulg. 39 vss. telt, in de Staten-vertaling in tweeën gedeeld is, nl. vs. 1-21 en 22-39. Het eerste gedeelte is dan in de SB: Ps. 9, het tweede Ps. 10, zoodat de SB: in de verdere telling steeds één voor blijft en dus Ps. X van de V gelijk is aan Ps. 11 van den SB: Doordat Ps. CXLVI en CXLVII van de V in de SB: worden samengesmolten tot Ps. 147, is het eindcijfer in beide vertalingen 150.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius