Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663 (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (38.40 MB)

XML (3.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
epos
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel
poëtica
leerdicht
hekeldicht


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663

(1936)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 354]
[p. 354]

Het vierde bedryf.

ADONIAS. ABIZAG.
Adonias:
 
Wat raet, Abizag? ô getrouwe halsvriendin,Ga naar voetnoot1214
1215[regelnummer]
Hoe jammerlijck bekomt my mijne oprechte min
 
En liefde t'uwaert, als een schelmstuck, waert te vloecken!Ga naar voetnoot1216
 
Bespieders brullen om Adonias te zoecken.Ga naar voetnoot1217
 
Ick bidde u, bergh mijn lijf, Godt geve oock hoe het zy.Ga naar voetnoot1218
Abizag:
 
Rampzalige, gy schuilt by niemant minder vry.
1220[regelnummer]
Ick zitte om u verdacht, en uw verraeders streecken.Ga naar voetnoot1220
 
Abizag draeght de schult: zy heeft dit stuck besteecken,Ga naar voetnoot1221
 
Den prins door haere min misleit, en aengevoert:Ga naar voetnoot1222
 
Abizag is de pest, die 't gansche rijck beroert.
 
Wout gy den koning om zijn kroon en leven brengen,Ga naar voetnoot1224
1225[regelnummer]
Wat hoeftge Abizag in dat lasterstuck te mengen?Ga naar voetnoot1225
 
Na wascht haer zee noch stroom van zulck een lastersmet.Ga naar voetnoot1226
 
De roep is onder 't volck. dit heeft zijn ploy gezet:Ga naar voetnoot1227
 
En vlughtge herwaert aen, om noch de wraeck te tergen?Ga naar voetnoot1228
 
Ick zie my zelve noch mijn leven nau te bergen.Ga naar voetnoot1229
1230[regelnummer]
Verzie u: pack u voort: vertreck uit mijn gezicht.Ga naar voetnoot1230
Adonias:
 
O schoone, my terstont noch liever dan het licht,Ga naar voetnoot1231
 
Ontzeghtge my uw cel?
Abizag:
 
leef raet met uwe raeden.Ga naar voetnoot1232
Adonias:
 
Ontzeghtge my uw huis? waerheene? langs wat paden
 
Ontvlughte ick doots gevaer, in 't nijpen van den noot?
1235[regelnummer]
De poorten staen bezet. wat raet? geef ickme bloot,
 
Men vangt en spantme, en fel beschuldight van een' stercker,Ga naar voetnoot1236
 
Moet een gevangen zich verweeren uit den kercker.
 
De rechter is party, en gruwelijck verwoet.Ga naar voetnoot1238
[pagina 355]
[p. 355]
Abizag:
 
Zoo barnt gemeenlijck felst een bloetpleit tegens bloet.Ga naar voetnoot1239
Adonias:
1240[regelnummer]
Och vader David, oudt te vroegh voor my gestorven,Ga naar voetnoot1240
 
Wat raet voor uwen zoone?
Abizag:
 
en my, door hem bedorven?Ga naar voetnoot1241
Adonias:
 
Men zalme slaghten tot een zoen voor al het rijck.Ga naar voetnoot1242
 
Abizag, stort ten minste uw traenen op mijn lijck.
Abizag:
 
Vertreck uit mijn gezicht: hier baet geen ydel klaegen.
Adonias:
1245[regelnummer]
De princejaeger blaest den horen onder 't jaegen.Ga naar voetnoot1245
 
Hy snuffelt om en om, en nadert. och wat raet?
 
Bezwijckt Abizag my, in dien benauden staet?Ga naar voetnoot1247
 
Aertspriester Abjathar, och Joab, berght mijn leven.
Abizag:
 
Al hadge vleugels om door d'ope lucht te streven,
1250[regelnummer]
Hofvalcken zouden u beknellen in de vlught.
Adonias:
 
Nu valt een' konings zoon zee, hemel, aerde, en lucht
 
Te nau. het zweet breeckt uit, en alle haeren rijzen.
Abizag:
 
'k Weet u geen' schuilhoeck als een' hollen boom te wijzen,
 
In 't out cypressebosch. onthou u daer. men zalGa naar voetnoot1254
1255[regelnummer]
U 's nachts bezorgen door een' dienaer langs de wal.Ga naar voetnoot1255
 
Elendige, nu spoe. Godt helpe u uit den hoogen.Ga naar voetnoot1256
Adonias:
 
Leef lang, Abizag, och.
Abizag:
 
nu zal ick met mijne oogen
 
Den helt niet weder zien, ten zy hem Godt bewaert.Ga naar voetnoot1258
 
Hoe wort dat hooft gedreight van 't broederlijcke zwaert,Ga naar voetnoot1259
1260[regelnummer]
Dat princelijcke hooft, te schoon om af te houwen!
 
Ick hef mijne oogen en mijn handen, dus gevouwen,
[pagina 356]
[p. 356]
 
Naer Godt alleen om troost. zie neêr uit 's hemels troon.
 
Beschut dat konings bloet, ter eere van de kroon.
CHUSAÏ. ACHIMAÄS. SALOMON.
Chusaï:
 
Gestrengheit kan men hier met geen genade mengen.Ga naar voetnoot1264
Salomon:
1265[regelnummer]
Wat komt Achimaäs, wat Chusaï ons brengen?
Achimaäs:
 
Godt vry den koning voor den tweeden Absolon.Ga naar voetnoot1266
Chusaï:
 
Godt hanthaef Davids kroon in koning Salomon.
Salomon:
 
Wat broeit'er in de stadt? is 't beter, ofte slimmer?Ga naar voetnoot1268
Achimaäs:
 
Genadighste, waeck op. betrou wy hadden nimmerGa naar voetnoot1269
1270[regelnummer]
Gelooft dat deze pest zoo snel zich spreiden zou
 
Door 't lichaem van de stadt. wat vint men luttel trou
 
Ten hove, en onder 'tvolck, aen eer noch eedt gebonden!
Salomon:
 
Gy spreeckt uit gissing?
Achimaäs:
 
neen, het is te klaer bevonden.Ga naar voetnoot1273
Chusaï:
 
Hier baet geen veinzen meer. het gelt uw majesteit.
Salomon:
1275[regelnummer]
Verhael den oirsprong, en den voortgang met bescheit:Ga naar voetnoot1275
 
Zoo kunnen wy gerust hierop ons oordeel vellen.Ga naar voetnoot1276
 
Wie zijn de hoofden? wie de rot en rotgezellen?Ga naar voetnoot1277
Chusaï:
 
Aertspriester Abjathar, met zijn gezagh in ly,Ga naar voetnoot1278
 
En Joab, niet gekent in 's rijx veltheerschappy,Ga naar voetnoot1279
1280[regelnummer]
Betoverden den prins de kroonzucht te bewimpelenGa naar voetnoot1280
 
Met minnezucht: en, om al stil geloof by simpelenGa naar voetnoot1281
[pagina 357]
[p. 357]
 
Te winnen, polsten 't hart des volx, al stil vergaêrtGa naar voetnoot1282
 
By avontschemering door Bela, boos van aert,Ga naar voetnoot1283
 
Die op drysprongen zich alom ter sluick liet vinden,Ga naar voetnoot1284
1285[regelnummer]
En roock bedeckt de lucht van alle prinsgezinden.Ga naar voetnoot1285
 
Hy luisterde wie koel van Davids nazaet sprack,Ga naar voetnoot1286
 
Den prins Adonias beklaeghde, en zulck een' krack
 
In zijn gezagh geleên; doch strafteze, die riedenGa naar voetnoot1287-88
 
Te sluiten dat de jongste in d'eere van 't gebiedenGa naar voetnoot1289
1290[regelnummer]
Den outsten wijcken most. dan wert'er aengehechtGa naar voetnoot1290
 
De wettigheit en glans van 't eerstgeboorterecht.
 
By wijlen street men om den zin van Moses blaêren;Ga naar voetnoot1292
 
Of Abjathar niet meer het wetboeck zou bewaerenGa naar voetnoot1293
 
In d'oude zuiverheit dan Sadock, die ten hoof
1295[regelnummer]
Meer gunst won. zomwijl hiel hy zich als stom en doof.Ga naar voetnoot1295
 
De veltheer Joab wert gelooft, die, out van dagen,Ga naar voetnoot1296
 
Voor 't wetboeck en het rijck de wapens had gedraegen,Ga naar voetnoot1297
 
En avrechts zat beloont, daer Banajas het woortGa naar voetnoot1298
 
Moght voeren, en de wacht van Davids stadt en poortGa naar voetnoot1299
1300[regelnummer]
Alleen wert toebetrout. dit liep allengs wat verder.Ga naar voetnoot1300
 
Men gaf'er raetsels uit. wat een' getrouwen herder,
 
Wat schaepen paste: en of een wacker wachthont niet
 
Moet bassen om de koy, als haer de wolf bespiet.Ga naar voetnoot1301-3
 
De weiflaers dongen vast naer 't reetste in zulck een dwarling.Ga naar voetnoot1304
1305[regelnummer]
Men deelde d'ampten uit, op 't rollen van den terling.Ga naar voetnoot1305
 
Men leght zich zelven toe, wil hier geluck toe slaen,Ga naar voetnoot1306
 
Naer eene lantvooghdy, of rechters ampt te staen,
 
Of rekenmeesterschap, of in den raet te blincken.Ga naar voetnoot1308
 
d'Een vat des anders zin, uit wijzen, en uit wincken:Ga naar voetnoot1309
[pagina 358]
[p. 358]
1310[regelnummer]
En wat elck droomt by nacht wort 's avonts opgehaelt.Ga naar voetnoot1310
 
De hoop des gierigaerts weit ruim en onbepaelt.Ga naar voetnoot1311
Salomon:
 
Wat scheen het ooghmerck van dit onderlinge mompelen?
Chusaï:
 
Eens by gelegenheit al teffens t'overrompelenGa naar voetnoot1313
 
Wat prins Adonias in 't licht staet, en zijne eer.Ga naar voetnoot1314
1315[regelnummer]
Men repte noit van u. de kroon is veel te teêr
 
Om aen te raecken. zy besloten eerst te hinderenGa naar voetnoot1316
 
Te keeren die den prins in zijnen staet verminderen,Ga naar voetnoot1317
 
Waerin hy is gestelt, naest 's konings majesteit:
 
En, zoo hem 't huwelijck geluckt, door loos beleit,
1320[regelnummer]
Het feest te stercken, en, op klinckende bazuinen,Ga naar voetnoot1320
 
Lang leve Adonias: lang leef de bruit van Suinen,Ga naar voetnoot1321
 
Te roepen. dit 's bestemt, bezworen veur het koor.Ga naar voetnoot1322
Salomon:
 
'K geloof mijne oogen en mijne ooren, als ick hoor
 
En zie het geen men stroit. het kroonrecht let op blijcken.Ga naar voetnoot1324
1325[regelnummer]
Op zulcke tuigen kan de rechter vonnis strijcken.Ga naar voetnoot1325
Chusaï:
 
Achimaäs, ontvou het middaghklaer bewijs.Ga naar voetnoot1326
Achimaäs:
 
Godt geef de majesteit des konings eer en prijs.
 
De koning lees dit bladt: zoo wort de stomme spreeckendt.Ga naar voetnoot1328
Salomon:
 
Wat naemen zienwe hier in eenen ringk getekent?Ga naar voetnoot1329
1330[regelnummer]
Dit's al van 't zelve slagh, dat in het jongst rumoerGa naar voetnoot1330
 
Met prins Adonias meineedigh t'zamenzwoer:
 
En houdt het noch niet op van wroeten en van wrijten?Ga naar voetnoot1332
 
Hier zienwe burgery, en vreemden, en Levijten,
 
Aenhangelingen van aertspriester Abjathar,
1335[regelnummer]
En veltheer Joab. dit verraederswerck ziet ver.Ga naar voetnoot1335
 
Roep Natan uit het hof, en Sadock uit Godts hutte.Ga naar voetnoot1336
[pagina 359]
[p. 359]
NATHAN. SADOCK. SALOMON.
Nathan:
 
Heer koning, wat 's uw wil?
Sadock:
 
Godt zegene en beschutte
 
Den grooten erfgenaem van Davids kroone en deught,
 
In 't opgaen van het rijck, en 't bloejenst van zijn jeught.
Salomon:
1340[regelnummer]
Nu wort het tijt dat wy of onze erfhaeters buigen.
 
Beziet dit bladt, en hoort wat stommen u getuigen.Ga naar voetnoot1341
 
Hooghwijze Chusai, en getrouwe Achimaäs,
 
Beproeft in vaders dienst, verschijnen recht van pas
 
Met d'ondertekening der blinde aenhangelingen,Ga naar voetnoot1344
1345[regelnummer]
Gereet om onverhoets mijn troonen te bespringen.
 
Gy ziet de naemen hier in 't ront getekent staen,
 
Al onder een verwart, en niemant boven aan.
 
Men kan de hant van al de schrijvers onderscheiden.
Nathan:
 
Wy spelden dit een wijl. men magh niet langer beiden.Ga naar voetnoot1349
1350[regelnummer]
De schelmen groeien aen in stoutheid en getal.Ga naar voetnoot1350
Sadock:
 
Zy rotten vast te hoop heel stil van overal.Ga naar voetnoot1351
 
Hier roeien Davids zoons, uw broeders, listigh onder.Ga naar voetnoot1352
 
Dat geeft het oproer kracht. geen vonck vat zoo in tonder,Ga naar voetnoot1353
 
Als deze drift in 't hart des staets, noch muitgezint,
1355[regelnummer]
En weifelachtigh, en bereit om dol en blint
 
Den andren Absolon Adonias te stijven:Ga naar voetnoot1356
 
En nu Levijten met hun hant dit onderschrijven,
 
[Ick ken de naemen, en die letters al te wis]
 
Wort u betuight wie 't hooft der vloeckverwantschappe is.Ga naar voetnoot1359
1360[regelnummer]
Hoe komt zich Abjathar nu weder te vergeeten!
 
Wat durf schijnheiligheit zich reuckeloos vermeeten!
 
Wat krijght de myterkroon een lasterlijcke smet!Ga naar voetnoot1362
 
Hoe voeght dees gruwel een orakel van de wet,Ga naar voetnoot1363
 
Welx lippen Godt betrout zijn' wil en wet t'ontvouwen!Ga naar voetnoot1364
1365[regelnummer]
Dat 's verre van verraet en koningsmoort te brouwen.Ga naar voetnoot1365
[pagina 360]
[p. 360]
Nathan:
 
De koning twijfle nu niet langer aen 't verraet,
 
Te loos besteecken door twee hoofden van den staet,Ga naar voetnoot1367
 
Vermomden Abjathar, en Joab, beide schuldigh.
Salomon:
 
O vader David, die zoo lang en menighvuldigh
1370[regelnummer]
Door rampen wert beproeft, oock in uw naeste bloet,
 
Wat komt ons over! och wat ongeval ontmoetGa naar voetnoot1371
 
Uw' zoone, in 't opgaen en de lente van zijn leven!
 
Hoe hebt gy Absolon tot tweewerf toe vergeven
 
Zijn wederspannigheit; en smette ick nu uit nootGa naar voetnoot1374
1375[regelnummer]
Het eerste halsrecht met mijn' lieven broeders doot?Ga naar voetnoot1375
 
Hoe stootme dit voor 't hart! het hart begint te kloppen.Ga naar voetnoot1376
 
Wie kan den lastermont der eeuwige opspraeck stoppen?Ga naar voetnoot1377
Sadock:
 
Het is natuurlijck dat uw broeders smert u raeckt:
Nathan:
 
En koningklijck, zoo gy geweckt voorzichtigh waeckt.Ga naar voetnoot1379
Salomon:
1380[regelnummer]
Men lette op middelen om 't scherpste recht te keeren.Ga naar voetnoot1380
Sadock:
 
Gy kunt door geen gena dien boozen aert verleeren.Ga naar voetnoot1381
Salomon:
 
Men geef hem keur van beide, een' kercker, of, het zwaert.
Nathan:
 
Geen kercker is zoo sterck, die eenen prins bewaert.
Salomon:
 
Men laete in ballingschap hem buiten 't rijck omdwaelen.
Sadock:
1385[regelnummer]
Hy zou met 's nabuurs maght gesterckt zijn scha herhaelen.Ga naar voetnoot1385
Salomon:
 
Al wie hem hanthaeft, staet mijn ongena t'ontzien.Ga naar voetnoot1386
Nathan:
 
Wert Absolon niet stil gehanthaeft onder 't vliên?
[pagina 361]
[p. 361]
Salomon:
 
Hy won geen legers, om den vader aen te randen.
Sadock:
 
Hy won de harten, die te Hebron t'zamenspanden:
Salomon:
1390[regelnummer]
Na zijn verzoening met heer vader in het hof.
Nathan:
 
Verzoent hy zich met u, dat geeft nieu oproer stof.
Salomon:
 
Men zal in Abjathar en Joab 't oproer smooren.Ga naar voetnoot1392
Sadock:
 
Men smoore alle oproer eerst in dezen eerstgeboren.
Salomon:
 
Ick heb meer broeders: elck voor ander vlamt op 't erf.Ga naar voetnoot1394
Nathan:
1395[regelnummer]
Zy spieglen zich aen prins Adonias bederf.Ga naar voetnoot1395
Salomon:
 
Adonias vergat het Absolonsche voorbeelt.
Sadock:
 
Zoo ruck het zwaert uit: straf dit stuck, by Godt veroordeelt.Ga naar voetnoot1397
Salomon:
 
Heer vader verfde noit de sabel in zijn bloet.Ga naar voetnoot1398
Nathan:
 
Dat steef den jongelingk, verstockt in wrevelmoedt.Ga naar voetnoot1399
Salomon:
1400[regelnummer]
Hier dingen om het rijck de broeder tegens broeder.
Sadock:
 
En zitge niet gezalft, gekroont, als rijxbehoeder?
Salomon:
 
Zoo zat heer vader oock gezalft op zijnen stoel.Ga naar voetnoot1402
Nathan:
 
Dat oproer wert gedempt, gesmoort in eenen poel.
[pagina 362]
[p. 362]
Salomon:
 
Tot vaders hartewee, gesmolten in zijn traenen.
Sadock:
1405[regelnummer]
Wat opspraeck gaf dit niet aen Joabs oorloghsvaenen?
Salomon:
 
Noch heeft de hemel hem op zijnen troon herstelt.
Nathan:
 
Niet zonder uitstaen van het uiterste gewelt.Ga naar voetnoot1407
Salomon:
 
Hy heeft Adonias voorheene begenadight;
Sadock:
 
Den rechten booswicht, dien gy voorspreeckt en verdaedight.Ga naar voetnoot1409
Salomon:
1410[regelnummer]
Het eerstgeboorterecht misleit hem in dien droom.
Nathan:
 
Gy geeft een hollend paert de sporen zonder toom.
Salomon:
 
Het zwicht, en voelt bezweet zich zelf nu afgeronnen.Ga naar voetnoot1412
Sadock:
 
Het geeft in 't renperck u den strijt noch niet gewonnen.
Salomon:
 
Men kan het temmen met een ysren montgebit.
Nathan:
1415[regelnummer]
Betrou geen hollend rijck. bedenck hoe los gy zit.Ga naar voetnoot1415
Salomon:
 
Zal nu een konings zoon voor 's broeders slaghzwaert buigen?
Sadock:
 
Al 't rijck, Godt zelf eischt recht. heer koning, wy betuigenGa naar voetnoot1417
 
Voor uwen troon en Gode en engelen, bereit
 
Te waecken voor den stoel van uwe majesteit,
1420[regelnummer]
Dat wy onschuldigh zijn aen zoo veel ramps, te vrezen
 
Uit dien weerspannelingk, voor weduwen en wezen,
 
En 't gansche stamhuis, dat op uwe toezicht rust,
 
Van Liban tot den Nijl, van zee en waterkust
[pagina 363]
[p. 363]
 
Tot aen het roode meer. wy bidden, wy bezweeren
1425[regelnummer]
U by dit wieroockvat, laet heden triomfeeren
 
Het heiligh kroonrecht, dat noch bloet noch afkomst kent.Ga naar voetnoot1426
 
Zoo houde d'opperste u in eere en ongeschent.Ga naar voetnoot1427
 
Zoo erve uw koningkrijck op uw nakomelingen,
 
En geve Levi stof uw' lof te koor te zingen.Ga naar voetnoot1429
Nathan:
1430[regelnummer]
Wy stemmen met dien wensch en 's hoogen priesters mont.Ga naar voetnoot1430
 
De Godt der vaderen bezegele 't verbont
 
Met David opgerecht, en heilighlijck bezworen,
 
Toen u de tempelbou van boven wiert beschoren,Ga naar voetnoot1433
 
En zulck een rijck belooft, dat eeuwigh duuren zou.
Salomon:
1435[regelnummer]
De Godt der vaderen ontzey den tempelbou
 
Aen vader, om al 't bloet met zijne hant vergoten:
 
En zal ick nu den dolck in broeders boezem stooten,
 
Met een in vaders hart, dat, op zoo streng een straf,Ga naar voetnoot1438
 
In zijnen ysren slaep, noch opzucht uit het graf?Ga naar voetnoot1439
1440[regelnummer]
Hoe redde ick my hier door? ontschuldigh my, heer vader,Ga naar voetnoot1440
 
Nu 's hemels majesteit en zijne troonen naderGa naar voetnoot1441
 
Dan wy, zoo laegh op d'aerde, in dit gevaer gestelt.
Sadock:
 
Schep moedt, heer koning: zijt gerust: de hemel schelt
 
U deze misdaet quijt, indien 't dien naem magh draegen.
1445[regelnummer]
Gy zult den oppersten en 't hoogh gerecht behaegen
 
Door dit zoenoffer, van uw strenge hant verwacht.
 
Vaer voort, voorstander van 't aertsvaderlijck geslacht.
Salomon:
 
Verdaghvaert Banajas.Ga naar voetnoot1448
Sadock:
 
hy komt hier aengetreden.
BANAJAS. SALOMON. ABIZAG.
Banajas:
 
Rechtvaerdige erfgenaem van Davids rijck en steden,
1450[regelnummer]
Wy komen u ten dienst gehoorzaem en bereit.
Salomon:
 
Ga daetlijck heene: straf door last der majesteit
[pagina 364]
[p. 364]
 
Den prins Adonias, en Joab: acht geen bede.Ga naar voetnoot1452
 
Het heiligh slaghzwaert rust in zijne purpre schede.
 
Trouwanten, haelt het. laet het recht zijn gangen gaen.Ga naar voetnoot1454
1455[regelnummer]
Wy kunnen 't kroonrecht nu niet langer wederstaen.
 
Men moet Adonias en zijne rotgezellen,Ga naar voetnoot1456
 
Verraeders van de kroon, ten nutten spiegel stellen.
Banajas:
 
Hier is het zwaert.
Salomon:
 
ruck uit, en lever het ons bloot.
Banajas:
 
Daer is 't, heer koning, u ten dienst in dezen noot.
Salomon:
1460[regelnummer]
Ontfang het van ons hant, en hanthaef 't recht rechtvaerdigh.
Banajas:
 
Ick ga. zy vlughten beide, en kennen zich strafwaerdigh.
Salomon:
 
Hier komt Abizag, root bekreten en ontstelt.
 
Mevrou, gy komt te spa: het vonnis leght gevelt.Ga naar voetnoot1463
Abizag:
 
Waer berge ick my van rouwe, ô stadt, ô hof, ô heuvel,
1465[regelnummer]
Hoe deerlijck is het dat een zoon van David sneuvel!Ga naar voetnoot1465
 
Wat dolheit dreef hem tot dit huwelijxverzoeck?
 
Och, is hier geen gehoor? Adonias wat hoeck,
 
Wat schaduw berght uw lijf, in 't uiterste verlegen?Ga naar voetnoot1468
 
Nu zoeckt u Banajas met zijnen blooten degen.
1470[regelnummer]
Bloetdorstigh zwaert, zoudt gy doorrijgen Davids borst,
 
U dompelen in 't bloet van zulck een' braven vorst?Ga naar voetnoot1471
 
Hoe is de broeder op den broeder dus verbolgen?
 
Wat gaet Abizag aen? ick wil het voetspoor volgenGa naar voetnoot1473
 
Van Banajas: misschien wat mijn gekerm vermagh.Ga naar voetnoot1474
1475[regelnummer]
Ten minste dat hy ons onschuldig' voor den slagh,Ga naar voetnoot1475
 
Een' al te strengen slagh, dien wy niet keeren kunnen.
 
Men kan een weduwe van David niet misgunnen
 
Een eerelijcke blijck van onschult, klaer en kort,Ga naar voetnoot1478
 
Eer dien verwezen prins de mont gesloten wort.Ga naar voetnoot1479
[pagina 365]
[p. 365]
1480[regelnummer]
Het hof zal billijck noch den stervenden gelooven.Ga naar voetnoot1480
 
De waerheit wort gedruckt, maer staet in 't ende boven.Ga naar voetnoot1481
ABJATHAR. SALOMON.
Abjathar:
 
Hoe durf ick, het valt hardt, voor 't hof te rechte staen?
 
Dit stuck verdaedigen? daer komt de koning aen.
 
Genade, ô Salomon. ick smeecke u om genade,
1485[regelnummer]
En ken mijn lasterstuck.
Salomon:
 
dit naberou komt spade,
 
En al te langkzaem by. wat stof gaf Davids zoonGa naar voetnoot1485-86
 
U tweemael tegens Godt, en d'eer van deze kroon
 
Dus in te spannen, op verbeurte van uw staetenGa naar voetnoot1487-88
 
En leven, met de rot der bozen, die my haeten?Ga naar voetnoot1489
1490[regelnummer]
Wanneer een staetloos man zich schandelijck vertast,Ga naar voetnoot1490
 
Dat baert eene ergernis, die geenen burger past:
 
Maer zoo een amptenaer met eenigh schelmstuck bloot leit,Ga naar voetnoot1492
 
Dat baert eene ergernis naer maete van de grootheit
 
En achtbaerheit des mans: hoe groot eene ergernis
1495[regelnummer]
Geeft dan d'aertspriester, wien zoo dier bevolen isGa naar voetnoot1495
 
Godtvruchtigheit en wat rechtmaetigh is te voeden!Ga naar voetnoot1496
 
Hoe komt nu d'efod weêr dit ondier uit te broeden?Ga naar voetnoot1497
 
Had uw stoelbroeder, die hier staet, u niet verbeên,Ga naar voetnoot1498
 
Men groeve u billijck in een hagelbuy van steen,
1500[regelnummer]
Zoo diep dat gy het hooft noit zoudt ten hemel heffen.Ga naar voetnoot1499-1500
Abjathar:
 
Belieft de koningk eens genadigh te beseffen
 
Mijn vaders lijden, en bloetstortinge, ondergaenGa naar voetnoot1502-vlg.
 
Te Nobe, om David, als een halsvrient, uitgestaen,Ga naar voetnoot1503
 
En met der doot bezuurt, daer vijfentachtigh blevenGa naar voetnoot1504
1505[regelnummer]
Gewentelt in hun bloet, en ick, Godt woud's, mijn levenGa naar voetnoot1505
 
Noch bergende, de maer aen uwen vader braght:
 
Ick zie uw gramschap, die rechtvaerdigh is, verzacht.
[pagina 366]
[p. 366]
 
'k Heb vijftigh jaeren, in den ring der hutgenooten,Ga naar voetnoot1508
 
Gelijck aertspriester, noit vermoeit, maer onverdroten
1510[regelnummer]
De wet bewaert; en, toen uw vader zat vertsaeghtGa naar voetnoot1510
 
Voor 't heir des Filistijns, de godtheit raet gevraeght.
 
Ick droegh de godtskist, toen hy vlughte in ballingschappenGa naar voetnoot1512
 
Voor Absolon: en als de list hem wou betrappen,
 
Quam Jonathan, mijn zoon, den balling, op zijn' hals,Ga naar voetnoot1514
1515[regelnummer]
Opwecken. zoo veel drux, en zoo veel ongevals,Ga naar voetnoot1515
 
In 's vaders dienst bezuurt, behoorden 't hart te roerenGa naar voetnoot1516
 
Om niet ten allerstrengste een vonnis uit te voeren,
 
Gelijck mijn schult verdient aen uw gewijde kroon.Ga naar voetnoot1518
 
Godt hanthave op dien voet u op uw vaders troon.Ga naar voetnoot1519
Salomon:
1520[regelnummer]
Gy hebt de godtskist trou voor vader heêngedraegen,
 
Achitofel ondeckt in zijn doortrapte laegen,Ga naar voetnoot1521
 
En vaders rampen lang in zijnen dienst geproeft;Ga naar voetnoot1522
 
Een zaeck, by elck bekent, en die geen blijcken hoeft.Ga naar voetnoot1523
 
Ick wil uw dootschult met uw diensten noch vergoeden.Ga naar voetnoot1524
1525[regelnummer]
Vertreck naer Anathot: uw acker kan u voeden.
 
De vloeck aen Ely, en den struick van Ithamar,Ga naar voetnoot1526
 
Gespelt te Silo, treft de kruin van Abjathar,Ga naar voetnoot1527
 
En Eleazer blinckt in Sadock, nu herboren.Ga naar voetnoot1528
 
Hem is 't aertspriesterdom in 's hemels raet beschoren.
JOAB. SADOCK.
Joab:
1530[regelnummer]
Aertspriester Sadock, och wie berghtme in doots gevaer?
 
Ick vlughte, en grijpe uit noot de horens van 't altaer,Ga naar voetnoot1531
 
Voorheen den vryburgh van Adonias, den droeven.
 
Hier wil ick sterven, en het uiterste beproeven,
 
En duicken in Godts hutte, en sterven op uw wacht.Ga naar voetnoot1534
1535[regelnummer]
'K was lang, als Abjathar, voorheene ontwijt, verdacht,Ga naar voetnoot1535
[pagina 367]
[p. 367]
 
Oock eer Adonias, van angst des doots benepen,
 
De horens van 't altaer voorvlughtigh had gegrepen.Ga naar voetnoot1537
 
Beschutme, eerwaertste, die nu 's konings hart bezit.
Sadock:
 
O grijze veltheer, vlught gy herwaert? wat 's uw wit?Ga naar voetnoot1539
1540[regelnummer]
Ick kan uw leven noch uw misdaet niet verschoonen.
 
Dit's nu de tweede moort begaen aen 's konings zoonen,
 
Of eer de derde: want gy trapte op Absolon,Ga naar voetnoot1542
 
Misleide Adonias, en dreighde Salomon.
 
Uw boosheit houdt geen maet in 't ende van uw jaeren.
Joab:
1545[regelnummer]
Eerwaerdighste, gy kunt alleen mijn leven spaeren.
Sadock:
 
Dat is onmogelijck: uw vonnis leght te vlack.Ga naar voetnoot1546
Joab:
 
Verzoeck gena.
Sadock:
 
zoo kreegh 't gewijt gezagh een' krack
 
Ten hove. niemant durf voor vloeckgenooten pleiten.Ga naar voetnoot1548
 
Gy quetste meer dan eens des konings majesteiten.Ga naar voetnoot1549
Joab:
1550[regelnummer]
Mijn tijt is kort: ick ga met eenen voet in 't graf.
Sadock:
 
Geen ouderdom ontgaet de wel verdiende straf.
Joab:
 
Magh Davids volle neef dan geen gena verwerven?Ga naar voetnoot1552
Sadock:
 
Noch min dan Davids zoon, die van uw hant most sterven,Ga naar voetnoot1553
 
En 's konings broeder zelf wort nu genade ontzeght.
Joab:
1555[regelnummer]
De koning zit te streng in 't eerste halsgerecht.Ga naar voetnoot1555
Sadock:
 
Zoo raeckt men eens aen 't endt van alle vloeckverwanten,Ga naar voetnoot1556
 
Die reis op reis te stout zich tegens 't kroonrecht kanten,
[pagina 368]
[p. 368]
 
En zellef tegens Godt, en zijn gewijde wet:Ga naar voetnoot1558
 
Want Godt heeft Salomon op 's vaders troon gezet.
1560[regelnummer]
Gy weet hoe David sprack: Godt gafme veele zoonen,
 
Maer wijde Salomon ten nazaet op mijn troonen,Ga naar voetnoot1561
 
En nam hem tot een' zoon, gelijck een vader, aen,
 
Om trou, naer Moses stijl, de stammen voor te staen.Ga naar voetnoot1563
 
Zoo wort gy door den mont des vaders zelf geoordeelt,
1565[regelnummer]
Die gaf den erfgenaem des rijx een heerlijck voorbeelt
 
Van eene rijcke kerck, die hem te bouwen stont.
 
Hoe durftge, dan vervoert door mijn stoelbroeders mont,Ga naar voetnoot1567
 
U innebeelden, dat gy met uwe eedtgenooten
 
Den recht gewettighden mooght schuiven en verstooten,Ga naar voetnoot1569
1570[regelnummer]
Adonias ten dienst? of achtge David slecht,Ga naar voetnoot1570
 
Dat hy het outste van het jongst geboorterecht
 
Niet onderscheiden kon, of immers al te spade?Ga naar voetnoot1572
 
Neen zeker, nacht en dagh ging hy met Godt te raede,
 
En 't hutorakel, sterck gedreven van Godts geest.Ga naar voetnoot1574
1575[regelnummer]
Gy draeght u recht als een die Godt noch menschen vreest.Ga naar voetnoot1575
 
Zal Salomon, gelijck Godts mont belooft, regeeren,
 
Zoo moet gerechtigheit en 't kroonrecht triomfeeren.
Joab:
 
My wort dan alle hoop van leven kort ontzeght?Ga naar voetnoot1578
Sadock:
 
Uw lasterstuck was niet verweerbaer in 't gerecht.Ga naar voetnoot1579
Joab:
1580[regelnummer]
't Gewijde kleet plagh wel misdaedigen te bergen.
Sadock:
 
Men wachte zich den leeu van Juda dus te tergen,
 
In 't sluimren: want komt hy t'ontwaecken al gesteurt,Ga naar voetnoot1582
 
Dan wort alle ongediert, dat hem beschimpt, verscheurt.Ga naar voetnoot1583
 
Daer hoort men al den bergh met een geschrey vervullen.
1585[regelnummer]
Adonias is doot. de leeu vaert voort met brullen.
 
Helt Banajas genaeckt. berey u: het is tijt.
 
Hy sterft onheiligh, die het hoogh altaer ontwijt.
[pagina 369]
[p. 369]
BANAJAS. JOAB.
Banajas:
 
De prins Adonias most zijne dootschult boeten,
 
En knielde voor dit zwaert gewilligh aen mijn voeten.
1590[regelnummer]
Gy ziet het noch van bloet gepurpert en bespat.
 
Heer Joab, al vergeefs gevloden, en gevat
 
De horens van 't altaer, geen' vryburgh voor uw leven.
 
Het vonnis leght gevelt: hier helpt geen wederstreven.Ga naar voetnoot1593
 
Gy zijt oock out genoegh, om d'algemeene schult
1595[regelnummer]
Te boeten. schep dan moedt, en neem dan voor 't jongst gedult.Ga naar voetnoot1595
 
Ontschuldigh ons, dat wy, van hooger hant gedwongen,Ga naar voetnoot1596
 
Een recht, dat duuren zal op aller eeuwen tongen,Ga naar voetnoot1597
 
Uitvoeren, in den dienst des konings, uwen heer.
Joab:
 
Gedoogh ten minste dat ick mijne zaeck verweer.
Banajas:
1600[regelnummer]
Vergeefs. gy kunt hier door geen troost by 't hof verwerven.
Joab:
 
Welaen, 'k getroostme dan hier aen 't altaer te sterven.
 
'K verzoeck ten minste dat gy naer den koningk zendt.
 
Misschien bedocht hy zich. Een rechter kan in 't endtGa naar voetnoot1603
 
Van zin veranderen: dat 's meer dan eens gebleken.
Banajas:
1605[regelnummer]
Het recht is heiligh. durft gy 't vonnis noch bespreecken?Ga naar voetnoot1605
 
Zie toe dat gy de straf door weêrspraeck niet bezwaert.Ga naar voetnoot1606
Joab:
 
Noit was mijn hart in 't velt voor 's doots grimmas vervaert:Ga naar voetnoot1607
 
Dat tuight dit lichaem, dicht getaistert van quetsuuren,Ga naar voetnoot1608
 
In 't vechten op een heide, in 't stormen op de muuren,Ga naar voetnoot1609
1610[regelnummer]
In 't waden door den stroom, en 't steigren op een rots.Ga naar voetnoot1610
Banajas:
 
Hoe toont de veltheer dan door 't vliên zich luttel trots,
 
In 't aenzicht van de doot? wie rustigh sterft, sterft heerlijck.Ga naar voetnoot1612
[pagina 370]
[p. 370]
Joab:
 
Wie voor Godts outer in het harnas sterft, sterft eerlijck:
 
Maer 't routme schandelijck te sterven op dien voet.Ga naar voetnoot1614
Banajas:
1615[regelnummer]
Getroost u evenwel, naerdien gy sterven moet.Ga naar voetnoot1615
Joab:
 
Om Godt ontzeghme niet een' bode heen te zenden,Ga naar voetnoot1616
 
En hoort naer 's konings last, dat zal het recht niet schenden,
 
Noch niet verzwacken. sta mijn bê zoo luttel toe.Ga naar voetnoot1618
Banajas:
 
Ick ben dit sammelen, dit ydel uitstel moe.Ga naar voetnoot1619
1620[regelnummer]
Trouwanten, gaet terstont den koning noch eens vraegen.Ga naar voetnoot1620
 
Volhardt hy by zijn' last, zoo volge ick 't hoogh behaegen.
 
Men brengme flux bescheit
 
Van 's konings majesteit.
Joab:
 
Hoe los en wanckel staen de staetenGa naar voetnoot1624
1625[regelnummer]
Der weerelt! ay ziet Joab aen,
 
In dezen schijn, van elck verlaeten.Ga naar voetnoot1626
 
Men ziet de wisselbaere maenGa naar voetnoot1627
 
Dan heel, dan half, dan nieu, dan onder,Ga naar voetnoot1628
 
In 't ent berooft van al haer licht.
1630[regelnummer]
Wat is een prins en veltheer, zonder
 
De zon van 's konings aengezicht?
 
Noch komt de maneschijn weêr boven:Ga naar voetnoot1632
 
Maer zoo ick 't hooft nu onderhael,Ga naar voetnoot1633
 
Een nacht zal al mijn' luister dooven
1635[regelnummer]
Voor eeuwigh. stapelt altemael
 
Mijne oorloghsdaeden aen de wolcken;Ga naar voetnoot1636
 
Zy worden nu niet eens gedacht.Ga naar voetnoot1637
 
Wat baet het dempen van de volckenGa naar voetnoot1638
 
Der Idumeen, of van 't geslacht
1640[regelnummer]
Uit koning Ammon, of Syrieren?
 
Wat baetme dat ick, zonder zorgh,Ga naar voetnoot1641
 
Aenvoerde Judaes leeusbanieren,
[pagina 371]
[p. 371]
 
En d'eerste klom op Sions borgh?Ga naar voetnoot1643
 
Wat baet het dat ick twintigh jaeren
1645[regelnummer]
Bekleede 's rijx veltheerschappy,
 
En Davids hofraet holp bewaeren?Ga naar voetnoot1646
 
Men treet al 's konings bloet voorby.Ga naar voetnoot1647
 
Ick sta hier veegh, ter doot gedaghvaert.Ga naar voetnoot1648
 
Wie keert den slagh van 't blinde slaghzwaert?
Banajas:
1650[regelnummer]
Daer komt mijn lijftrouwant. heer Joab, sta nu vast.Ga naar voetnoot1650
 
Wat hoore ick, dat my druckt!
Joab:
 
hoe luit de jongste last?
Banajas:
 
Dat ick u daetelijck van 't outer af moet rucken,
 
En leveren uw lijf den koning in twee stucken.Ga naar voetnoot1653
Joab:
 
Welaen, 'k getroostme dan te sterven aen 't altaer.
1655[regelnummer]
Maer gunme een luttel tijts: dat's buiten uw gevaer.Ga naar voetnoot1655
 
Mejoffers, laet geen' rou uw harten overstulpen.Ga naar voetnoot1656
 
'K heb overspeelers, op mijn' hals, in staet gehulpen,Ga naar voetnoot1657
 
My aen Urias moort door hunnen last besmet,Ga naar voetnoot1658
 
En wiesch de schantvlack af van dat geschantvleckt bedt.
1660[regelnummer]
Waer Absolon verschoont, geen Bersaba zou leven:Ga naar voetnoot1660
 
Veel min zat Salomon zoo diep in 't gout geheven.Ga naar voetnoot1661
 
Nu sterckt dees bastert, dus moortdaedigh en verwoet,Ga naar voetnoot1662
 
Zijn vaders testament met Joabs edel bloet.
 
Nu Banajas, vaer voort, aen 't plucken en aen 't rucken:
1665[regelnummer]
Daer is mijn borst, mijn hals. hou Joab in twee stucken:
 
Maer Godt, die uit een wolcke aenschout dit ongelijck,Ga naar voetnoot1666
 
Verscheure Salomons of na zijn nazaets rijck,Ga naar voetnoot1667
 
Uit onverzoenbre wraecke, aen twee oneffe deelen,
 
Hier 't hooft en daer de romp, door bloedige erfkrackeelen.Ga naar voetnoot1669
[pagina 372]
[p. 372]
Banajas:
1670[regelnummer]
Gy koningslasteraer, geen konings ongena
 
Geeft u dien slagh, ô neen, maer Abner, Amaza,Ga naar voetnoot1671
 
Die twee rechtvaerdigen, van u al t'ongenadighGa naar voetnoot1672
 
Mishandelt, zonder schult, zoo godtloos en moortdaedigh,
 
Verdaegen Godt om wraeck. het bloet drupt op uw hooft.Ga naar voetnoot1674
1675[regelnummer]
Wat staenwe langer, als van ons verstant berooft?
 
Trouwanten, vaert vry voort. de bloethont bast noch stouter.
 
Vaert voort, trouwanten, voort, en ruckt den schelm van 't outer,
 
Naer achter in de hutte. ick volge u op de hiel.Ga naar voetnoot1678
 
Hy storte 't godtloos bloet daer uit met zijne ziel.Ga naar voetnoot1679
REY VAN HOFJOFFEREN.
Zangk:
1680[regelnummer]
Wat maer verbaest onze ooren!Ga naar voetnoot1680
 
De prins, zoo hoogh geboren,
 
Adonias is heen.
 
Och, waer hy noch verbeen.Ga naar voetnoot1683
 
Een prins, zoo schoon geschapen,
1685[regelnummer]
Is al te vroegh ontslaepen.
 
O edelmoedige aert,Ga naar voetnoot1686
 
Hoe leghtge door het zwaert
 
Gevelt op 't grazigh outer.
 
Zoo wort een bloem door 't kouterGa naar voetnoot1689
1690[regelnummer]
  Van haeren steel gesneên.
 
Die jonge frissche leên
 
Zal hy voortaen niet reppen,Ga naar voetnoot1692
 
Noch lucht en adem scheppen.
 
Daer leght nu al de roem
1695[regelnummer]
  Van zulck een koningsbloem.
 
Och Hagits zoon, wat vleier,Ga naar voetnoot1696
 
Wat booswicht, wat misleier
 
Beweeghde u, al te rijp
 
Van oordeel en begrijp,Ga naar voetnoot1699
1700[regelnummer]
Dus tegens uw' heer broeder,
 
Der stammen hooft en hoeder,
 
Te wrijten op den hals?Ga naar voetnoot1702
 
Wat is de weerelt valsch!
[pagina 373]
[p. 373]
Tegenzank:
 
Een prins, getoomt van zede,Ga naar voetnoot1704
1705[regelnummer]
Leeft met zijn' staet te vrede,Ga naar voetnoot1705
 
En houdt zich aen het lot,
 
Hem toegeleght van Godt:Ga naar voetnoot1707
 
Maer ongetoomde zinnen,
 
Die zonder Godt beginnen,
1710[regelnummer]
  En, vlammende op het heil
 
Der staeten, boven 't peilGa naar voetnoot1711
 
Van hun vermogen stijgen,
 
En worstelen en hijgen
 
Naer hoogheit, storten neêr
1715[regelnummer]
  Ten halve van hunne eer.Ga naar voetnoot1715
 
Had dees zich zelf geoordeelt
 
Naer 't broederlijcke voorbeelt,Ga naar voetnoot1717
 
Noit waer hy snel en kort
 
Zoo laegh ter neêr gestort.
1720[regelnummer]
Dat komt van reuckloos minnen,
 
En staen naer koninginnen.Ga naar voetnoot1721
 
Abizag staet hem dier.Ga naar voetnoot1722
 
Wie alverteerend vier
 
Genaeckt verbrant tot assen.
1725[regelnummer]
O telgh, te steil gewassen,
 
Gelijck een cederplant,
 
Hoe treft u 's hemels hant!
Toezangk:
 
Laet ons de rosbaer eeren,Ga naar voetnoot1728
 
Den lijcksleep achteraenGa naar voetnoot1729
1730[regelnummer]
Al klaegende vermeeren,
 
En tijdigh sterven leeren,
 
Bedaut van traen op traen,
 
Die langs de kaecken rollen
 
Uit oogen, dick gezwollen,
1735[regelnummer]
  En root en uitgeschreit.
 
Laet hof en alle steden
 
Zich weêr in 't roukleet kleeden,
 
Noch onlangs afgeleit;
[pagina 374]
[p. 374]
 
Toen David uitgeblonkenGa naar voetnoot1739
1740[regelnummer]
  Met al zijn majesteit
 
In 't graf lagh neêrgezoncken.
 
Vlecht lijckkrans en feestoen
 
Van loof en eeuwigh groen.
 
Dit licht heeft uitgescheenen.Ga naar voetnoot1744
1745[regelnummer]
Adonias is heenen.

voetnoot1214
Wat raet: wat nu te doen?
voetnoot1216
als: die beschouwd wordt als; waert te vloecken: vloekwaardig.
voetnoot1217
brullen: gaan woedend, dreigend, te keer (Ned. Wdb. III, 1694).
voetnoot1218
bergh mijn lijf: beveilig mijn leven; Godt geve oock hoe het zy: hoe het, naar Gods beschikking, ook moge geschieden.
voetnoot1220
zitte: ben (vgl. vs. 1298).
voetnoot1221
dit stuck besteecken: dit misdrijf beraamd.
voetnoot1222
aengevoert: aangezet.
voetnoot1224
brengen om: beroven van.
voetnoot1225
lasterstuck: misdaad.
voetnoot1226
wascht: wast schoon.
voetnoot1227
heeft zijn ploy gezet: heeft een vaste mening gevormd.
voetnoot1228
tergen: prikkelen.
voetnoot1229
Ick zie nau te bergen: ik zie nauweliks kans om te beveiligen.
voetnoot1230
Verzie u: wees op uw hoede (Mnl. Wdb. VIII, 2425).
voetnoot1231
terstont: kort geleden; het licht: het licht van mijn ogen.
voetnoot1232
cel: vertrek in het vrouwenverblijf; leef raet: overleg.
voetnoot1236
spant: boeit; vangt en spant: zet gevangen; van: door.
voetnoot1238
party: partijdig.
voetnoot1239
barnt: woedt (oorspr. brandt); een bloetpleit tegens bloet: een strijd onder bloedverwanten.
voetnoot1240
oudt te vroegh voor my: op hoge leeftijd, maar voor mij nog te vroeg.
voetnoot1241
bedorven: in het ongeluk gestort.
voetnoot1242
slaghten: nl. alsof hij een offerdier was.
voetnoot1245
De princejaeger: de vervolger(s) van de vorstenzoon.
voetnoot1247
Bezwijckt: laat in de steek.
voetnoot1254
onthou u: verblijf.
voetnoot1255
U bezorgen: het nodige laten brengen.
voetnoot1256
Elendige: ongelukkige.
voetnoot1258
bewaert: behoedt.
voetnoot1259
van: door.
voetnoot1264
met geen genade: niet met genade.
voetnoot1266
vry voor: bescherme tegen.
voetnoot1268
slimmer: erger.
voetnoot1269
waeck op: wees waakzaam; betrou: wees er zeker van.
voetnoot1273
te klaer: zeer duidelik.
voetnoot1275
met bescheit: nauwkeurig.
voetnoot1276
gerust: met verzekerdheid.
voetnoot1277
de rot (oudtijds ook vr.): de bende samenzweerders (Ned. Wdb. XIII, 1420).
voetnoot1278
in ly: achterop geraakt.
voetnoot1279
gekent: erkend.
voetnoot1280
Betoverden: haalden als door tovermacht (d.w.z. onweerstaanbaar) over (Ned. Wdb. II, 2236); bewimpelen: te verbergen achter.
voetnoot1281
simpelen: eenvoudige lieden.
voetnoot1282
polsten: peilden.
voetnoot1283
Bela: Er komt een zekere Bela, of, zoals de Vulgaat schrijft, Bale voor in de geslachtslijsten van Kronieken I: hdst. 1, vss. 43, 44; hdst. 7, vss. 6, 7; hdst. 8, vs. 1. O.a. als zoon van Benjamin, dus lang voor Davids en Adonias' tijd. In de gesch. v. Adonias' opstand komt in de Bijbel geen Bela of Bale voor; ook niet bij Flavius Josephus. Vondel schijnt dus een figuur gefingeerd te hebben, aan wie hij een willekeurige bijbelse naam gaf.
voetnoot1284
op drysprongen: in het volksgeloof was de driesprong de aangewezen plaats voor geheimzinnige samenkomsten en toverij; zich liet vinden: te vinden was.
voetnoot1285
roock de lucht (beeld van de jachthond): kwam op het spoor; bedeckt: heimelik.
voetnoot1286
Davids nazaet: Salomon.
voetnoot1287-88
en zulck een krack in zijn gezagh geleên: en (betreurde) dat hij zo weinig gezag meer had; strafte: berispte.
voetnoot1289
Te sluiten: (de mogelikheid) buiten te sluiten.
voetnoot1290
er aengehecht: er bij gehaald.
voetnoot1292
den zin van Moses blaêren: de uitlegging van Mozes' wet (in de bijbel neergelegd).
voetnoot1293
bewaeren: handhaven.
voetnoot1295
gunst won: in de gunst stond.
voetnoot1296
gelooft: geprezen.
voetnoot1297
Voor 't wetboeck: ter handhaving van het geloof.
voetnoot1298
zat: vgl. vs. 1220.
voetnoot1299
en (hem).
voetnoot1300
toebetrout: toevertrouwd; dit liep verder: men ging er dieper op in.
voetnoot1301-3
gaf uit: gaf op. Deze beelden herinneren aan Vondel's hekeldichten; haer: de schapen.
voetnoot1304
dongen vast naer 't reetste: solliciteerden al vast naar de betrekkingen die open zouden komen ('t reetste: het meest voor de hand liggende); dwarling: verwarde toestand.
voetnoot1305
op 't rollen van den terling: naar de dobbelsteen besliste.
voetnoot1306
Men leght zich zelven toe: men zet er zijn zinnen op, koestert de verwachting (Mnl. Wdb. VIII, 440); wil hier geluck toe slaen: als het geluk dienstig is (Vgl. Hooft's Warenar, vs. 385).
voetnoot1308
rekenmeesterschap: ambt van rentmeester of administrateur; blincken: schitteren.
voetnoot1309
zin: bedoeling; wijzen en wincken: zinspelingen en wenken.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: de oude uitgave heeft in vs. 1331 mineedigh.
voetnoot1310
's avonts: de volgende avond (om er weer van te dromen!)
voetnoot1311
des gierigaerts: van de hebzuchtige; weit onbepaelt: strekt zich grenzenloos uit.
voetnoot1313
al teffens: alles tegelijk.
voetnoot1314
in 't licht: in de weg (vgl. vs. 1131).
voetnoot1316
hinderen: tegen te werken.
voetnoot1317
keeren: afweren, tegengaan.
voetnoot1320
te stercken: uitbreiding, luister te geven aan.
voetnoot1321
van Suinen: vgl. vs. 1027.
voetnoot1322
bestemt: algemeen goedgekeurd; koor: altaar.
voetnoot1324
stroit: uitstrooit; blijcken: bewijzen.
voetnoot1325
tuigen: getuigenissen.
voetnoot1326
middaghklaer: helder als de dag.
voetnoot1328
de stomme (getuige).
voetnoot1329
in eenen ringk: omdat niemand, als hoofdleider, bovenaan wilde staan onder de handtekeningen (zie vs. 1346-47).
voetnoot1330
rumoer: oproer, opstand.
voetnoot1332
wrijten: wrokken.
voetnoot1335
ziet ver: heeft een verre strekking.
voetnoot1336
Godts hutte: de tempel.
voetnoot1341
stommen: vgl. vs. 1328.
voetnoot1344
blinde: verblinde.
voetnoot1349
spelden: voorspelden.
voetnoot1350
stoutheit: brutaliteit.
voetnoot1351
rotten te hoop: komen als samenzweerders bijeen; vast: reeds.
voetnoot1352
roeien onder: vgl. vs. 1159.
voetnoot1353
tonder: brandbare stof.
voetnoot1356
andren: tweede.
voetnoot1359
betuight: door onweerlegbare bewijzen aangetoond (Ned. Wdb. II, 2258); vloeckverwantschappe: misdadige samenzwering.
voetnoot1362
myterkroon: de priesterstand; lasterlijcke: schandelike.
voetnoot1363
een orakel van de wet: een (gewezen) hogepriester.
voetnoot1364
betrout enz.: Versta: aan wiens lippen God de verklaring van zijn wil en wet toevertrouwt.
voetnoot1365
Dat's verre: dat is heel iets anders dan.
voetnoot1367
Te loos besteecken: heel listig beraamd.
voetnoot1371
Wat overkomt ons!
voetnoot1374
smette: besmet.
voetnoot1375
Het eerste halsrecht: de toepassing van het eerste doodvonnis.
voetnoot1376
stootme voor 't hart: gaat mij aan het hart.
voetnoot1377
Wie kan beletten dat hier eeuwig schande van gesproken zal worden?
voetnoot1379
geweckt: opmerkzaam gemaakt; voorzichtigh: met beleid.
voetnoot1380
't scherpste recht: de doodstraf.
voetnoot1381
verleeren: doen afleren.
voetnoot1385
herhaelen: inhalen.
voetnoot1386
hanthaeft: steun verleent; staet t'ontzien: moet vrezen.
voetnoot1392
in Abjathar en Joab: door A. en J. te straffen; smooren: onderdrukken.
voetnoot1394
elck voor ander: elk om het zeerst; vlamt op 't erf: vlast op de erfenis van het koningschap.
voetnoot1395
Zy spieglen zich: Laten zij zich spiegelen (een afschrikkend voorbeeld nemen); bederf: ondergang.
voetnoot1397
by: door.
voetnoot1398
zijn bloet: het bloed van zijn naaste verwanten.
voetnoot1399
steef: stijfde in het kwade; wrevelmoedt: misdadige gezindheid.
voetnoot1402
stoel: troon.
voetnoot1407
uitstaen: doorstaan, lijden.
voetnoot1409
rechten: echte.
voetnoot1412
afgeronnen: door rennen dodelik vermoeid.
voetnoot1415
Betrou: vertrouw; hollend rijck: een rijk, aan revolutie prijsgegeven; hoe los gy zit: hoe weinig uw macht nog bevestigd is.
voetnoot1417
betuigen: getuigen.
voetnoot1426
noch bloet noch afkomst kent: geen acht geeft op verwantschap.
voetnoot1427
ongeschent: ongeschonden, ongedeerd.
voetnoot1429
Levi: de priesterschap (vgl. Levijten).
voetnoot1430
stemmen met: stemmen in met.
voetnoot1433
beschoren: toebedeeld.
voetnoot1438
op: bij.
voetnoot1439
ysren: onverstoorbare, eeuwige.
voetnoot1440
ontschuldigh my: pleit mij vrij van schuld.
voetnoot1441
gij, die nu dichter bij Gods troon vertoeft.
voetnoot1448
Verdagh vaert: ontbied.
voetnoot1452
acht geen bede: geef geen acht op smeekgebeden.
voetnoot1454
Trouwanten: lijfwacht.
voetnoot1456
rotgezellen: samenzweerders.
voetnoot1463
leght: ligt, is.
voetnoot1465
deerlijck: deerniswekkend; sneuvel: ten val komt.
voetnoot1468
in 't uiterste verlegen: in doodsnood.
voetnoot1471
braven: dappere.
voetnoot1473
gaet aen: overkomt.
voetnoot1474
misschien wat mijn gekerm vermagh: in afwachting of misschien mijn gekerm iets vermag.
voetnoot1475
onschuldig': vrij van schuld verklare.
voetnoot1478
blijck: bewijs.
voetnoot1479
verwezen: veroordeelde.
voetnoot1480
billijck: billikerwijze.
voetnoot1481
staet boven: overwint.
voetnoot1485-86
ken: erken; lasterstuck: schandelike daad; komt by: komt op.
voetnoot1487-88
U dus in te spannen tegens: zó samen te zweren tegen; staeten: positie.
voetnoot1489
de rot: vgl. vs. 1277.
voetnoot1490
een staetloos man: een ambteloos man; zich vertast: zich vergrijpt, zich misdraagt.
voetnoot1492
amptenaer: waardigheidsbekleder; bloot leit: zich bloot geeft, schuldig blijkt te zijn aan.
voetnoot1495
zoo dier bevolen is: zo plechtig opgedragen is.
voetnoot1496
rechtmaetigh: rechtvaardig; te voeden: aan te kweken.
voetnoot1497
d'efod: schouderkleed van de hogepriester, waaraan bij hem de borsttas met urim en thummin gehecht was (Ex. 28, 28), door middel van welke hij de Godheid kon raadplegen; hier dus: de hogepriester.
voetnoot1498
uw stoelbroeder: uw ambtgenoot; u niet verbeên: door zijn voorbede uw leven gered.
voetnoot1499-1500
Men zou u terecht stenigen en onder de stenen begraven.
voetnoot1502-vlg.
Zie 1 Samuel 22, 18-vlg.
voetnoot1503
uitgestaen: geleden.
voetnoot1504
bezuurt: smartelik ondergaan; vijfentachtigh (priesters) bleven: stierven.
voetnoot1505
Godt woud's: gelijk God wilde. Volksetymologiese overgang van betekenis, uit de oorspronkelike: God moge het beschikken.
voetnoot1508
hutgenooten: medepriesters.
voetnoot1510
bewaert: gehandhaafd.
voetnoot1512
de godtskist: de ark des verbonds.
voetnoot1514
op zijn' hals: met levensgevaar.
voetnoot1515
Opwecken: wakker maken, waarschuwen.
voetnoot1516
bezuurt: met smart doorstaan.
voetnoot1518
mijn schult aen: mijn schuld ten opzichte van.
voetnoot1519
op dien voet: op die wijze (vgl. vs. 1614); dus: als gij mij genade toont.
voetnoot1521
ondeckt: ontmaskerd; doortrapte laegen: listige aanslag.
voetnoot1522
geproeft: (mede) ervaren.
voetnoot1523
blijcken: bewijzen.
voetnoot1524
Ik wil uw diensten laten opwegen tegen uw schuld, waarmede gij de dood verdiend hebt.
voetnoot1526
vgl.: 1 Kon. 2, 27 en 1 Sam. 3; den struick: de stam, het geslacht; Ithamar: zoon van Aäron, stamvader der priesters en van Abjathar.
voetnoot1527
Gespelt: voorspeld.
voetnoot1528
Zadok, afstammeling van Eleazar, de tweede zoon van Aäron, en de andere stamvader der priesters.
voetnoot1531
de horens van 't altaer: de stierhoorns, tekenen van Gods almacht, stonden op de vier hoeken van 't altaar. (Zie Ned. Wdb. II, 282-83en VI, 1094). Door deze aan te grijpen redde de schuldige zijn leven. Dat was voor hem een vryburgh: zie vs. 436 en 1537, 1592.
voetnoot1534
duicken: mij verbergen; op uw wacht: onder uw bewaking(?).
voetnoot1535
voorheene ontwijt: voor enige tijd als priester afgezet.
voetnoot1537
voorvlughtigh: als vluchteling.
voetnoot1539
wit: doel.
voetnoot1542
trapte op: vertrapte, vernietigde, zie Koning David herstelt, vs. 1603-1607.
voetnoot1546
leght te vlack: is niet op te heffen, is onherroepelik geveld.
voetnoot1548
vloeckgenooten: misdadige samenzweerders.
voetnoot1549
majesteiten: opperhoogheid. De meervoudige vorm wordt in het Ned. Wdb. IX, 102 niet vermeld.
voetnoot1552
Joab was een zoon van Davids zuster.
voetnoot1553
van: door.
voetnoot1555
zit te streng in: is te streng bij.
voetnoot1556
vloeckverwanten: synoniem van vloeckgenooten (1548).
voetnoot1558
zellef tegens Godt: tegen God zelf.
voetnoot1561
nazaet: opvolger.
voetnoot1563
stijl: gewoonte, wet; voor te staen: te beschermen.
voetnoot1567
vervoert: verleid; stoelbroeders: vgl. vs. 1498.
voetnoot1569
schuiven: ter zijde schuiven.
voetnoot1570
slecht: onnozel.
voetnoot1572
immers: tenminste.
voetnoot1574
hutorakel: de godspraak in de tempel; van: door.
voetnoot1575
draeght u: gedraagt u.
voetnoot1578
hoop van leven: hoop op levensbehoud; kort: kortweg.
voetnoot1579
lasterstuck: misdaad.
voetnoot1582
al versteurt: geheel vertoornd.
voetnoot1583
ongediert: schadelike wilde dieren.
voetnoot1593
leght: ligt, is.
voetnoot1595
neem voor 't jongst gedult: gedraag u lijdzaam in uw laatste ogenblikken.
voetnoot1596
Ontschuldigh ons: duid ons niet ten kwade.
voetnoot1597
duuren: voortleven; op aller eeuwen tongen: in de overlevering van alle volgende geslachten.
voetnoot1603
bedocht: bedacht.
voetnoot1605
bespreecken: aanmerkingen maken op.
voetnoot1606
door weêrspraeck bezwaert: door tegenspraak verzwaart.
voetnoot1607
grimmas: schrikgestalte (Ned. Wdb. V, 773; oorspr. grijns).
voetnoot1608
dicht getaistert van: op vele plaatsen geteisterd door.
voetnoot1609
heide: open veld; stormen op: bestormen van.
voetnoot1610
steigren: klimmen.
voetnoot1612
rustigh: kloekmoedig; heerlijck: eervol; synoniem van eerlijck: (1613).
voetnoot1614
op dien voet: op die wijze, in zulke omstandigheden.
voetnoot1615
Getroost u: berust er in.
voetnoot1616
Om Godt: om godswil.
voetnoot1618
Noch niet: dubbele, versterkte ontkenning (vgl. vs. 1757); mijn bê zoo luttel: mijn zo gering verzoek.
voetnoot1619
sammelen: dralen; ydel: nutteloos.
voetnoot1620
Trouwanten: lijfwacht.
voetnoot1624
de staeten: de standen, in dit verband: de hooggeplaatsten.
voetnoot1626
schijn: toestand.
voetnoot1627
wisselbaere: van gedaante wisselend.
voetnoot1628
onder: ondergegaan, donkere maan.
voetnoot1632
Noch: toch.
voetnoot1633
't hooft onderhael: mijn hoofd neerleg, sterf.
voetnoot1636
aen: tot aan.
voetnoot1637
gedacht: herdacht.
voetnoot1638
dempen: onderwerpen.
voetnoot1641
zonder zorgh: onbevreesd.
voetnoot1643
d'eerste (Latinisme): als eerste, het eerst.
voetnoot1646
holp bewaeren: hielp instandhouden.
voetnoot1647
treet voorby: telt niet, ziet over het hoofd.
voetnoot1648
veegh: op het punt van te sterven; ter doot gedaghvaert: opgeroepen om terechtgesteld te worden.
voetnoot1650
lijftrouwant: vgl. vs. 1620: sta nu vast: houd u goed.
voetnoot1653
in twee stucken: na de onthoofding.
voetnoot1655
buiten uw gevaer: zonder uw risico.
voetnoot1656
Mejoffers: hier richt Joab zich tot de Rei; overstulpen: overweldigen.
voetnoot1657
overspeelders: David en Berseba; op mijn hals: met gevaar voor mijn eigen leven; in staet gehulpen: in hun hoge positie gehandhaafd.
voetnoot1658
My besmet aen: mij geschandvlekt door.
voetnoot1660
Was Absolon overwinnaar geworden, dan zou dat Berseba het leven gekost hebben.
voetnoot1661
diep in 't gout: op de kostbare gouden troon.
voetnoot1662
sterckt: bevestigt.
voetnoot1666
ongelijck: onrecht.
voetnoot1667
na: later. Deze vloek van Joab werd vervuld onder de regering van Salomon's zoon Rehabeam, toen tien stammen afvielen en het rijk dus verdeeld werd in twee oneffe deelen (vs. 1668); zie 1 Kon. 11, 11-13.
voetnoot1669
erfkrackeelen: twisten over de erfopvolging.
voetnoot1671
Abner, Amaza: zie 1 Kon. 2, 32.
voetnoot1672
al te: zeer.
voetnoot1674
Verdaegen: roepen in.
voetnoot1678
hutte: tempel; op de hiel: op de voet.
voetnoot1679
met zijne ziel: tegelijk met de levensgeesten (die, volgens oud geloof, in het bloed huisden).
voetnoot1680
verbaest: ontstelt.
voetnoot1683
verbeen: door voorbede gespaard.
voetnoot1686
aert: karakter, hier overgedragen op de persoon (in deze betekenis niet in 't Ned. Wdb.).
voetnoot1689
't kouter: de ploegschaar.
voetnoot1692
reppen: bewegen.
voetnoot1696
Hagits zoon: Adonias, zie 2 Sam. 3, 4.
voetnoot1699
begrijp: bevatting.
voetnoot1702
Met levensgevaar te wrokken.
voetnoot1704
getoomt van zede: met zedelik zelfbedwang.
voetnoot1705
staet: positie.
voetnoot1707
toegeleght: toebedeeld; van: door.
voetnoot1711
staeten: vgl. vs. 1624.
voetnoot1715
Ten halve van hunne eer: Terwijl ze de trap van eer nog maar halverwege beklommen zijn.
voetnoot1717
't broederlijcke voorbeelt: nl. dat van Absolon.
voetnoot1721
staen naer: dingen naar de hand van.
voetnoot1722
Abizag komt hem duur te staan.
voetnoot1728
rosbaer: zie Samson, vs. 1648.
voetnoot1729
lijcksleep: begrafenisstoet.
voetnoot1739
uitgeblonken: aan 't eind van zijn glorie.
voetnoot1744
heeft uitgescheenen: is uitgedoofd.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank