Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674 (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.06 MB)

XML (2.58 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674

(1937)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 722]
[p. 722]

Aanhangsel
resterende anonieme vertalingen uit Topographia Galliae.Ga naar voetnoot*

[Onder beeld in voorportaal Notre Dame] I 263; We. 202.
 
Ons Rocken vuyl bekladt, men suyver op deedt proncken,
 
Dies ons aensichten oock te schoonder daer door bloncken.
[Bij beeltenis van ontrouw thesaurier, Palais] I 267; We. 194.
 
Een yeder sich met 't sijn vernoegen sal:
 
En wien dit niet en doet, heeft niet met al.
[Bijschrift boven het uurwerk van 't Palais] I 269; We. 193.
 
Die in voortyden uw' twee Croonen heeft
 
Gegeven, u nu een driedobbele geeft.
[Bijschrift Vogelhuis Fontainebleau] I 352 ~ We. 279.
 
Den onwinbaren Helt, versloegh soo veel vyande,
 
Als Vogelen zijn gevaen in dese sijn warande.
[Op natuurlijke brug bij St. Illidius-abdij] III 108.
 
Een smalle vliet, die uyt de Bergen neder stort,
 
Leckt desen, en een Bron, die bijster zout is, wort
 
Verandert in een Brugh van steen, hoogh opgetogen.
[Uit Lucanus' beschrijving van Angiers] III 180.
 
O Meyne, de streeck van Angiers die verschrickt
 
En bangh is voor 't verwelcken,
 
Wordt van de Loire, die verbyvloeyt weer verquickt.
[Angierse zegswijze] III 182; Bl. Kk.
 
De lage Stadt Angiers, daer in kan men bemercken,
 
Hooge Toorens, rijcke Hoeren, en arme Klercken.
[Op Hendrik IV, in klooster bij Angiers] III 184; We. 340.
 
Dien grooten Hendrick die ons eeuwe komt beschencken
 
Met soo veel luck en heyl, diens hooft den Lauwer kroont,
 
Dies om dat eeuwighlyck sijn Naersaet souw gedencken,
 
Den ijver die hy Godt en Godes vrienden toont,
 
Hy onder dit Altaer den eersten bouw-steen metsten
 
En anckert hier met een sijn hoop en wil in Godt,
 
En of wel eer sijn handt in d'Oorlogh veele quetsten,
 
Bleef evenwel sijn hart ghehoorsaem Godts gebodt.
[Opschrift van de schouwburg te Douay] III 225 ~ We. 347.
 
Douay is 't die doorloopt, al wat Melpomen speelt,
 
En uytbromt op 't Thooneel, vermaert in d'oude tijden,
 
Wat sy verhaelt, hoe Oost en Weste fel krackeelt,
 
Door Koningen in 't Velt slaghvaerdigh om te strijden.
 
Wie lust te hooren, hoe men triumpheert voorheen,
 
Die vint hier al 't beloop des werelts kort by een.
[Lofdicht van J.C. Scaliger op Tours] III 315; Bl. Hh.
 
Geen kostelijcker Lant mach Vranckrijck immer geven,
 
Daer 't beter is voor Mensch en Beesten om te leven
[pagina 723]
[p. 723]
 
Als dit, want hier de hit, noch koude Noortsche vlagen,
 
De vruchten van het Lant noch d'Ackerluyden plagen.
 
De Hoven zyn seer schoon, soo dat men die mach noemen,
 
Een Lust-hof daer wel eer 't Griecken placht van te roemen.
 
Want Lucht, en Lant, en Volck haer alles is gelijck,
 
En dit heeft het noch meer, het is wel eens soo rijck.
[Verdwenen raadsel-grafschrift te Escouy] III 359 ~ We. 372.
 
Hier leyt Soon en Moeder,
 
De Dochter en de Vader,
 
De Suster en de Broeder,
 
De Vrouw ende de Man,
 
En daer en zijn tesamen
 
Niet meer dan drie Lichamen.
[Op Mainz] III 375.
 
De Keur-stadt Ments ontfingh van 't water Maegh haer naem,
 
En langhs den Rijn gebouwt, bekent door sijne faem,
 
Breyt zy haer Palen uyt aen d'Oevers vande Moezel.
[Randschrift op torenklok te Rouen] III 396; We. 376.
 
Ick hiet Joris van Amboise, die al
 
Verr' boven ses en dertig duysent weegh,
 
Maer die myn weeght wel te deegh,
 
Veertigh duysent ponden vinden sal.
[Scaligers verzen op de Bretagners] IV 4; Bl. Nn.
 
De Kloecke Briton heeft den Armoric verslagen,
 
En hem met een nieuw jock sijn oude naem doen dragen.
[Oud opschrift in de grote kerk te Acqs] IV 96.
 
d'Aquensen Landtvoogd van een heerelijcke Stadt,
 
Gaet jongh van Iaren, rijp van overlegh, sijn Padt.
[Ausonius over zijn afstamming] IV 119.
 
Ick treck mijn afkomst van den oorspronck der Viviscen.
[Uit Ausonius' lofdicht op Bordeaux] IV 119; Bl. Ss.
 
In Bourdelois ben ick ter Werelt voort ghebracht,
 
Het Lant veel vruchten heeft, de lucht die is daer sacht,
 
De dagh die is daer langh, maer veel tijds kort de nacht.
[Michel Hospital op Bordeaux] IV 119.
 
<Ghij,> o! Bordeaux, ontsien te Water en te Lant,
 
Berght duysent Schepen in uw Haven aen het Strant.
[Uit Ausonius' lofdicht op Bordeaux] IV 122; Bl. Ss.
 
Sijn mueren zijn vierkant, met Toorens hoog verheven,
 
Tot aen de Wolcken die deselve over sweeven,
 
Schier raecken, yder straet leyt langh gestreckt en wijt,
 
Waer in elck huys om prijs met stoep en gevel strijt,
 
Soo dat dees Stadt wel licht van buyten en van binnen,
 
De prijs van al de Steên, in Vranckrijck kan gewinnen.
[Uit hetzelfde lofdicht] IV 133 ~ Bl. Ss.
 
Door 't midden vande Stadt, de Stroom Garomne vloeyt,
 
Die wascht als d'Oceaen aen 't swellen raeckt en groeyt,
 
Dan siet men hier een Zee van Schepen binnen drijven.
[pagina 724]
[p. 724]
[Ausonius op de bron Divona] IV 133 ~ IV 312 ~ Bl. Ss.
 
ô! Water zijt gegroet, wiens levendige stromen,
 
Zijn klaer, soet ruysschent, diep, doch waer ghy hebt genomen
 
U oorspronck, weet men niet. De krancke op u roemt.
 
De Celt maeckt u een Godt, en Divona uw' noemt,
 
De Aponus in dranck, Nemausus klare beecken,
 
Noch de Timavus magh by u zijn vergeleecken.
[Uit Sidonius Apolinaris' lofdicht op Bourg] IV 149.
 
En onder dese vlieten
 
Een Bergh die inde Lucht komt schieten,
 
Leght dichter aen den eenen Stroom.
[Ausonius op de Adour] IV 194.
 
De Tarbellijnsche Adour, ruyscht door de Rotsen heen,
 
Tot in de Roode Zee, als hij heeft aengebeen
 
De Godtheyt vande Stroom des Moezels en sijn Water.
[Ausonius' vermelding van de stad Cahors] IV 259.
 
Ghy hebt vertreckende met aengename zeden,
 
En rijck, uw' tijdt gerust inde Cahorsse Steden.
[Opschriften van het tuighuis te Toulouse] IV 333.
 
Hier rust Jupijn en Mars geweer, daer 't al voor beeft,
 
Alsoo Lod'wijck alleen haer beyder krachten heeft.
 
 
 
d'Ysre busch wert te recht, hier by de Pieck gestelt,
 
Die dondert wel van ver, en dees naer by sich velt.
[Grafschrift van Karel van Anjou te Aix] IV 364; We. 92.
 
Der Francken Lelijblom, de giften van den Koningh,
 
De overgebleve stam vant oudt Angiersche Huys,
 
Dees uytgesneden steen en rijcke Marbre wooningh
 
Verbergt hem in haer schoot en onderaertse Kluys.
 
Den Rijck-staf en de Kroon, door 't eeuwigh Albestieren
 
Hier liggen onder d'aerde: ach (die den adem mocht
 
Herhalen) Ierusalem, d'Arragonsche quartieren,
 
Ia Sicilien selfs my tot hun Vorst versocht.
 
Maer laes, het wanckel luck ondraeghlijck onser eeren,
 
My ruckten uytter tijdt en 's levens draet afsneedt.
 
Dus wie dees veersen leest, of tot de tomb' haer keeren,
 
Die wenst myn toe, en seght, rust Karel, rust in vreed'.
[Onder de leeuw in het wapen van Arles] IV 374.
 
Maer hy verdelght den trots der vyanden in 't Velt,
 
En Arles vregezint vernielt dat fors gewelt.
[Opschrift van het tuighuis te Avignon] IV 382.
 
Paus Pius de V. inden Iare 1570,
 
Dit Krijghs-huys stighte en greep den Oorloghsdegen aen,
 
Doen hy besloot de macht van Luther weer te staen.
[Grafschrift van Laura te Avignon] IV 386.
 
Niets blijft, als maer de deught alleen,
 
Het andere wort de doodt gemeen.
[In de Celestijnen-kerk te Avignon] IV 387; We. 115.
 
Siet hier 't gebouwsel dat Renatus heeft voltooyt.
[pagina 725]
[p. 725]
 
En eerst by Karolus den Grooten is gerooyt.
 
Het Marber dat ghy siet, daer in kondt ghy aenschouwe,
 
Den harden Dood-kamp, die vol pijn en droeve rouwe,
 
Christus voor uw betrat. Gelovigers siet hoe,
 
Syn heylge schouder is belaen tot bloedens toe.
 
Hy lydt en draeght syn Kruys, beswaert met onse sonden;
 
De Ioden noch verwoet, onmenschelijck hem verwonden.
 
Leert Christen, en gedenckt met wat pijn en getraen,
 
Dat Christus tot den wegh van u heyl is gegaen.
[Op een der poorten van Marseille] IV 407.
 
Soo viel Casal door dwang van billick krijgsgeweer,
 
De Koninck won de Stadt, de vryheyt storten neerGa naar voetnoot1).
Tot lof vande H. Martha Huysvesterste Christi. IV 424; We. 98.
 
Siet hier 't veelvoetigh Beest, den rouw geschobden Draeck,
 
Schouwt eens sijn Ooren aen, sijn scharp gevlijmde tanden,
 
Dit was der volckeren schrick, een Monster dat soo vaeck,
 
Met 't slaen van sijnen staert, het volck en vee vermanden.
 
Dees heeft bedwongen <eer>, en leyde hem aen banden,
 
Martha van Christo selfs alhier gebragt ter aerd,
 
Wiens heylige gebeent door 's Konincks milde handen,
 
In 't suyver Rijck Metael beslooten wert bewaert.
[Op het stadhuis te Vienne] IV 470.
 
Ghy sult de Koningen verbinden door uw kunst:
 
Oock sonder om te sien naer gaven ofte gunst.
[Op la tour d'Orange te Vienne] IV 470.
 
Dees oude en stercke Stadt van veel strijtbare Helden,
 
Den vromen Ascadaet teghens Savoye stelden.

Vertalingen, waarmede niets in Topographia Galliae correspondeert, vindt men in de Blaeu-atlas: D; Ddd; Xx en Z; - in Weghwijser: bl. 197; 209; 210 (sullen drukf. voor stellen); 246; 305; 314; 348; 397; 399; 405; 409.

voetnoot*
Opmerking: Enkele onmiskenbare drukfouten zijn stilzwijgend verbeterd.
voetnoot1)
Het Latijn heeft nl. de drukfout editur i.p.v. redditur.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius