Lust tot poëzie
(1989)–Joost van den Vondel– Auteursrechtelijk beschermdZegezang over de zeestrijd van de doorluchtigste Heren Staten door de weledele en gestrenge heer Michiel de Ruyter, luitenant-admiraal van de vrije Nederlandenaant.Eerste zangLaat de oude dichters hun papieren
met dromen, kluchten en verzieren
stofferen; en het eerste schip
dat uit Thessalië dorst varen,
5[regelnummer]
naar Colchis sturen op de baren
door 't zeegevaar der leugenklip
om ene schapevacht te halen -
het lust me op de oorlogsvloot te pralen,
die, trots op ruiter, uit Goeree
10[regelnummer]
en Texel zulk een slag durft wagen
om 't schuim der Brittenlandse plagen
te vegen uit de vrije zee.
| |
[pagina 29]
| |
Afb. 3. Cornelis van Dalen de Jongere (naar P. Holsteijn), Maarten Harpertsz. Tromp als Neptunus op een zegewagen (1653)
| |
[pagina 30]
| |
Het lust mij met triomftrompetten
een onverzierde toon te zetten
15[regelnummer]
op zulk een heerlijk watervier
ontstoken, waar de beide stranden
de zeeschrik karel zagen branden,
ten prijs van Hollands zeebanier.
Laat Londen 't volk met leugens paaien,
20[regelnummer]
het hoort onz' rode hanen kraaien.
| |
Eerste tegenzangDat's recht. Van 's werelds aanvang troffen
nooit heldendichters rijker stoffen
om hoog te streven, en in lij
te leggen oud Athene en Rome.
25[regelnummer]
Schoon Perseus enen zeedraak tome
in enkel schijn en schilderij -
wij vliegen hier, zo de ouden razen,
op gene vliegende Pegazen.
De Waarheid hoeft geen leugendicht
30[regelnummer]
noch valse verven, schoon in 't blaken:
zij tekent 's lands geschiede zaken
zo klaar gebleken als het licht.
Men mag deez' zege aan 't licht vertrouwen.
Men zal 'r in raadhuismarmer houwen
35[regelnummer]
ter ere van de vrije staat,
doch eerst ten prijs van 't hoofd der heren,
door wiens gena wij triomferen,
als zij Brittanje nederslaat
en dwingt de koningsvlag te strijken.
40[regelnummer]
Eén macht betoomt alle aardse rijken.
| |
[pagina 31]
| |
Tweede zangDe Turkse keizers schepten hope
de zon van 't aangestreên Europe
te doven met hun halve maan,
toen Stuart uit zijn ballingschappen
45[regelnummer]
verwaand de rijkstroon op kwam stappen
ten doodsschrik van den oceaan.
't Is droef dat een besneên' zich kietel'
met een die trots op zijnen titel
zich noemt beschermheer van 't geloof;
50[regelnummer]
op 's rijks triomfboog, stout in 't noemen,
zich durft de Britse zeegod noemen,
verhit op christenlandse roof.
't Is droef, het droefst wat mensen hoorden,
hoe hij in 't wreed gevangens moorden
55[regelnummer]
Phalaar en Nero overtreft.
Maar 't Hoogste Hof blijft niemand schuldig,
al hoort het ene wijl geduldig
des volks geschrei, dat zich verheftten
top naar 's hemels hoge stoelen.
Noch wil hij ze al de voeten spoelen.
| |
Tweede tegenzangWordt Gods gezalfde een zeevrijbuiter?
Zie toe, zie toe: een enkel ruiter,
die Afrika van wederzij
van Britten, Turk en Moor op stelen
65[regelnummer]
en stropen heet, uit strandkastelen
kon dond'ren, komt u weder bij.
De hemel heeft hem uitgezonderd,
terwijl ge uw bondgenoten plondert
en, in gevloekte roof verarmd,
| |
[pagina 32]
| |
70[regelnummer]
op uwen hals haalt duizend vloeken.
Hij komt u op de Theemsstroom zoeken,
die averechts 't geloof beschermt.
Gedenkt hoe gij de staat der landen,
die u herstelde en op zijn handen
75[regelnummer]
u scheep geleidde uit 's-Gravenhaag',
in uwe hope hebt verslonden,
ter schennisse der vreê-verbonden.
Verdiende onz' noodhulp zulk een plaag?
Gij zult uw straf rechtvaardig dragen.
80[regelnummer]
Zij staan niet stil, die and'ren jagen.
| |
Derde zangDe stam van Stuart moet zich schamen.
Deez' wist nooit middelmaat te ramen.
Hij lijdt onnozel, zonder schuld
op Puriteinse hofschavotten
85[regelnummer]
van bittere Engelsen en Schotten,
of leert onschuldigen geduld.
Gij spiegelt traag u aan een ander,
misbruikende den oorlogsstander,
geheel Europa tot verdriet
90[regelnummer]
en eerst uw eigen onderdanen,
gedompeld in een zee van tranen
en christenbloed, dat gij vergiet.
Waar Monk, uw heiland, en Berkleien
uit zee uw krijtstrand overschreien;
95[regelnummer]
waar Monk, gewenkt door Ayscue,
om noodhulp door 't besproken teken
uit nood hem in de nood laat steken,
eer 't zeekasteel verzinkt in zee
met honderd dubb'le zeekartouwen.
100[regelnummer]
Wat kan de Hoogmoed schootvrij bouwen!
| |
[pagina 33]
| |
Derde tegenzangWaar voerde ooit ruiter zo rechtschapen
in zijnen schild het eêlste wapen,
voorzichtigheid en krijgsbeleid,
het oog in ene hand van boven
105[regelnummer]
in 't midden van die gloei'nden oven,
gesterkt door Gods almogendheid.
Deez' zeeheld gaf de maat en wetten
aan zoveel stemmen van trompetten,
kartouw en donderbus in een,
110[regelnummer]
als naar de zangkunst hecht gesloten,
en rolde op korte en lange noten
de oorlogsgalm op 't water heen.
Meerminnen meermans Tritons horen
de bas en bovenzang der koren
115[regelnummer]
van Mars, gestegen in de mars,
die met de koningsvlag kwam dalen
al juichende op de zeekoralen
in 't houte' en ijz'ren krijgsgeknars
en twijfelen der oorlogskansen.
120[regelnummer]
Nu zwijgen de oude harnasdansen.
| |
ToezangGeluk en heil, doorluchtste staten,
met zulk een zege zonder ga,
behaald tot heil der onderzaten
en 't Christendom door Gods gena.
125[regelnummer]
Zo moet ze uw vloten vrij geleiden
aan alle kusten oost en west,
zolang de dag de nacht zal scheiden.
Zo dempe uw vuur deez' waterpest,
deez' helse poelslang van de Britten,
130[regelnummer]
terwijl we in uwe schaduw zitten.
|
|