Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd148. A.M. de Jong [1888-1943]aant.Levensloop: Geboren in Noord-Brabant in een arm rooms arbeidersgezin, dat tenslotte in Rotterdam belandde. Rijksnormaalschool te Delft; onderwijzer. Sinds 1919 kunstredacteur aan Het Volk; later literair-kritisch medewerker aan krant en radio. Reizen door Europa, Algiers, Egypte, Turkije en Palestina. In 1943 te Blaricum om politieke redenen vermoord. Het vroegste werk van A.M. de Jong is somber en realistisch: Ondergang [1916]. Zijn eigen onderwijzerservaringen kwamen tot uiting in de roman Marcus van Houwaert [1920]. Daarop volgde het pathetische, fel-socialistische boek Het evangelie van de haat [1924], waarin hij de grenzen van zijn talent overschreed. Het succes van A.M. de Jong dateert van 1925, toen hij Het Verraad uitgaf, het eerste onovertroffen deel van een tot tweemaal vier delen gegroeide reeks over jeugd en jongelingsjaren van Merijntje Gijzen. Het vervolg Flierefluiters oponthoud [1926] lijkt op Felix Timmermans' Pallieter. Talloze autobiografische elementen zijn verwerkt in deze boeken, waarvan het laatste: Een knaap wordt man, in 1938 verscheen. In de enigszins romantische sfeer van het Brabantse platteland is De Jong op z'n best. Zijn boeiend verteltalent maakt ook zijn reisverhalen tot vlotte lectuur: Naar zonnige landen in donker getij [1929]. Tijdens de tweede wereldoorlog schreef hij een uitvoerige roman over éen van zijn liefste schrijvers, Bredero: De dolle vaandrig [postuum, 1947]. De honderden kritieken van A.M. de Jong zijn zeer ongelijk van waarde; de vroegste hebben, mede wegens hun vaak principiële standpunt, de grootste betekenis. Ook als kinderschrijver verwierf De Jong zich een grote bekendheid, voornamelijk met zijn, in het Frans en Duits vertaalde, Wereldreis van Bulletje en Bonestaak. |
|