27. Andere dichters
Tot de generatie-Opperman behoren verscheidene begaafde dichters, wier talent nog in volle ontwikkeling is.
Van s.j. pretorius [geb. 1917], die in 1943 met Vonke debuteerde, verscheen Die arbeider en andere gedigte [1945], ontstaan uit de tegenstelling tussen stad en land. Belangrijker is zijn bundel Die swygende God [1949], waarin een diep verlangen naar godsdienstige vertroosting zich op een persoonlijke wijze uitspreekt. In Grou mure [1953] is opnieuw de verheerlijking van het landleven een overheersend motief.
ernst van heerden [geb. 1916] publiceerde o.a. Verklaarde nag [1946] en Die sewe vrese [1951]. In het grote verhalende gedicht Die bevryding [1952], handelende over een vorst die als enige het beleg en de uitmoording van zijn volk overleeft, treffen opmerkelijke overpeinzende passages.
g.a. watermeyer [geb. 1917] publiceerde in 1948 de bundel Sekel en simbaal, die vier jaar later vermeerderd herdrukt werd. Zijn moderne nerveuze versvorm geeft uitdrukking aan een diep gevoel van verwantschap met al het levende, speciaal ook met de dieren in het wild.
Van olga kirsch [geb. 1924] verscheen de bundel Mure van die hart [1948], waarin zij o.a. als overtuigd zioniste uiting geeft aan haar hartstochtelijke gevoelens van diepe rouw, verlangen en strijdvaardig idealisme.
Andere veelbelovende dichters zijn: p.j. philander [geb. 1921] met de bundel Uurglas [1955] en peter blum [geb. 1925] de auteur van Steenbok tot poolsee [1955].
De bundel Die verlate tuin [1954] door ina rousseau [geb. 1926] werd te Amsterdam bekroond met de Reina Prinsen Geerligsprijs.