Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Alle de gedichten. Deel 1 (1662)

Informatie terzijde

Titelpagina van Alle de gedichten. Deel 1
Afbeelding van Alle de gedichten. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Alle de gedichten. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.08 MB)

Scans (94.53 MB)

Scans (34.70 MB)

ebook (3.99 MB)

XML (1.58 MB)

tekstbestand






Editeur

Jacob Lescaille



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Alle de gedichten. Deel 1

(1662)–Jan Vos–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Op de brandt van de Nieuwekerk t'Amsterdam.

 
Wat schriklyk moordtgeschreeuw laat zich aan d'Amstel hooren?
 
De burgers waapnen zich en vliegen naar den Dam.
 
Ik zie, o ramp! de kerk door 't vuur in asch versmooren.
 
Myn hairen ryzen door het ryzen van de vlam.
 
Een onverwacht ellendt komt elk met angst aanranden.
 
De harten sluiten nu de vlam het dak ontsluit.
 
Myn bloedt wordt koudt van schrik door d'overheete branden.
 
Het schynt dat Etna al de zwavelkoolen uit
 
Haar gloênde gorgel, steil naar 't starrendak, komt braaken.
 
De zonkoets deedt all' d'aardt, door Faëton, vergaan;
 
De bergen morselen; de wildernissen blaaken;
 
De golven kooken, en de natte visschen braân:
 
Nu vreest de Zon dat d'aardt de hemel zal verslinnen.
 
De noodt gebiedt, zegt zy, dat elk zich zelf behoedt.
 
Voorzichtigh vrezen kan het stout geweldt verwinnen.
 
De wakkerheidt is meer dan list en oorlogsmoedt.
 
Zy rukt de wolken t'zaam, om zich hier door te weeren,
 
En mengtze voort met sneeuw, met hagel, ys en damp.
 
De heete vonken zyn door 't koude nat te keeren.
 
Zoo wordt het licht behoedt van 's hemels helle lamp.
 
Het hongrig vuur bestaat hier alles te verdelgen;
 
Het poogt gewelfsel, wandt en 't koor, vol sierlykheên,
 
Door 't gierigh knaagen, deur haar ruime keel te zwelgen.
 
Haar gloênde tanden zyn veel harder dan de steen.
[pagina 266]
[p. 266]
 
Nu valt de tooren, daar het dak meê plag te brallen.
 
Zoo ploft een bergtop, door de donder los gemaakt,
 
Als zy, door 't woeden van de windt, op d'aardt komt vallen.
 
Het grondtys, daar de vorst het Y meê dekte, kraakt,
 
En scheurt, door deeze val, tot in de kil der grachten.
 
Wie komt my, roept het Y, bestryden in het nat?
 
Wie dat de goôn bestormt, heeft niet dan ramp te wachten.
 
De gruwlen worden door het wreeken afgemat.
 
Al spreekend' (want de rook quam in zyn aanzicht weien)
 
Verschool hy onder 't ys, met zyn beslibde staf.
 
De klokken die de doôn naar 't naare graf geleien,
 
Zyn nu, door 't vallen van de tooren, zelf in 't graf.
 
Zy die all' oogen, by het lyk, aan zoute traanen
 
Deên smelten, ziet men hier gesmolten door het vuur.
 
Het woeden van de vlam kan alle rampen baanen.
 
De zerken barsten op van d'een tot d'andre muur.
 
De lyken worden, door de gloedt van 't puin, gebraaden.
 
De dooden steeken 't hooft verbaast ten graaven uit;
 
Zy meenen dat all' d'aardt, van boosheidt overlaaden,
 
Door 't vuur tot asch verteert, en dat hen 't schor geluidt
 
Van Godts bazuin op wekt, om 't oordeel te verwachten.
 
Zy sidderen van schrik: de vrees heeft hen vermant.
 
De vrees voor 't oordeel kan het stoutste hart verkrachten.
 
't Rechtvaardigh vierschaar heeft een recht- en slinkehandt.
 
Een boos geweeten weet niet dan het quaadtst' te vreezen.
 
De deugdt heeft all' haar hoop op Godts gena gestelt.
 
Daar daalt het leiendak, zoo hemelhoog gereezen,
 
Als in een diepe hel de vlammen doen geweldt.
 
Het koor noch onlangs, voor de bruidt, met groen behangen,
 
Is nu verdort, gelyk het afgesneeden kruidt.
 
Het holle welfsel, dat op Davids schelle zangen
 
Weêrgalmde, geeft nu niet dan overdof geluidt.
 
Het orgel, dat onz' oor door klanken wist t'ontsluiten,
 
Bevindt haar keel, helaas! door puinstof toegedaan.
[pagina 267]
[p. 267]
 
My dunkt ik hoor in d'asch noch een van haare fluiten,
 
Zy schynt, al morrend' op de brandt, geluidt te slaan:
 
Maar 't komt zoo droef, zoo dof en treurigh in myn ooren
 
Gelyk de nachtuil, als zy niet dan onheil meldt.
 
Wie blyven wil, ik wyk, om niet door rook te smooren.
 
Noch eist 'er op de wandt, eer ik vertrok, gestelt:
 
Dus wirdt de kerk tot asch, in minder dan twee uuren.
 
Het vuur, dat alles baart, weet alles te verduuren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken